Markus 13
Het heilig evangelie naar de beschrijving van Markus

HSV

De verwoesting van Jeruzalem voorzegd

1En toen Hij Matt. 24:1; Luk. 21:5uit de tempel ging, zei een van Zijn discipelen tegen Hem: Meester, kijk, wat een stenen en wat een gebouwen!

2En Jezus antwoordde hem: Ziet u deze grote gebouwen? 1 Kon. 9:7,8; Micha 3:12; Luk. 19:44Er zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden.

3Matt. 24:3; Luk. 21:7En toen Hij op de Olijfberg zat, tegenover de tempel, vroegen Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas Hem toen zij alleen waren:

4Hand. 1:6Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken wanneer al deze dingen in vervulling zullen gaan?

5En Jezus antwoordde hun en begon te zeggen: Jer. 29:8; Efez. 5:6; 2 Thess. 2:2,3; 1 Joh. 4:1Pas op dat niemand u misleidt.

6Want velen zullen komen Jer. 14:14; 23:21onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden.

7En wanneer u hoort van oorlogen en geruchten van oorlogen, word dan niet verschrikt, want dit moet gebeuren, maar het is nog niet het einde.

8Jes. 19:2Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen aardbevingen zijn in verscheidene plaatsen en er zullen hongersnoden zijn en onlusten. Deze dingen zijn het begin van de weeën.

9Matt. 10:17; 24:9; Luk. 21:12; Joh. 15:19; 16:2; Openb. 2:10Past u op uzelf; want ze zullen u overleveren aan raadsvergaderingen, en in de synagogen zult u geslagen worden; en u zult voor stadhouders en koningen geplaatst worden omwille van Mij, tot een getuigenis voor hen.

10En het Evangelie moet eerst gepredikt worden aan alle volken.

11Matt. 10:19; Luk. 12:11; 21:14En wanneer ze u zullen wegleiden om u over te leveren, wees dan van tevoren niet bezorgd wat u spreken moet, en bedenk het niet; maar wat u op dat moment gegeven zal worden, spreek dat, want u bent het niet die spreekt, maar de Heilige Geest.

12Ezech. 38:21; Micha 7:6En de ene broer zal de andere overleveren tot de dood en de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders en zullen hen doden.

13En u zult door allen gehaat worden omwille van Mijn Naam, Matt. 10:22; 24:13; Luk. 21:19; Openb. 2:7,10maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.

Over de grote verdrukking

14Matt. 24:15; Luk. 21:20Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover door de profeet Dan. 9:27Daniël gesproken is, zult zien staan waar het niet behoort – Luk. 21:21laat hij die het leest, daarop letten! – laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen.

15En wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan in het huis om iets uit zijn huis te halen,

16en wie op de akker is, moet niet terugkeren naar wat hij achterliet, om zijn bovenkleed te halen.

17Maar wee de zwangere en de zogende vrouwen in die dagen!

18En bid dat uw vlucht niet zal plaatsvinden in de winter.

19Want die dagen zullen dagen van zo'n verdrukking zijn als er niet geweest is vanaf het begin van de schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en er ook nooit meer zijn zal.

20En als de Heere die dagen niet ingekort had, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij die dagen ingekort.

21Matt. 24:23; Luk. 21:8En als dan iemand tegen u zal zeggen: Zie, hier is de Christus; of zie, Hij is daar; geloof het niet.

22Deut. 13:1; 2 Thess. 2:11Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen tekenen en wonderen doen om – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen te misleiden.

23Maar past u op; zie, Ik heb u alles van tevoren gezegd!

Over de wederkomst

24Jes. 13:10; Ezech. 32:7; Joël 2:31; 3:15; Matt. 24:29; Luk. 21:25; Openb. 6:12Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven.

25En de sterren van de hemel zullen daaruit vallen en de krachten in de hemelen zullen heftig bewogen worden.

26Dan. 7:10; Matt. 16:27; 24:30; Mark. 14:62; Luk. 21:27; Hand. 1:11; 1 Thess. 4:16; 2 Thess. 1:10; Openb. 1:7En dan zullen ze de Zoon des mensen zien komen in de wolken, met grote kracht en heerlijkheid.

27En dan zal Hij Zijn engelen uitzenden en Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het uiterste van de aarde tot het uiterste van de hemel.

28Matt. 24:32; Luk. 21:29En leer van de vijgenboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is.

29Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien gebeuren, weet dan dat het nabij is, voor de deur.

30Voorwaar, Ik zeg u dat dit geslacht zeker niet voorbij zal gaan totdat al deze dingen gebeurd zijn.

31Ps. 102:27; Jes. 40:8; 51:6; Hebr. 1:11De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen zeker niet voorbijgaan.

32Matt. 24:36; Hand. 1:7Maar die dag en dat moment is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, ook aan de Zoon niet, maar alleen aan de Vader.

Aansporing tot waakzaamheid

33Matt. 24:42; 25:13; Luk. 12:40; 21:36; 1 Thess. 5:6Let op: waak en bid, want u weet niet wanneer het de tijd is.

34Het zal zijn als bij iemand die naar het buitenland ging: hij verliet zijn huis, gaf zijn dienaren volmacht, en gaf aan ieder zijn werk, en gebood de deurwachter waakzaam te zijn.

