Exodus 31
Het tweede boek van Mozes Exodus

HSV

De roeping van Bezaleël en Aholiab

1Daarna sprak de HEERE tot Mozes:

2Ex. 35:30; 1 Kron. 2:20Zie, Ik heb Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, uit de stam Juda, bij zijn naam geroepen.

3Ik heb hem vervuld met de Geest van God, met wijsheid, inzicht, kennis en allerlei vakmanschap,

4om ontwerpen te bedenken en om die uit te voeren in goud, zilver en koper;

5en om edelstenen te bewerken en in te zetten, en om hout te bewerken, dus om allerlei werk te verrichten.

6En Ik, zie, Ik heb Aholiab, de zoon van Ahisamach, uit de stam Dan, aan hem toegevoegd. En in het hart van ieder die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven zodat zij alles kunnen maken wat Ik u geboden heb:

7de tent van ontmoeting, de ark van de getuigenis, het verzoendeksel dat daarop ligt, alle voorwerpen voor de tent,

8de tafel met zijn voorwerpen, de zuiver gouden kandelaar met al zijn voorwerpen, het reukofferaltaar,

9het brandofferaltaar met al zijn voorwerpen, het wasvat met zijn voetstuk,

10de ambtskleding, de geheiligde kleding van de priester Aäron, de kleding van zijn zonen om daarin als priester te dienen,

11de zalfolie en het geurige reukwerk voor het heiligdom. Overeenkomstig alles wat Ik u geboden heb, moeten zij het maken.

De heiliging van de sabbat

12Verder zei de HEERE tegen Mozes:

13U dan, spreek tot de Israëlieten en zeg: U moet zeker Mijn sabbatten in acht nemen, want dat is een teken tussen Mij en u, al uw generaties door, zodat men weet dat Ik de HEERE ben, Die u heiligt.

14Ex. 20:8; Deut. 5:12; Ezech. 20:12Ja, u moet de sabbat in acht nemen, want die is voor u heilig. Wie hem ontheiligt, moet zeker gedood worden, ja, ieder die op die dag werk verricht, die persoon moet uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten.

15Zes dagen zal er werk verricht worden, maar op de zevende dag is het sabbat, een dag van volledige rust, heilig voor de HEERE. Ieder die op de sabbatdag werk verricht, moet zeker gedood worden.

16Laat de Israëlieten dan de sabbat in acht nemen, door de sabbat te houden, al hun generaties door, als een eeuwig verbond.

17Hij zal tussen Mij en de Israëlieten voor eeuwig een teken zijn, Gen. 1:31; 2:2,3; Ex. 20:11want de HEERE heeft in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag heeft Hij gerust en Zich verkwikt.

De stenen tafelen

18En toen de HEERE geëindigd had met hem te spreken op de berg Sinaï, gaf Hij Mozes Ex. 32:16de twee tafelen van de getuigenis, tafelen van steen, beschreven met de vinger van God.

31

Aanwijzing voor den bouw van den tabernakel

1Daarna sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2Ex. 35:30. 1 Kron. 2:20.Zie, Ik heb met name geroepen Bezáleël, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda.

3En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods, met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, namelijk in alle handwerk;

4Om te bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud, en in zilver, en in koper,

5En in kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding, om te werken in alle handwerk.

6En Ik, zie, Ik heb hem bijgevoegd Ahóliab, den zoon van Ahisamach, van den stam van Dan; en in het hart van een iegelijk, die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u geboden heb.

7Namelijk de tent der samenkomst, en de ark der getuigenis, en het verzoendeksel, dat daarop zal zijn, en al het gereedschap der tent;

8En de tafel, met haar gereedschap; en den louteren kandelaar, met al zijn gereedschap; en het reukaltaar;

9Ook des brandoffers altaar, met al zijn gereedschap; en het wasvat met zijn voet;

10En de ambtsklederen, en de heilige klederen van den priester Aäron, en de klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bedienen;

11Ook de zalfolie, en het reukwerk van welriekende specerijen voor het heiligdom; naar alles, wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken.

Het heiligen van den sabbat

12Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

13Gij nu, spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Gij zult evenwel mijn sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij en tussen ulieden, bij uw geslachten; opdat men wete, dat Ik de HEERE ben, Die u heilige.

14Ex. 20:8. Deut. 5:12. Ezech. 20:12.Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal zekerlijk gedood worden; want een ieder, die op denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken.

15Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag is de sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op den sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden.

16Dat dan de kinderen Israëls den sabbat houden, den sabbat onderhoudende in hun geslachten, tot een eeuwig verbond.

17Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israëls een teken in eeuwigheid zijn; Gen. 1:31. 2:2, 3. Ex. 20:11.dewijl de HEERE, in zes dagen, den hemel en de aarde gemaakt, en op den zevenden dag gerust en zich verkwikt heeft.

De stenen tafelen

18En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinaï te spreken geëindigd had, Ex. 32:16.de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met den vinger Gods.