1 Thessalonicenzen 3
De eerste brief van de apostel Paulus aan de Thessalonicenzen

HSV

Goede berichten door Timotheüs

1Daarom, toen wij dit verlangen niet langer konden verdragen, leek het ons beter om alleen in Athene achtergelaten te worden,

2en hebben we Hand. 16:1; Rom. 16:21; Filipp. 2:19Timotheüs gestuurd, onze broeder en Gods dienaar en onze medearbeider in het Evangelie van Christus, om u in uw geloof te versterken en te bemoedigen,

3Efez. 3:13; Filipp. 1:14opdat niemand in verwarring gebracht zou worden in deze verdrukkingen. Want u weet zelf Hand. 14:22; 2 Tim. 3:12dat wij hiertoe bestemd zijn.

4Toen wij bij u waren, zeiden wij u immers van tevoren dat wij verdrukt zouden worden, zoals ook gebeurd is – en u weet het.

5Daarom heb ik, omdat ook ik dit verlangen niet langer kon verdragen, hem gestuurd om ten aanzien van uw geloof te weten te komen of de verzoeker u misschien niet verzocht had en onze inspanning tevergeefs zou zijn geweest.

6Maar nu is zojuist Timotheüs bij u vandaan bij ons teruggekomen en heeft ons de goede boodschap gebracht van uw geloof en liefde, en dat u altijd een goede herinnering aan ons hebt en vurig verlangt om ons te zien, zoals wij ook u.

7Daardoor zijn wij over u bemoedigd, broeders, bij al onze verdrukking en nood, vanwege uw geloof.

8Want nu leven wij, indien u staande blijft in de Heere.

9Want welke dank kunnen wij God voor u teruggeven, vanwege al de blijdschap waarmee wij ons over u verblijden voor het aangezicht van onze God?

10Rom. 1:10,11; 15:23; 2 Tim. 1:4Wij bidden nacht en dag meer dan overvloedig om uw gezicht te mogen zien en om te volmaken wat aan uw geloof ontbreekt.

Paulus' gebed voor de gemeente

11Maar onze God en Vader Zelf, en onze Heere Jezus Christus, moge onze weg naar u toe leiden.

12En ú moge de Heere doen toenemen en overvloedig maken in de liefde tot elkaar en tot allen, zoals ook wij dat zijn tot u,

131 Kor. 1:8; 1 Thess. 5:23; 2 Thess. 2:17opdat Hij uw harten zou versterken om onberispelijk te zijn in heiliging voor het aangezicht van onze God en Vader, bij de komst van onze Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen.

3

1Daarom, deze begeerte niet langer kunnende verdragen, hebben wij gaarne willen te Athene alleen gelaten worden;

2En hebben gezonden Hand. 16:1. Rom. 16:21. Filipp. 2:19.Timótheüs, onzen broeder, en Gods dienaar, en onzen medearbeider in het Evangelie van Christus, om u te versterken, en u te vermanen van uw geloof;

3Efez. 3:13. Filipp. 1:14.Opdat niemand bewogen worde in deze verdrukkingen; want gij weet zelven, Hand. 14:22. 2 Tim. 3:12.dat wij hiertoe gesteld zijn.

4Want ook, toen wij bij u waren, voorzeiden wij u, dat wij zouden verdrukt worden, gelijk ook geschied is, en gij weet het.

5Daarom ook deze begeerte niet langer kunnende verdragen, heb ik hem gezonden, om uw geloof te verstaan; of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben, en onze arbeid ijdel zou wezen.

6Maar als Timótheüs nu van ulieden tot ons gekomen was, en ons de goede boodschap gebracht had van uw geloof en liefde, en dat gij altijd goede gedachtenis van ons hebt, zeer begerig zijnde om ons te zien, gelijk wij ook om ulieden;

7Zo zijn wij daarom, broeders, over u in al onze verdrukking en nood vertroost geworden door uw geloof;

8Want nu leven wij, indien gij vast staat in den Heere.

9Want wat dankzegging kunnen wij Gode tot vergelding wedergeven voor u, vanwege al de blijdschap, waarmede wij ons om uwentwil verblijden voor onzen God?

10Rom. 1:10, 11. 15:23. 2 Tim. 1:4.Nacht en dag zeer overvloediglijk biddende, om uw aangezicht te mogen zien, en te volmaken, hetgeen aan uw geloof ontbreekt.

Paulus' gebed voor de gemeente

11Doch onze God en Vader Zelf, en onze Heere Jezus Christus richte onzen weg tot u.

12En de Heere vermeerdere u, en make u overvloedig in de liefde jegens elkander en jegens allen, gelijk wij ook zijn jegens u;

131 Kor. 1:8. 1 Thess. 5:23. 2 Thess. 2:17.Opdat Hij uw harten versterke, om onberispelijk te zijn in heiligmaking, voor onzen God en Vader, in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen.