2 Korinthe 1
De tweede brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Korinthe

HSV

Afzenders, geadresseerden, groet

1Paulus, apostel van Jezus Christus door de wil van God, en Filipp. 1:1Timotheüs, de broeder, aan de gemeente van God die in Korinthe is, met al de heiligen die in heel Achaje zijn:

2Rom. 1:7; 1 Kor. 1:3; Efez. 1:2; 1 Petr. 1:2genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus.

Dankzegging voor troost en verlossing

3Efez. 1:3; 1 Petr. 1:3Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de barmhartigheden en de God van alle vertroosting,

42 Kor. 7:6Die ons troost in al onze verdrukking, zodat wij hen kunnen troosten die in allerlei verdrukking zijn, met de vertroosting waarmee wij zelf door God getroost worden.

5Ps. 34:20; 94:19Want zoals het lijden van Christus overvloedig over ons komt, zo is door Christus ook onze vertroosting overvloedig.

6Of wij nu verdrukt worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid, 2 Kor. 4:17die tot stand gebracht wordt in de volharding in hetzelfde lijden dat ook wij lijden; of dat wij getroost worden, het is eveneens tot uw vertroosting en zaligheid.Het woord lijdzaamheid dat de SV hier gebruikt betekent vandaag de dag: stille berusting, gelatenheid. Het heeft dus nu nagenoeg dezelfde gevoelswaarde als lijdelijkheid. Dat is absoluut niet de betekenis en de bedoeling van het Griekse grondwoord hupomonè. Dat is de reden dat het woord lijdzaamheid in de herziening het veld heeft moeten ruimen. Het grondwoord betekent: geduld, volharding, uithoudingsvermogen, standvastigheid.

7En onze hoop voor u is vast, in de wetenschap dat u, zoals u deelhebt aan het lijden, zo ook deelhebt aan de vertroosting.

8Want wij willen niet, broeders, dat u geen weet hebt van onze verdrukking, Hand. 19:23 enz.die ons in Asia overkomen is: dat wij het uitermate zwaar te verduren hebben gekregen, boven ons vermogen, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten.

9Ja, wij hadden voor ons eigen besef het doodvonnis zelf al ontvangen, Jer. 17:5,7opdat wij niet op onszelf zouden vertrouwen, maar op God, Die de doden opwekt.

101 Kor. 15:31Hij heeft ons uit zo'n groot doodsgevaar verlost, en Hij verlost ons nog. Op Hem hebben wij de hoop gevestigd dat Hij ons ook verder verlossen zal,

11Rom. 15:30; Filipp. 1:19terwijl u ons ook mede te hulp komt door het gebed, 2 Kor. 4:15opdat door velen dankzegging voor ons gedaan wordt voor de genadegave die door velen tot ons is gekomen.

Paulus' ja is ja

12Want dit is onze roem: het getuigenis van ons geweten dat wij ons in eenvoud en oprechtheid voor God, niet in vleselijke wijsheid, maar in genade van God gedragen hebben in de wereld, en in het bijzonder ten opzichte van u.

13Wij schrijven u immers niets anders dan wat u leest of ook begrijpt. En ik hoop dat u het ook tot het einde toe zult begrijpen,

14zoals u ook van ons ten dele begrepen hebt, dat wij uw roem zijn, Filipp. 2:16; 1 Thess. 2:19zoals ook u onze roem bent op de dag van de Heere Jezus.

151 Kor. 16:5En in dit vertrouwen had ik mij eerder voorgenomen naar u toe te komen, opdat u een tweede genade zou hebben.

16Ik wilde namelijk door uw stad naar Macedonië doorreizen, en weer van Macedonië naar u toe komen, om door u op weg geholpen te worden naar Judea.

17Ik heb toch niet lichtvaardig gehandeld door mij dit voor te nemen? Of zijn de dingen die ik me voorneem, voornemens naar het vlees, zodat het bij mij zou zijn: ja, ja en tegelijk nee, nee?

18Maar God is getrouw: ons woord tot u Matt. 5:37; Jak. 5:12is niet ja en nee geweest.

19Want de Zoon van God, Jezus Christus, Die onder u gepredikt is door ons, namelijk door mij, Silvanus en Timotheüs, was niet ja en nee, maar is in Hem ja geweest.

20Immers, zovele beloften van God als er zijn, die zijn in Hem ja en in Hem amen, tot verheerlijking van God door ons.Andere Griekse manuscripten hebben hier een enigszins andere tekst, namelijk: “die zijn in Hem ja; daarom is ook door Hem het amen”.

