| |  | Lukas 24 | |
1 | En op de eerste dag van de week gingen zij, heel vroeg in de morgen, naar het graf en brachten de specerijen mee die zij gereedgemaakt hadden, en sommigen gingen met hen mee. |
| Matt. 28:1 | Laat na de sabbat, toen het licht begon te worden op de eerste dag van de week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria om naar het graf te kijken. |
| Mark. 16:1 | En toen de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena, Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen gekocht om Hem te gaan zalven. |
| Joh. 20:1 | En op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena vroeg, toen het nog donker was, naar het graf, en zij zag dat de steen van het graf weggenomen was. |
2 | Zij nu vonden de steen afgewenteld van het graf. |
3 | En toen ze naar binnen gegaan waren, vonden zij het lichaam van de Heere Jezus niet. |
4 | En het gebeurde toen ze daarover in twijfel waren, zie, twee mannen stonden bij hen in blinkende gewaden. |
5 | En toen zij zeer bevreesd werden en het gezicht naar de grond bogen, zeiden die tegen hen: Waarom zoekt u de Levende bij de doden? |
6 | Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinner u hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was:  |
| |
Opgestaan vs. opgewekt: De SV heeft hier gekozen voor opgestaan. Dit is op zich geen onjuiste vertaling. Het Grieks heeft echter twee werkwoorden met deze betekenis, nl. anistèmi en egeiroo. Het eerste betekent letterlijk opstaan terwijl het andere eigenlijk opwekken betekent. Theologisch gezien is het verschil tussen opstaan en opwekken niet zonder betekenis. Om die reden heeft de HSV ervoor gekozen om op plaatsen waar het om de opstanding van Christus gaat, beide begrippen verschillend te vertalen. |
| Matt. 16:21 | Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te laten zien dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden van de kant van de oudsten en de overpriesters en de schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden en op de derde dag zou worden opgewekt. |
| Matt. 17:22 | Toen zij in Galilea verbleven, zei Jezus tegen hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen van mensen. |
| Matt. 20:18 | Zie, wij gaan naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; |
| Mark. 8:31 | En Hij begon hun te onderwijzen dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan. |
| Mark. 9:31 | Want Hij gaf onderwijs aan Zijn discipelen en zei tegen hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen van mensen en zij zullen Hem doden, en nadat Hij gedood is, zal Hij op de derde dag opstaan. |
| Mark. 10:33 | Zie, wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en de schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem aan de heidenen overleveren. |
| Luk. 9:22 | Hij zei: De Zoon des mensen moet veel lijden en verworpen worden door de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden, en Hij moet gedood en op de derde dag opgewekt worden. |
| Luk. 18:31 | En Hij nam de twaalf bij Zich en zei tegen hen: Zie, wij gaan naar Jeruzalem en alles wat geschreven is door de profeten zal aan de Zoon des mensen volbracht worden. |
7 | De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in handen van zondige mensen en gekruisigd worden en op de derde dag opstaan. |
8 | En zij herinnerden zich Zijn woorden. |
| Joh. 2:22 | Toen Hij dan uit de doden was opgewekt, herinnerden Zijn discipelen zich dat Hij dit tegen hen gezegd had en geloofden zij de Schrift en het woord dat Jezus gesproken had. |
9 | En toen zij teruggekeerd waren van het graf, berichtten ze dit alles aan de elf discipelen en aan alle anderen. |
| Matt. 28:8 | En zij gingen haastig van het graf weg, met vrees en grote blijdschap, en zij snelden weg om het Zijn discipelen te berichten. |
| Mark. 16:10 | Die ging heen en berichtte het aan hen die bij Hem geweest waren, die treurden en huilden. |
10 | En het waren Maria Magdalena, Johanna en Maria, de moeder van Jakobus, en de anderen die bij hen waren, die dit tegen de apostelen zeiden. |
11 | En hun woorden leken hun kletspraat en zij geloofden hen niet. |
12 | Maar Petrus stond op en snelde naar het graf en toen hij zich vooroverboog, zag hij alleen de linnen doeken liggen. En hij ging weg en verwonderde zich over wat er gebeurd was.  |
| |
Lopen vs. snellen: Het woordje lopen zoals dat door de Statenvertalers gebruikt werd, had in de 17e eeuw de betekenis van snel lopen. Vandaar dat de HSV het grondwoord in veel gevallen met snellen, wegsnellen of toesnellen vertaalt. Op ander plaatsen, waar het om een wedstrijd gaat, is gekozen voor hardlopen. Een enkele keer is gewoon lopen voldoende omdat het zinsverband voldoende duidelijk maakt dat het om hardlopen gaat. In 2 Thes. 3:1 heeft het grondwoord een wat meer abstracte betekenis. Daar is gekozen voor zijn loop hebben. |
| Joh. 20:3 | Petrus dan ging naar buiten, en de andere discipel, en zij kwamen bij het graf. |
