Exodus 18
Het tweede boek van Mozes Exodus

HSV

Jethro bij Mozes

1Ex. 2:16; 3:1Toen Jethro, de priester van Midian, de schoonvader van Mozes, alles hoorde wat God voor Mozes en Zijn volk Israël gedaan had, namelijk dat de HEERE Israël uit Egypte geleid had,

2nam Jethro, de schoonvader van Mozes, Zippora, de vrouw van Mozes (nadat deze haar teruggestuurd had),

3met haar twee zonen, van wie Ex. 2:22de naam van de één Gersom was, want, had hij gezegd, ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land.

4En de naam van de ander was Eliëzer, want, had hij gezegd, de God van mijn vader is mij tot hulp geweest en heeft mij gered van het zwaard van de farao.

5Toen Jethro, de schoonvader van Mozes, met diens zonen en diens vrouw bij Mozes in de woestijn kwam, bij de berg van God, waar Mozes zijn kamp had opgeslagen,

6liet hij tegen Mozes zeggen: Ik, je schoonvader Jethro, kom naar je toe met je vrouw en met haar beide zonen die bij haar zijn.

7Toen ging Mozes naar buiten, zijn schoonvader tegemoet. Hij boog zich en kuste hem. En zij vroegen naar elkaars welstand en gingen de tent binnen.

8Mozes vertelde zijn schoonvader alles wat de HEERE ter wille van Israël met de farao en de Egyptenaren gedaan had, al de moeite die hun onderweg getroffen had, en hoe de HEERE hen gered had.

9Jethro verheugde zich over al het goede dat de HEERE aan Israël gedaan had, dat Hij het gered had uit de hand van de Egyptenaren.

10En Jethro zei: Geloofd zij de HEERE, Die jullie gered heeft uit de hand van de Egyptenaren en uit de hand van de farao, Die dit volk van onder de hand van de Egyptenaren gered heeft!

11Nu weet ik dat de HEERE groter is dan alle goden, Ex. 1:10,16,22; 5:7; 14:18want in de zaak waarin zij overmoedig handelden, stond Hij boven hen.

12Toen nam Jethro, de schoonvader van Mozes, voor God een brandoffer en slachtoffers, en Aäron en al de oudsten van Israël kwamen erbij om voor het aangezicht van God de maaltijd te gebruiken18:12 de maaltijd te gebruiken - Letterlijk: brood te eten. met de schoonvader van Mozes.

Leiders over het volk

13Het gebeurde dan de volgende dag dat Mozes zitting hield om recht te spreken over het volk. Het volk stond voor Mozes, van de morgen tot de avond.

14Toen de schoonvader van Mozes zag wat hij allemaal voor het volk deed, zei hij: Wat betekent dit wat je voor het volk doet? Waarom houd je alléén zitting, terwijl heel het volk van de morgen tot de avond tegenover je staat?

15Toen zei Mozes tegen zijn schoonvader: Omdat het volk naar mij toe komt om God te raadplegen.

16Wanneer zij een zaak hebben, komt men daarmee naar mij en oordeel ik tussen de een en de ander. Ik maak hun de verordeningen van God en Zijn wetten bekend.

17Maar de schoonvader van Mozes zei tegen hem: Wat je doet, is niet goed.

18Je zult er zeker aan bezwijken, zowel jij als dit volk dat bij je is, want dit is te zwaar voor je. Je kunt dit niet alleen doen.

19Luister nu naar mijn stem. Ik zal je raad geven en God zal met je zijn. Jíj moet het volk bij God vertegenwoordigen18:19 Jíj … vertegenwoordigen - Letterlijk: Wees jij voor het volk tegenover God. en jíj moet de zaken voor God brengen.

20Je moet hun de verordeningen en de wetten voorhouden en hun de weg bekendmaken waarop zij moeten gaan en het werk dat zij moeten doen.

21Jij echter, jij moet daarnaast onder heel het volk omkijken naar bekwame mannen,18:21 bekwame mannen - Letterlijk: mannen van vermogen; zie ook vers 25. godvrezende, betrouwbare mannen, die een afkeer hebben van winstbejag. Je moet leiders over duizend, leiders over honderd, leiders over vijftig en leiders over tien over hen aanstellen.

22Zij moeten altijd over dit volk oordelen. Maar laat het zo zijn dat zij elke grote zaak bij jou brengen, en zelf over elke kleine zaak oordelen. Maak het zo voor jezelf lichter en laat hen die last samen met je dragen.

23Als je dit doet en God het je gebiedt, dan zul je staande kunnen blijven en zal dit hele volk ook in vrede naar zijn woonplaats gaan.

24Deut. 1:9Mozes luisterde naar de stem van zijn schoonvader en deed alles wat hij gezegd had.

25Mozes koos daarom uit heel Israël bekwame mannen en stelde hen aan als hoofd over het volk: leiders over duizend, leiders over honderd, leiders over vijftig en leiders over tien.

