Hosea 3
Het boek van de profeet Hosea

HSV

Beeld van Gods geduld

1De HEERE zei tegen mij: Ga opnieuw, bemin een vrouw die bemind wordt door haar levensgezel, maar overspel pleegt, zoals de HEERE de Israëlieten bemint, hoewel zij zich wenden tot andere goden en houden van rozijnenkoeken.De SV vertaalt het Hebreeuwse woord “'eshpar” met “schoon stuk” en voegt er dan cursief het woord “vlees” aan toe. Waarschijnlijk hebben zij deze interpretatie aan de Latijnse Vulgata ontleend. Het woordenboek van Gesenius maakt duidelijk dat deze interpretatie onjuist is. De precieze betekenis van het woord is onzeker, hoewel een aantal moderne woordenboeken (HALOT, DCH) voor “dadelkoek” kiest.

2Voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer3:2 Een homer is een korenmaat van vermoedelijk tussen de 200 en 450 liter. gerst kocht ik haar toen voor mij.

3En ik zei tegen haar: U moet veel dagen bij mij Deut. 21:11blijven, u mag geen hoererij bedrijven; u mag geen andere man toebehoren, en ook ik zal niet bij u komen.

4Want de Israëlieten moeten veel dagen Hos. 10:3zonder koning en zonder vorst blijven, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod en afgodsbeelden.

5Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HEERE, hun God, zoeken en Jer. 30:9; Ezech. 34:23; 37:22David, hun koning. Zij zullen zich in diep ontzag tot de HEERE en Zijn goedheid wenden, Jes. 2:2; Micha 4:1in later tijd.3:5 in later tijd - Letterlijk: aan het einde van de dagen.

3

Gods lankmoedigheid zinnebeeldig voorgesteld

1En de HEERE zeide tot mij: Ga wederom henen, bemin een vrouw, die, bemind zijnde van haar vriend, nochtans overspel doet; gelijk de HEERE de kinderen Israëls bemint, maar zij zien om naar andere goden, en beminnen de flessen der druiven.

2En ik kocht ze mij voor vijftien zilverlingen, en een homer gerst, en een halven homer gerst.

3En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen na mij Deut. 21:11.blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch een anderen man geworden), en ik ook na u.

4Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, Hos. 10:3.zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim.

5Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en Jer. 30:9. Ezech. 34:23. 37:22.David, hun koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, Jes. 2:2. Micha 4:1.in het laatste der dagen.