2 Kronieken 2
Het tweede boek Kronieken

HSV

Voorbereiding voor de tempelbouw

1Toen besloot2:1 besloot - Letterlijk: zei. Salomo voor de Naam van de HEERE een huis te bouwen, en een huis voor zijn koninkrijk.

2En Salomo wees een getal aan van2:2 wees een getal aan van - Letterlijk: telde. zeventigduizend man als lastdragers, en tachtigduizend man als steenhouwers in het bergland 1 Kon. 5:16en drieduizend zeshonderd als opzichters erover.

3Daarop 1 Kon. 5:2stuurde Salomo boden naar Hiram,2:3 Hiram - Hebreeuws: Huram; zie ook vers 11 en 12. de koning van Tyrus, om te zeggen: Doe met mij, zoals u met mijn vader David gedaan hebt. U hebt hem indertijd ceders gestuurd om voor hem een huis te bouwen, om daarin te wonen.

4Zie, ik ga een huis voor de Naam van de HEERE, mijn God, bouwen, om Hem te heiligen, om voor Zijn aangezicht geurig reukwerk in rook te laten opgaan, voor het voortdurend uitgestalde brood, en voor de Num. 28:9,10,11brandoffers voor de ochtend en voor de avond, op de sabbatten, en op de nieuwemaansdagen, en op de vastgestelde tijden van de HEERE, onze God. Dit is voor eeuwig ingesteld in Israël.

5Het huis dat ik ga bouwen, zal groot zijn, want onze God is groter dan alle goden.

6Wie zou echter kracht hebben om voor Hem een huis te bouwen? 1 Kon. 8:27; 2 Kron. 6:18; Job 11:7,8,9; Jes. 66:1; Jer. 23:24; Matt. 5:34,35; Hand. 7:49; 17:24Voorzeker, de hemel, ja, de allerhoogste hemel,2:6 de allerhoogste hemel - Letterlijk: de hemel der hemelen. kan Hem niet bevatten! En wie ben ik, dat ik voor Hem een huis zou bouwen, als het niet was om reukoffers voor Zijn aangezicht te brengen?

7Welnu, stuur mij een kundige man die bedreven is in het bewerken van goud, van zilver, van koper, van ijzer, en van roodpurper, van karmozijnrood en van blauwpurper, en er bedreven in is2:7 er bedreven in is - Letterlijk: die weet; zie ook vers 8 en 14. graveringen aan te brengen, samen met de wijzen die bij mij zijn in Juda en in Jeruzalem, die mijn vader David aangetrokken heeft.

8Stuur mij ook ceders, cipressen en sandelhout van de Libanon, want ik weet dat uw dienaren bedreven zijn in het kappen van het hout van de Libanon. En zie, mijn dienaren zullen samen met uw dienaren zijn.

9En dat om voor mij hout in overvloed gereed te maken, want het huis dat ik ga bouwen, zal groot en wonderbaarlijk zijn.

10En zie, ik zal uw dienaren, de houthakkers, die het hout hakken, twintigduizend kor2:10 Een kor is vermoedelijk tussen de 200 en 450 liter. uitgeslagen tarwe, en twintigduizend kor gerst, twintigduizend bath2:10 Een bath is vermoedelijk tussen de 20 en 45 liter. wijn, en twintigduizend bath olie geven.

11Hiram, de koning van Tyrus, antwoordde2:11 antwoordde - Letterlijk: zei. in een brief, en stuurde deze boodschap naar Salomo: Omdat de HEERE Zijn volk liefheeft, heeft Hij u tot koning over hen aangesteld.

12Verder zei Hiram: Geloofd zij de HEERE, de God van Israël, Gen. 1:2; Ex. 20:11; Ps. 33:6; 96:5; 102:26; 124:8; 136:5,6; Hand. 4:24; 14:15; Openb. 10:6Die de hemel en de aarde gemaakt heeft, dat Hij koning David een wijze zoon, die verstand en inzicht heeft,2:12 heeft- Letterlijk: kent; zie ook vers 13. gegeven heeft, die een huis voor de HEERE en een huis voor zijn koninkrijk wil bouwen!

13Welnu, ik stuur een wijze man, die inzicht heeft, Huram Abi.

14Hij is de zoon van een vrouw uit de dochters van Dan, en zijn vader is een man uit Tyrus, die bedreven is in het bewerken van goud, van zilver, van koper, van ijzer, van stenen en van hout, van roodpurper, van blauwpurper, van fijn linnen, en van karmozijnrood, en om allerlei graveringen aan te brengen, en om elk ontwerp te bedenken naar het hem aangegeven zal worden, samen met uw wijzen, en de wijzen van mijn heer, uw vader David.

15Nu dan, laat mijn heer zijn dienaren de tarwe en de gerst, de olie en de wijn, die hij Vers 10toegezegd heeft, sturen.

16En wíj zullen bomen van de Libanon kappen, zoveel als u nodig hebt, en wij zullen die naar u als vlotten over zee naar Jafo brengen. En ú moet ze vandaar overbrengen naar Jeruzalem.