26Zij oordeelden altijd over het volk. De moeilijke zaken brachten zij bij Mozes, maar over elke kleine zaak oordeelden zij zelf.

27Toen liet Mozes zijn schoonvader gaan, en deze ging terug naar zijn land.

18

Jethro bij Mozes

1Toen Ex. 2:16. 3:1.Jethro, priester van Midian, schoonvader van Mozes, hoorde al wat God aan Mozes, en aan Israël, Zijn volk, gedaan had: dat de HEERE Israël uit Egypte uitgevoerd had;

2Zo nam Jethro, Mozes' schoonvader, Zippora, Mozes' huisvrouw (nadat hij haar wedergezonden had),

3Met haar twee zonen, Ex. 2:22.welker enes naam was Gersom (want hij zeide: Ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land);

4En de naam des anderen was Eliézer, want, zeide hij, de God mijns vaders is tot mijn Hulpe geweest, en heeft mij verlost van Faraö's zwaard.

5Toen nu Jethro, Mozes' schoonvader, met zijn zonen en zijn huisvrouw, tot Mozes kwam, in de woestijn, aan den berg Gods, waar hij zich gelegerd had,

6Zo zeide hij tot Mozes: Ik, uw schoonvader Jethro, kom tot u, met uw huisvrouw, en haar beide zonen met haar.

7Toen ging Mozes uit, zijn schoonvader tegemoet, en hij boog zich, en kuste hem; en zij vraagden de een den ander naar den welstand, en zij gingen naar de tent.

8En Mozes vertelde zijn schoonvader alles, wat de HEERE aan Faraö en aan de Egyptenaren gedaan had, om Israëls wil; al de moeite, die hun op dien weg ontmoet was, en dat hen de HEERE verlost had.

9Jethro nu verheugde zich over al het goede, hetwelk de HEERE Israël gedaan had; dat Hij het verlost had uit de hand der Egyptenaren.

10En Jethro zeide: Gezegend zij de HEERE, Die ulieden verlost heeft uit de hand der Egyptenaren, en uit Faraö's hand; Die dit volk van onder de hand der Egyptenaren verlost heeft!

11Nu weet ik, dat de HEERE groter is dan alle goden; Ex. 1:10, 16, 22. 5:7. 14:18.want in de zaak, waarin zij trotselijk gehandeld hebben, was Hij boven hen.

12Toen nam Jethro, de schoonvader van Mozes, Gode brandoffer en slachtofferen; en Aäron kwam, en al de oversten van Israël, om brood te eten met den schoonvader van Mozes, voor het aangezicht Gods.

Oversten over het volk

13Doch het geschiedde des anderen daags, zo zat Mozes om het volk te richten, en het volk stond voor Mozes, van den morgen tot den avond.

14Als de schoonvader van Mozes alles zag, wat hij het volk deed, zo zeide hij: Wat ding is dit, dat gij het volk doet? Waarom zit gij zelf alleen, en al het volk staat voor u, van den morgen tot den avond?

15Toen zeide Mozes tot zijn schoonvader: Omdat dit volk tot mij komt, om God raad te vragen.

16Wanneer zij een zaak hebben, zo komt het tot mij, dat ik richte tussen den man en tussen zijn naaste; en dat ik hun bekend make Gods instellingen en Zijn wetten.

17Doch de schoonvader van Mozes zeide tot hem: De zaak is niet goed, die gij doet.

18Gij zult geheel vervallen, zo gij, als dit volk, hetwelk bij u is; want deze zaak is te zwaar voor u, gij alleen kunt het niet doen.

19Hoor nu mijn stem, ik zal u raden, en God zal met u zijn; wees gij voor het volk bij God, en breng gij de zaken voor God;

20En verklaar hun de instellingen en de wetten, en maak hun bekend den weg, waarin zij wandelen zullen, en het werk, dat zij doen zullen.

21Doch zie gij om, onder al het volk, naar kloeke mannen, God vrezende, waarachtige mannen, de gierigheid hatende; stel ze over hen, oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, oversten der tienen.

22Dat zij dit volk te allen tijde richten; doch het geschiede, dat zij alle grote zaken aan u brengen, maar dat zij alle kleine zaken richten; verlicht alzo uzelven, en laat hen met u dragen.

23Indien gij deze zaak doet, en God het u gebiedt, zo zult gij kunnen bestaan; zo zal ook al dit volk in vrede aan zijn plaats komen.

24Deut. 1:9.Mozes nu hoorde naar de stem van zijn schoonvader, en hij deed alles, wat hij gezegd had.

25En Mozes verkoos kloeke mannen, uit gans Israël, en maakte hen tot hoofden over het volk; oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, en oversten der tienen;

26Dat zij het volk te allen tijde richtten, de harde zaak tot Mozes brachten, maar zij alle kleine zaak richtten.

27Toen liet Mozes zijn schoonvader trekken; en hij ging naar zijn land.