| Joh. 20:6 | Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging het graf wel binnen en zag de doeken liggen. |
13 | En zie, twee van hen gingen op diezelfde dag naar een dorp dat zestig stadiën van Jeruzalem verwijderd was en waarvan de naam Emmaüs was. |
| Mark. 16:12 | En daarna is Hij in een andere gedaante geopenbaard aan twee van hen, terwijl zij wandelden en naar het veld gingen. |
14 | En zij spraken met elkaar over al deze dingen die gebeurd waren. |
15 | En het gebeurde, terwijl zij met elkaar spraken en van gedachten wisselden, dat Jezus Zelf bij hen kwam en met hen meeliep. |
| Luk. 24:36 | En toen zij over deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in hun midden en zei tegen hen: Vrede zij u. |
| Matt. 18:20 | Want waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden. |
16 | Maar hun ogen werden gesloten gehouden, zodat zij Hem niet herkenden. |
17 | En Hij zei tegen hen: Wat zijn dit voor gesprekken die u al lopend met elkaar voert en waarom ziet u er zo bedroefd uit? |
18 | En de één, van wie de naam Kleopas was, antwoordde en zei tegen Hem: Bent U als enige een vreemdeling in Jeruzalem dat U niet weet welke dingen daar in deze dagen gebeurd zijn? |
19 | En Hij zei tegen hen: Welke dan? En zij zeiden tegen Hem: De dingen met betrekking tot Jezus de Nazarener, Die een Profeet was, machtig in werken en woorden voor God en heel het volk; |
| Luk. 7:16 | En vrees greep hen allen aan en zij verheerlijkten God en zeiden: Een groot Profeet is onder ons opgestaan; en: God heeft naar Zijn volk omgezien. |
| Joh. 4:19 | De vrouw zei tegen Hem: Heere, ik zie dat U een profeet bent. |
| Joh. 6:14 | Toen de mensen dan het teken dat Jezus gedaan had, gezien hadden, zeiden zij: Híj is werkelijk de Profeet, Die in de wereld komen zou. |
20 | en hoe onze overpriesters en leiders Hem overgeleverd hebben om Hem ter dood te veroordelen, en Hem gekruisigd hebben. |
21 | En wij hoopten dat Hij het was Die Israël zou verlossen. Maar al met al is het vandaag de derde dag sinds deze dingen gebeurd zijn. |
| Hand. 1:6 | Zij dan die samengekomen waren, vroegen Hem: Heere, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen? |
22 | Maar ook hebben sommige vrouwen uit ons midden, die vroeg in de morgen bij het graf geweest zijn, ons versteld doen staan. |
| Matt. 28:8 | En zij gingen haastig van het graf weg, met vrees en grote blijdschap, en zij snelden weg om het Zijn discipelen te berichten. |
| Mark. 16:10 | Die ging heen en berichtte het aan hen die bij Hem geweest waren, die treurden en huilden. |
| Joh. 20:18 | Maria Magdalena ging en berichtte de discipelen dat zij de Heere gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had. |
23 | En toen zij Zijn lichaam niet vonden, kwamen ze zeggen dat ze zelfs een verschijning van engelen gezien hadden, die zeiden dat Hij leeft. |
24 | En sommigen van hen die bij ons waren, gingen naar het graf en troffen het ook zo aan als de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen zij niet. |
25 | En Hij zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! |
26 | Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? |
| Jes. 50:6 | Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan,
Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken.
Mijn gezicht verberg Ik niet
voor smaad en speeksel. |
| Jes. 53:5 | Maar Hij is om onze overtredingen verwond,
om onze ongerechtigheden verbrijzeld.
De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem,
en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. |
| Filipp. 2:7 | maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. |
| Hebr. 12:2 | terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechter hand van de troon van God. |
| 1 Petr. 1:11 | Zij onderzochten op welke en wat voor tijd de Geest van Christus, Die in hen was, doelde, toen Hij tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna. |
27 | En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was. |
| Gen. 3:15 | En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw,
en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht;
Dat zal u de kop vermorzelen,
en u zult Het de hiel vermorzelen. |
| Gen. 22:18 | En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent. |
| Gen. 26:4 | Ik zal uw nageslacht zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en uw nageslacht al deze landen geven. In uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, |
| Gen. 49:10 | De scepter zal van Juda niet wijken
en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten,
totdat Silo komt,
en Hem zullen de volken gehoorzamen. |
| Deut. 18:15 | Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren, |
| Ps. 132:11 | De HEERE heeft David in waarheid gezworen,
en Hij zal daar niet van afwijken:
Eén van de vrucht van uw schoot
zal Ik op uw troon zetten. |
| Jes. 7:14 | Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven. |
| Jes. 9:5 | Want een Kind is ons geboren,
een Zoon is ons gegeven,
en de heerschappij rust
op Zijn schouder.
