2 Kronieken 17
Het tweede boek Kronieken

HSV

De hervormingen van Josafat

1Toen werd 1 Kon. 15:24zijn zoon Josafat koning in zijn plaats, en hij verstevigde zijn positie in Israël.

2En hij legde een leger in alle versterkte steden van Juda, en legde garnizoenen in het land van Juda, en 2 Kron. 15:8in de steden van Efraïm, die zijn vader Asa ingenomen had.

3De HEERE was met Josafat, want hij ging in de vroegere wegen van zijn vader David, en hij zocht de Baäls niet,

4maar hij zocht de God van zijn vader, en ging in Zijn geboden, en deed niet zoals Israël deed.

5De HEERE bevestigde het koningschap in zijn hand, en heel Juda gaf Josafat geschenken. Hij had rijkdom en eer in overvloed.

6Vastberaden ging hij17:6 Vastberaden ging hij - Letterlijk: hij verhoogde zijn hart. in de wegen van de HEERE, en ook nam hij de offerhoogten en de gewijde palen uit Juda weg.

7In het derde jaar van zijn regering stuurde hij een boodschap naar zijn leiders, naar Ben-Chaïl, Obadja, Zacharja, Nethaneël en Michaja, om in de steden van Juda onderricht te geven.

8Bij hen waren de Levieten Semaja, Nethanja, en Zebadja, Asaël, Semiramoth, Jonathan, Adonia, Tobia en Tob-Adonia, de Levieten; en de priesters Elisama en Joram waren ook bij hen.

9Zij gaven onderricht in Juda, en het wetboek van de HEERE was bij hen. Zij gingen alle steden van Juda rond, en gaven onderricht aan het volk.

10Toen kwam grote vrees voor de HEERE over alle koninkrijken van de landen die rond Juda lagen, zodat ze niet tegen Josafat streden.

11Sommigen van de Filistijnen brachten Josafat geschenken en geld als schatting. Zelfs de Arabieren brachten hem kleinvee: zevenduizend zevenhonderd rammen en zevenduizend zevenhonderd bokken.

12Zo werd Josafat gaandeweg aanzienlijker,17:12 aanzienlijker - Letterlijk: aanzienlijker tot naar boven. en hij bouwde in Juda burchten en voorraadsteden.

13En hij had veel werk in de steden van Juda, en in Jeruzalem had hij strijdbare mannen, dappere helden.

14Dit nu zijn hun opzichters, ingedeeld naar hun families: in Juda waren de bevelhebbers van duizend: de bevelhebber Adna, en met hem driehonderdduizend strijdbare helden;

15naast hem de bevelhebber Johanan, en met hem tweehonderdtachtigduizend strijdbare helden;

16naast hem Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig aan de HEERE overgegeven had, en met hem tweehonderdduizend strijdbare helden;

17uit Benjamin Eljada, een strijdbare held, en met hem tweehonderdduizend strijdbare helden, die met boog en schild gewapend waren;

18naast hem Jozabad, en met hem honderdtachtigduizend man, toegerust voor de strijd.

19Dezen waren allen in dienst van de koning, afgezien van hen die de koning in de versterkte steden in heel Juda geplaatst had.

17

Jósafat koning van Juda

1En 1 Kon. 15:24.zijn zoon Jósafat werd koning in zijn plaats, en hij sterkte zich tegen Israël.

2En hij legde krijgsvolk in alle vaste steden van Juda, en legde bezettingen in het land van Juda, en 2 Kron. 15:8.in de steden van Efraïm, die zijn vader Asa ingenomen had.

3En de HEERE was met Jósafat; want hij wandelde in de vorige wegen zijns vaders Davids, en zocht de Baäls niet.

4Maar hij zocht den God zijns vaders, en wandelde in Zijn geboden, en niet naar het doen van Israël.

5En de HEERE bevestigde het koninkrijk in zijn hand, en gans Juda gaf Jósafat geschenken; en hij had rijkdom en eer in menigte.

6En zijn hart verhief zich in de wegen des HEEREN; en hij nam verder de hoogten en de bossen uit Juda weg.

7In het derde jaar nu zijner regering zond hij tot zijn vorsten, tot Ben-chaïl, en tot Obadja, en tot Zechárja, en tot Natháneël, en tot Michája, opdat men zou leren in de steden van Juda.

8En met hen de Levieten, Semája en Nethánja, en Zebádja, en Asaël, en Semiramôth, en Jónathan, en Adonia, en Tobia, en Tôb-Adonia, de Levieten, en met hen de priesters Elisáma en Joram.

9En zij leerden in Juda, en het wetboek des HEEREN was bij hen; en zij gingen rondom in alle steden van Juda, en leerden onder het volk.

10En een verschrikking des HEEREN werd over alle koninkrijken der landen, die rondom Juda waren, dat zij niet krijgden tegen Jósafat.

11En van de Filistijnen brachten zij Jósafat geschenken met het opgelegde geld; ook brachten hem de Arabieren klein vee, zeven duizend en zevenhonderd rammen, en zeven duizend en zevenhonderd bokken.

12Alzo nam Jósafat toe, en werd ten hoogste groot; daartoe bouwde hij in Juda burchten en schatsteden.

13En hij had veel werks in de steden van Juda, en krijgslieden, kloeke helden in Jeruzalem.

14Dit nu is hun telling, naar de huizen hunner vaderen. In Juda waren oversten der duizenden: Adna de overste, en met hem waren driehonderd duizend kloeke helden.

15Naast hem nu was de overste Jóhanan; en met hem waren tweehonderd en tachtig duizend;

16En naast hem was Amásia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig den HEERE overgegeven had; en met hem waren tweehonderd duizend kloeke helden.

17En uit Benjamin was Eljáda, een kloek held; en met hem tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend waren.

18En naast hem was Józabad; en met hem waren honderd en tachtig duizend, ten krijge toegerust.

19Dezen waren in den dienst des konings; behalve degenen, die de koning in de vaste steden door gans Juda gezet had.