1 Korinthe 2
De eerste brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Korinthe

HSV

Karakter en doel van de prediking

1En ik, broeders, toen ik bij u kwam, Vers 4; 1 Kor. 1:17ben niet gekomen om u met voortreffelijkheid van woorden of van wijsheid het getuigenis van God te verkondigen,

2want ik had mij voorgenomen niets anders onder u te weten dan Jezus Christus, en Die gekruisigd.

3Hand. 18:1En ik was bij u in Hand. 18:3; 2 Kor. 10:10zwakheid, met vrees en veel beven.

4En mijn spreken en mijn prediking Vers 1; 1 Kor. 1:17; 2 Petr. 1:16bestonden niet in overtuigende woorden van menselijke wijsheid, maar in het betonen van geest en kracht,

5opdat uw geloof niet zou bestaan in wijsheid van mensen, 2 Kor. 4:7maar in kracht van God.

6Job 28:21En wij spreken wijsheid onder de geestelijk volwassenen,2:6 volwassenen - Letterlijk: volmaakten. maar een wijsheid Jak. 3:15niet van deze wereld, en ook niet van de leiders van deze wereld, 1 Kor. 15:24die tenietgedaan worden.

7Wij spreken echter Rom. 16:25de wijsheid van God, als een geheimenis; een wijsheid 1 Kor. 4:1die verborgen was en die God vóór alle eeuwen voorbestemd heeft tot onze heerlijkheid;

8Matt. 11:25; Joh. 7:48; Hand. 13:27; 2 Kor. 3:14een wijsheid die niemand van de leiders van deze wereld gekend heeft. Joh. 16:3; Hand. 3:17; 13:27; 1 Tim. 1:13Immers, als zij die gekend hadden, zouden zij de Heere der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.

9Maar het is zoals geschreven staat: Jes. 64:4Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.

10Matt. 13:11; 2 Kor. 3:18Aan ons echter heeft God het geopenbaard door Zijn Geest. De Geest immers onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten van God.

11Spr. 27:19; Jer. 17:9Want wie van de mensen kent de dingen van de mens dan de geest van de mens, die in hem is? Zo kent ook niemand de dingen van God dan de Geest van God.

12En wij hebben niet ontvangen de geest van de wereld, Rom. 8:15maar de Geest Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons door God genadig geschonken zijn.

13Van die dingen spreken wij ook, Vers 4; 1 Kor. 1:17; 2 Petr. 1:16niet met woorden die de menselijke wijsheid ons leert, maar met woorden die de Heilige Geest ons leert, om geestelijke dingen met geestelijke dingen te vergelijken.

14Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden.

15Spr. 28:5De geestelijke mens beoordeelt wel alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld.

16Jes. 40:13; Rom. 11:34Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend, dat hij Hem zal onderrichten? Maar wij hebben de gedachten van Christus.

2

De aard van Paulus' prediking te Korinthe

1En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, Vers 4. 1 Kor. 1:17.ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden, of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis van God.

2Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd.

3Hand. 18:1.En ik was bij ulieden in Hand. 18:3. 2 Kor. 10:10.zwakheid, en in vreze, en in vele beving.

4En mijn rede, en mijn prediking Vers 1. 1 Kor. 1:17. 2 Petr. 1:16.was niet in bewegelijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht;

5Opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der mensen, 2 Kor. 4:7.maar in de kracht Gods.

6Job 28:21.En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, Jak. 3:15.niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, 1 Kor. 15:24.die te niet worden;

7Maar wij spreken de wijsheid Rom. 16:25.Gods, bestaande 1 Kor. 4:1.in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was;

8Matt. 11:25. Joh. 7:48. Hand. 13:27. 2 Kor. 3:14.Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; Joh. 16:3. Hand. 3:17. 13:27. 1 Tim. 1:13.want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben.

9Maar gelijk geschreven is: Jes. 64:4.Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben.

10Matt. 13:11. 2 Kor. 3:18.Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods.

11Spr. 27:19. Jer. 17:9.Want wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, dan de Geest Gods.

12Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, Rom. 8:15.maar den Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn;

13Dewelke wij ook spreken, Vers 4. 1 Kor. 1:17. 2 Petr. 1:16.niet met woorden, die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden, die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende.

14Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden.

15Spr. 28:5.Doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hij zelf wordt van niemand onderscheiden.

16Jes. 40:13. Rom. 11:34.Want wie heeft den zin des Heeren gekend, die Hem zou onderrichten? Maar wij hebben den zin van Christus.