17En Salomo 1 Kon. 5:15telde alle mannelijke vreemdelingen2:17 alle mannelijke vreemdelingen - Letterlijk: alle mannen de vreemdelingen. die in het land van Israël waren, 1 Kron. 22:2na de telling die zijn vader David gehouden had. En het bleken er honderddrieënvijftigduizend zeshonderd te zijn.

18En hij maakte van hen zeventigduizend lastdragers, tachtigduizend steenhouwers in het bergland en drieduizend zeshonderd opzichters om het volk te laten dienen.

2

Overeenkomst van Sálomo met Huram voor den tempelbouw

1Sálomo nu dacht voor den Naam des HEEREN een huis te bouwen, en een huis voor zijn koninkrijk.

2En Sálomo telde zeventig duizend lastdragende mannen, en tachtig duizend mannen, die houwen zouden in het gebergte; 1 Kon. 5:16.mitsgaders drie duizend en zeshonderd opzieners over dezelve.

3En Sálomo 1 Kon. 5:2.zond tot Huram, den koning van Tyrus, zeggende: Gelijk als gij met mijn vader David gedaan hebt, en hebt hem cederen gezonden, om voor hem een huis te bouwen, om daarin te wonen, zo doe ook met mij.

4Zie, ik zal een huis voor den Naam des HEEREN, mijns Gods, bouwen, om Hem te heiligen, om reukwerk der welriekende specerijen voor Zijn aangezicht aan te steken, en voor de toerichting des gedurigen broods, en voor de Num. 28:9, 10, 11.brandofferen des morgens en des avonds, op de sabbatten, en op de nieuwe maanden, en op de gezette hoogtijden des HEEREN, onzes Gods; hetwelk voor eeuwig is in Israël.

5En het huis, dat ik zal bouwen, zal groot zijn; want onze God is groter dan alle goden.

6Doch wie zou de kracht hebben, om voor Hem een huis te bouwen, 1 Kon. 8:27. 2 Kron. 6:18. Job 11:7, 8, 9. Jes. 66:1. Jer. 23:24. Matt. 5:34, 35. Hand. 7:49. 17:24.dewijl de hemelen, ja, de hemel der hemelen, Hem niet bevatten zouden? En wie ben ik, dat ik voor Hem een huis zou bouwen, ten ware om reukwerk voor Zijn aangezicht aan te steken?

7Zo zend mij nu een wijzen man, om te werken in goud, en in zilver, en in koper, en in ijzer, en in purper, en karmozijn, en hemelsblauw, en die weet graveerselen te graveren, met de wijzen, die bij mij zijn in Juda en in Jeruzalem, die mijn vader David beschikt heeft.

8Zend mij ook cederen, dennen, en algummimhout uit Libanon; want ik weet, dat uw knechten het hout van Libanon weten te houwen; en zie, mijn knechten zullen met uw knechten zijn.

9En dat om mij hout in menigte te bereiden; want het huis, dat ik zal bouwen, zal groot en wonderlijk zijn.

10En zie, ik zal uw knechten, den houwers, die het hout houwen, twintig duizend kor uitgeslagen tarwe, en twintig duizend kor gerst geven; daartoe twintig duizend bath wijn, en twintig duizend bath olie.

11Huram nu, de koning van Tyrus, antwoordde door schrift, en zond tot Sálomo: Daarom dat de HEERE Zijn volk lief heeft, heeft Hij u over hen tot koning gesteld.

12Verder zeide Huram: Geloofd zij de HEERE, de God Israëls, Gen. 1:2. Ex. 20:11. Ps. 33:6. 96:5. 102:26. 124:8. 136:5, 6. Hand. 4:24. 14:15. Openb. 10:6.Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, dat Hij den koning David een wijzen zoon, kloek in voorzichtigheid en verstand, gegeven heeft, die een huis voor den HEERE, en een huis voor zijn koninkrijk bouwe!

13Zo zend ik nu een wijzen man, kloek van verstand, Huram Abi;

14Den zoon ener vrouw uit de dochteren van Dan, en wiens vader een man geweest is van Tyrus, die weet te werken in goud, en in zilver, in koper, in ijzer, in stenen, en in hout, in purper, in hemelsblauw, en in fijn linnen, en in karmozijn, en om alle graveersels te graveren, en om te bedenken allen vernuftigen vond, die hem zal voorgesteld worden, met uw wijzen, en de wijzen van mijn heer, uw vader David.

15Zo zende nu mijn heer zijn knechten de tarwe en de gerst, de olie en den wijn, die hij Vers 10.gezegd heeft.

16En wij zullen hout houwen uit den Libanon, naar al uw nooddruft, en zullen het tot u met vlotten, over de zee, naar Jafo brengen; en gij zult het laten ophalen naar Jeruzalem.

17En Sálomo 1 Kon. 5:15.telde al de vreemde mannen, die in het land van Israël waren, achtervolgens de telling, 1 Kron. 22:2.met dewelke zijn vader David die geteld had; en er werden gevonden honderd drie en vijftig duizend en zeshonderd.

18En hij maakte uit dezelve zeventig duizend lastdragers, en tachtig duizend houwers in het gebergte, mitsgaders drie duizend en zeshonderd opzieners, om het volk te doen arbeiden.