21En Hij Die ons met u bevestigt in Christus en ons gezalfd heeft, is God,

22Rom. 8:16; 2 Kor. 5:5; Efez. 1:13; 4:30Die ons ook verzegeld heeft en het onderpand van de Geest in onze harten gegeven heeft.

Gewijzigde reisplannen

23Rom. 1:9; 9:1; 2 Kor. 11:31; Gal. 1:20; Filipp. 1:8; 1 Thess. 2:5; 1 Tim. 5:21; 2 Tim. 4:1En ik roep God aan tot Getuige over mijn ziel, dat ik om u te sparen niet weer naar Korinthe ben gekomen.

241 Petr. 5:3Niet dat wij heersen over uw geloof, maar wij zijn medearbeiders aan uw blijdschap, want u staat vast door het geloof.

1

Opschrift en groet

1Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Filipp. 1:1.Timótheüs, de broeder, aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, met al de heiligen, die in geheel Acháje zijn:

2Rom. 1:7. 1 Kor. 1:3. Efez. 1:2. 1 Petr. 1:2.Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.

Dankzegging van Paulus voor den troost in verdrukking

3Efez. 1:3. 1 Petr. 1:3.Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting;

42 Kor. 7:6.Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen, die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting, met welke wijzelven van God vertroost worden.

5Ps. 34:20. 94:19.Want gelijk het lijden van Christus overvloedig is in ons, alzo is ook door Christus onze vertroosting overvloedig.

6Doch hetzij dat wij verdrukt worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid, 2 Kor. 4:17.die gewrocht wordt in de lijdzaamheid van hetzelfde lijden, hetwelk wij ook lijden; hetzij dat wij vertroost worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid;

7En onze hoop van u is vast, als die weten, dat, gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden, gij ook alzo gemeenschap hebt aan de vertroosting.

8Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, Hand. 19:23 enz.die ons in Azië overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van het leven.

9Ja, wij hadden al zelven in onszelven het vonnis des doods, Jer. 17:5, 7.opdat wij niet op onszelven vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt;

101 Kor. 15:31.Die ons uit zo groten dood verlost heeft, en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal.

11Rom. 15:30. Filipp. 1:19.Alzo gijlieden ook medearbeidt voor ons door het gebed, 2 Kor. 4:15.opdat over de gave, door vele personen aan ons teweeggebracht ook voor ons dankzegging door velen gedaan worde.

12Want onze roem is deze, namelijk de getuigenis van ons geweten, dat wij in eenvoudigheid en oprechtheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods, in de wereld verkeerd hebben, en allermeest bij ulieden.

13Want wij schrijven u geen andere dingen, dan die gij kent, of ook erkent; en ik hoop, dat gij ze ook tot het einde toe erkennen zult;

14Gelijkerwijs gij ook ten dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, Filipp. 2:16. 1 Thess. 2:19.gelijk gij ook de onze zijt, in den dag van den Heere Jezus.

Reisplan naar Korinthe

151 Kor. 16:5.En op dit betrouwen wilde ik te voren tot u komen, opdat gij een tweede genade zoudt hebben;

16En door uw stad naar Macedónië gaan, en wederom van Macedónië tot u komen, en van ulieden naar Judéa geleid worden.

17Als ik dan dit voorgenomen heb, heb ik ook lichtvaardigheid gebruikt? Of neem ik het naar het vlees voor, hetgeen ik voorneem, opdat bij mij zou wezen, ja, ja, en neen, neen?

18Doch God is getrouw, dat ons woord, hetwelk tot u is geschied, Matt. 5:37. Jak. 5:12.niet is geweest ja en neen.

19Want de Zoon van God, Jezus Christus, Die onder u door ons is gepredikt, namelijk door mij, en Silvánus, en Timótheüs, was niet ja en neen, maar is geweest ja in Hem.

20Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons.

21Maar Die ons met u bevestigt in Christus, en Die ons gezalfd heeft, is God;

22Rom. 8:16. 2 Kor. 5:5. Efez. 1:13. 4:30.Die ons ook heeft verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven.

23Rom. 1:9. 9:1. 2 Kor. 11:31. Gal. 1:20. Filipp. 1:8. 1 Thess. 2:5. 1 Tim. 5:21. 2 Tim. 4:1.Doch ik aanroepe God tot een Getuige over mijn ziel, dat ik, om u te sparen, nog te Korinthe niet ben gekomen.

241 Petr. 5:3.Niet dat wij heerschappij voeren over uw geloof, maar wij zijn medewerkers uwer blijdschap; want gij staat door het geloof.