En men noemt Zijn Naam
Wonderlijk, Raadsman,
Sterke God,
Eeuwige Vader,
Vredevorst. |
| Jes. 40:10 | Zie, de Heere HEERE zal komen tegen de sterke,
en Zijn arm zal heersen.
Zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich,
Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit. |
| Jer. 23:5 | Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE,
dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan.
Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen,
Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. |
| Jer. 33:14 | Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord gestand zal doen dat Ik gesproken heb tot het huis van Israël en over het huis van Juda. |
| Ezech. 34:23 | Ik zal over hen één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden: Mijn Knecht David. Híj zal ze weiden en Híj zal een Herder voor ze zijn. |
| Ezech. 37:25 | Zij zullen wonen in het land dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb, waarin uw vaderen gewoond hebben. Zij zullen daarin wonen, zij met hun kinderen en hun kleinkinderen, tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal tot in eeuwigheid hun Vorst zijn. |
| Dan. 9:24 | Zeventig weken zijn er bepaald
over uw volk en uw heilige stad,
om de overtreding te beëindigen,
de zonden te verzegelen,
de ongerechtigheid te verzoenen,
om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen,
om visioen en profeet te verzegelen,
en om de Heiligheid van heiligheden te zalven. |
| Micha 7:20 | U zult Jakob de trouw bewijzen
en Abraham de goedertierenheid,
die U aan onze vaderen gezworen hebt vanaf de dagen van weleer. |
28 | En zij kwamen dicht bij het dorp waar ze naartoe gingen en Hij deed alsof Hij verder zou gaan. |
29 | En zij drongen er bij Hem op aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag is gedaald. En Hij ging naar binnen om bij hen te blijven. |
| Gen. 19:3 | Hij drong echter sterk bij hen aan, zodat zij van hun weg afweken naar hem toe, en zijn huis binnengingen. Hij richtte een maaltijd voor hen aan. Hij bakte ongezuurde broden en zij aten. |
| Hand. 16:15 | En toen zij gedoopt was, en haar huis genoten, drong zij er bij ons op aan: Als u van oordeel bent dat ik trouw ben aan de Heere, kom dan in mijn huis en blijf er. En zij drong er sterk bij ons op aan. |
| Hebr. 13:2 | Vergeet de gastvrijheid niet, want hierdoor hebben sommigen zonder het te weten engelen onderdak geboden. |
30 | En het gebeurde, toen Hij met hen aan tafel aanlag, dat Hij het brood nam en het zegende. En toen Hij het gebroken had, gaf Hij het aan hen. |
31 | En hun ogen werden geopend, en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. |
32 | En zij zeiden tegen elkaar: Was ons hart niet brandend in ons, toen Hij onderweg tot ons sprak en voor ons de Schriften opende? |
33 | En op datzelfde moment stonden zij op en keerden terug naar Jeruzalem, en vonden de elf discipelen en hen die bij hen waren, bijeen. |
34 | Die zeiden: De Heere is werkelijk opgewekt en is aan Simon verschenen.  |
| |
Opgestaan vs. opgewekt: De SV heeft hier gekozen voor opgestaan. Dit is op zich geen onjuiste vertaling. Het Grieks heeft echter twee werkwoorden met deze betekenis, nl. anistèmi en egeiroo. Het eerste betekent letterlijk opstaan terwijl het andere eigenlijk opwekken betekent. Theologisch gezien is het verschil tussen opstaan en opwekken niet zonder betekenis. Om die reden heeft de HSV ervoor gekozen om op plaatsen waar het om de opstanding van Christus gaat, beide begrippen verschillend te vertalen. |
| 1 Kor. 15:5 | en dat Hij verschenen is aan Kefas, daarna aan de twaalf. |
35 | En zij vertelden wat er onderweg gebeurd was, en hoe Hij door hen herkend was bij het breken van het brood. |
| Verschijning aan de elf apostelen |
36 | En toen zij over deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in hun midden en zei tegen hen: Vrede zij u. |
| Mark. 16:14 | Later is Hij geopenbaard aan de elf, terwijl zij aanlagen, en Hij verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart, omdat zij hen niet geloofd hadden die Hem gezien hadden nadat Hij opgewekt was. |
| Joh. 20:19 | Toen het nu avond was op die eerste dag van de week en de deuren van de plaats waar de discipelen bijeenwaren, uit vrees voor de Joden gesloten waren, kwam Jezus en Hij stond in hun midden en zei tegen hen: Vrede zij u! |
| 1 Kor. 15:5 | en dat Hij verschenen is aan Kefas, daarna aan de twaalf. |
37 | En zij werden angstig en zeer bevreesd en dachten dat ze een geest zagen. |
38 | En Hij zei tegen hen: Waarom bent u in verwarring en waarom komen zulke overwegingen op in uw hart?  |