35Wees dus waakzaam! Want u weet niet wanneer de heer des huizes komt, 's avonds laat of te middernacht of met het hanengekraai of 's morgens vroeg,

36opdat hij u niet, als hij plotseling komt, slapend aantreft.

37En wat Ik tegen u zeg, zeg Ik tegen allen: Wees waakzaam!

13

Verwoesting van Jeruzalem voorzegd

1En als Hij Matt. 24:1. Luk. 21:5.uit den tempel ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester! zie, hoedanige stenen, en hoedanige gebouwen!

2En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? 1 Kon. 9:7, 8. Micha 3:12. Luk. 19:44.Er zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.

3Matt. 24:3. Luk. 21:7.En als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegen den tempel over, vraagden Hem Petrus, en Jakobus, en Johannes, en Andréas, alleen:

4Hand. 1:6.Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk is het teken, wanneer deze dingen alle voleindigd zullen worden?

5En Jezus, hun antwoordende, begon te zeggen: Jer. 29:8. Efez. 5:6. 2 Thess. 2:2, 3. 1 Joh. 4:1.Ziet toe, dat u niemand verleide.

6Want velen zullen komen Jer. 14:14. 23:21.onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zullen velen verleiden.

7En wanneer gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen, zo wordt niet verschrikt; want dit moet geschieden; maar nog is het einde niet.

8Jes. 19:2.Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen aardbevingen zijn in verscheidene plaatsen, en er zullen hongersnoden wezen, en beroerten. Deze dingen zijn maar beginselen der smarten.

9Matt. 10:17. 24:9. Luk. 21:12. Joh. 15:19. 16:2. Openb. 2:10.Maar ziet gij voor uzelven toe; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in de synagogen; gij zult geslagen worden, en voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden, om Mijnentwil, hun tot een getuigenis.

10En het Evangelie moet eerst gepredikt worden onder al de volken.

11Matt. 10:19. Luk. 12:11. 21:4.Doch wanneer zij u leiden zullen, om u over te leveren, zo zijt te voren niet bezorgd, wat gij spreken zult, en bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal worden, spreekt dat; want gij zijt het niet, die spreekt, maar de Heilige Geest.

12Ezech. 38:21. Micha 7:6.En de ene broeder zal den anderen broeder overleveren tot den dood, en de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders, en zullen hen doden.

13En gij zult gehaat worden van allen, om Mijns Naams wil; Matt. 10:22. 24:13. Luk. 21:19. Openb. 2:7, 10.maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.

Over de grote verdrukking

14Matt. 24:15. Luk. 21:20.Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet Dan. 9:27.Daniël gesproken is, staande waar het niet behoort, (die het leest, die merke daarop!) Luk. 21:21.alsdan, die in Judéa zijn, dat zij vlieden op de bergen.

15En die op het dak is, kome niet af in het huis, en ga niet in, om iets uit zijn huis weg te nemen.

16En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn kleed te nemen.

17Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen!

18Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters.

19Want die dagen zullen zulke verdrukking zijn, welker gelijke niet geweest is van het begin der schepselen, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook niet zijn zal.

20En indien de Heere de dagen niet verkort had, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij de dagen verkort.

21Matt. 24:23. Luk. 21:8.En alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus; of ziet, Hij is daar; gelooft het niet.

22Deut. 13:1. 2 Thess. 2:11.Want er zullen valse christussen, en valse profeten opstaan, en zullen tekenen en wonderen doen, om te verleiden, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen.

23Maar gijlieden ziet toe; ziet, Ik heb u alles voorzegd!

Over de wederkomst

24Jes. 13:10. Ezech. 32:7. Joël 2:31. 3:15. Matt. 24:29. Luk. 21:25. Openb. 6:12.Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven.

25En de sterren des hemels zullen daaruit vallen, en de krachten, die in de hemelen zijn, zullen bewogen worden.

26Dan. 7:10. Matt. 16:27. 24:30. Mark. 14:62. Luk. 21:27. Hand. 1:11. 1 Thess. 4:16. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7.En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken, met grote kracht en heerlijkheid.

27En alsdan zal Hij Zijn engelen uitzenden, en zal Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het uiterste der aarde, tot het uiterste des hemels.

28Matt. 24:32. Luk. 21:29.En leert van den vijgeboom deze gelijkenis; wanneer nu zijn tak teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is.

29Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het nabij, voor de deur is.

30Voorwaar, Ik zeg u, dat dit geslacht niet zal voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.

31Ps. 102:27. Jes. 40:8. 51:6. Hebr. 1:11.De hemel en de aarde zullen voorbijgaan; maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.

32Matt. 24:36. Hand. 1:7.Maar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen, die in den hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader.

Waarschuwing tot waakzaamheid

33Matt. 24:42. 25:13. Luk. 12:40. 21:36. 1 Thess. 5:6.Ziet toe, waakt en bidt; want gij weet niet, wanneer de tijd is.

34Gelijk een mens, buiten 's lands reizende, zijn huis verliet, en zijn dienstknechten macht gaf, en elk zijn werk, en den deurwachter gebood, dat hij zou waken;

35Zo waakt dan (want gij weet niet, wanneer de heer des huizes komen zal, des avonds laat, of ter middernacht, of met het hanengekraai, of in den morgenstond);

36Opdat hij niet onvoorziens kome, en u slapende vinde.

37En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik allen: Waakt.