39 | Zie Mijn handen en Mijn voeten, want Ik ben het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb. |
40 | En terwijl Hij dit zei, liet Hij hun de handen en de voeten zien.  |
| | Dit vers komt niet in alle Griekse manuscripten voor. |
41 | En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden, en zich verwonderden, zei Hij tegen hen: Hebt u hier iets te eten? |
| Joh. 21:10 | Jezus zei tegen hen: Breng wat van de vissen die u nu gevangen hebt. |
42 | En zij gaven Hem een stuk van een gebakken vis en van een honingraat. |
43 | En Hij nam het aan en at het voor hun ogen op. |
44 | En Hij zei tegen hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles vervuld moest worden wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en in de Profeten en in de Psalmen. |
| Luk. 24:6 | Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinner u hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was: |
| Matt. 16:21 | Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te laten zien dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden van de kant van de oudsten en de overpriesters en de schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden en op de derde dag zou worden opgewekt. |
| Matt. 17:22 | Toen zij in Galilea verbleven, zei Jezus tegen hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen van mensen. |
| Matt. 20:18 | Zie, wij gaan naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; |
| Mark. 8:31 | En Hij begon hun te onderwijzen dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan. |
| Mark. 9:31 | Want Hij gaf onderwijs aan Zijn discipelen en zei tegen hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen van mensen en zij zullen Hem doden, en nadat Hij gedood is, zal Hij op de derde dag opstaan. |
| Mark. 10:33 | Zie, wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en de schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem aan de heidenen overleveren. |
| Luk. 9:22 | Hij zei: De Zoon des mensen moet veel lijden en verworpen worden door de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden, en Hij moet gedood en op de derde dag opgewekt worden. |
| Luk. 18:31 | En Hij nam de twaalf bij Zich en zei tegen hen: Zie, wij gaan naar Jeruzalem en alles wat geschreven is door de profeten zal aan de Zoon des mensen volbracht worden. |
45 | Toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen. |
46 | En Hij zei tegen hen: Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag. |
| Ps. 22:7 | Maar ik ben een worm en geen man,
een smaad van mensen en veracht door het volk. |
| Hand. 17:3 | Hij opende die en zette voor hen uiteen dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden, en dat deze Jezus de Christus is, Die ik – zo zei hij – u verkondig. |
47 | En in Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, te beginnen bij Jeruzalem. |
| Hand. 13:38 | Laat het u dan bekend zijn, mannenbroeders, dat door Hem aan u vergeving van de zonden verkondigd wordt |
| 1 Joh. 2:12 | Ik schrijf u, lieve kinderen, want de zonden zijn u vergeven omwille van Zijn Naam. |
| Hand. 2:4 | En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. |
48 | En u bent van deze dingen getuigen. |
49 | En zie, Ik zend de belofte van Mijn Vader op u; maar blijft u in de stad Jeruzalem, totdat u met kracht uit de hoogte bekleed zult worden. |
| Joh. 14:26 | Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb. |
| Joh. 15:26 | Maar wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die over Mij getuigen. |
| Joh. 16:7 | Maar Ik zeg u de waarheid: Het is nuttig voor u dat Ik wegga, want als Ik niet wegga, zal de Trooster niet naar u toe komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem naar u toe zenden. |
| Hand. 1:4 | En toen Hij met hen samen was, beval Hij hun dat zij niet uit Jeruzalem weg zouden gaan, maar de belofte van de Vader zouden verwachten, die u, zei Hij, van Mij gehoord hebt; |
| Hand. 1:4 | En toen Hij met hen samen was, beval Hij hun dat zij niet uit Jeruzalem weg zouden gaan, maar de belofte van de Vader zouden verwachten, die u, zei Hij, van Mij gehoord hebt; |
50 | Hij leidde hen naar buiten tot bij Bethanië. En Hij hief Zijn handen op en zegende hen. |
| Hand. 1:12 | Toen keerden zij terug naar Jeruzalem, van de berg die de Olijf berg genoemd wordt, die vlak bij Jeruzalem is en daar een sabbatsreis vandaan ligt. |
51 | En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij Zich van hen verwijderde. En Hij werd opgenomen in de hemel. |
52 | En zij aanbaden Hem en keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap. |
53 | En zij waren voortdurend in de tempel, terwijl ze God loofden en dankten. Amen. | | |
|