Mattheüs 18
Het heilig evangelie naar de beschrijving van Mattheüs

HSV

Waarschuwing tegen eerzucht

1Op Mark. 9:34; Luk. 9:46; 22:24dat moment kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Wie is toch de belangrijkste in het Koninkrijk der hemelen?

2En Jezus riep een kind bij Zich en zette dat in hun midden.

3En Hij zei: Voorwaar, Ik zeg u: Matt. 19:14; 1 Kor. 14:20; 1 Petr. 2:2Als u zich niet verandert en wordt als de kinderen, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.

41 Petr. 5:6Wie zich dan zal vernederen als dit kind, die is de belangrijkste in het Koninkrijk der hemelen.

5Mark. 9:37; Luk. 9:48; Joh. 13:20En wie zo'n kind ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij.

Waarschuwing tegen struikelblokken

6Mark. 9:42; Luk. 17:2Maar wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was.

7Wee de wereld vanwege al haar struikelblokken, 1 Kor. 11:19want het is noodzakelijk dat er struikelblokken komen; Matt. 26:24; Hand. 2:23; 4:27,28maar wee die mens door wie zo'n struikelblok er komt!

8Deut. 13:6; Matt. 5:29,30; Mark. 9:43Als dan uw hand of uw voet u doet struikelen, hak hem af en werp hem van u. Het is beter voor u kreupel of verminkt tot het leven in te gaan, dan met twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur geworpen te worden.

9Als uw oog u doet struikelen, ruk het uit en werp het van u. Het is beter voor u met één oog tot het leven in te gaan, dan met twee ogen in het helse vuur18:9 het helse vuur - Letterlijk: de hel van het vuur. geworpen te worden.

Het verloren schaap

10Pas op dat u niet een van deze kleinen veracht. Want Ik zeg u Ps. 34:8dat hun engelen in de hemelen altijd het aangezicht zien van Mijn Vader, Die in de hemelen is.

11Luk. 19:10Want de Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken wat verloren is.Dit vers komt niet in alle Griekse manuscripten voor.

12Luk. 15:3Wat denkt u: als iemand honderd schapen heeft, en een daarvan afgedwaald is, zal hij niet de negenennegentig andere achterlaten en in de bergen het afgedwaalde gaan zoeken?

13En als het gebeurt dat hij het vindt, voorwaar, Ik zeg u dat hij zich daarover meer verblijdt dan over de negenennegentig die niet afgedwaald waren.

14Zo is het ook niet de wil van uw Vader, Die in de hemelen is, dat een van deze kleinen verloren gaat.

De kerkelijke tucht

15Lev. 19:17; Spr. 17:10; Luk. 17:3; Jak. 5:19Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen.

16Maar als hij niet naar u luistert, neem er dan nog een of twee met u mee, Num. 35:30; Deut. 17:6; 19:15; Joh. 8:17; 2 Kor. 13:1; Hebr. 10:28opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat.

17Als hij niet naar hen luistert, 2 Thess. 3:14zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, 1 Kor. 5:9; 2 Thess. 3:14laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn.

18Matt. 16:19; Joh. 20:23Voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u op de aarde bindt, zal in de hemel gebonden zijn; en alles wat u op de aarde ontbindt, zal in de hemel ontbonden zijn.

19Verder zeg Ik u dat, als twee van u op de aarde iets, wat dan ook, eenstemmig verlangen, het hun ten deel zal vallen van Mijn Vader, Die in de hemelen is.

20Luk. 24:15,36Want waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden.

De onbarmhartige knecht

21Toen kwam Petrus naar Hem toe en zei: Heere, hoeveel keer zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Luk. 17:4Tot zevenmaal toe?

22Jezus zei tegen hem: Ik zeg u: niet tot zevenmaal, maar Matt. 6:14; Mark. 11:25; Kol. 3:13tot zeventig maal zevenmaal.

23Daarom kan het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met een zeker koning die afrekening wilde houden met zijn dienaren.

24Toen hij begon af te rekenen, werd er iemand bij hem gebracht die hem tienduizend talenten schuldig was.

25Matt. 5:25En toen hij niet kon betalen, gaf zijn heer opdracht dat men hem zou verkopen, én zijn vrouw en kinderen en alles wat hij had, en dat de schuld betaald moest worden.

26De dienaar dan knielde voor hem neer en zei: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.Lankmoedig vs. geduld: Het begrip lankmoedig is zo verouderd dat niemand meer goed weet wat het betekent. Het gevolg is dat mensen betekenissen aan het woord gaan toekennen die het feitelijk niet bezit. Het Griekse grondwoord is makrothumia. Heel letterlijk betekent het traag tot toorn. Het wordt zowel van mensen (Hand 26:3) als van God (Rom 2:4) gezegd. Iemand die deze eigenschap heeft kan dus veel dulden zonder boos te worden. Vandaar dat de HSV voor geduldig heeft gekozen.

27En de heer van deze dienaar was innerlijk met ontferming bewogen, liet hem gaan en schold hem de schuld kwijt.

28Maar deze dienaar ging naar buiten en trof een van zijn mededienaren aan, die hem honderd penningen18:28 penningen - Letterlijk: denarie, dat is het dagloon van een arbeider. schuldig was. Hij pakte hem beet, greep hem bij de keel en zei: Betaal mij wat u schuldig bent.

29Zijn mededienaar dan liet zich voor hem neervallen en smeekte hem: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.Lankmoedig vs. geduld: Het begrip lankmoedig is zo verouderd dat niemand meer goed weet wat het betekent. Het gevolg is dat mensen betekenissen aan het woord gaan toekennen die het feitelijk niet bezit. Het Griekse grondwoord is makrothumia. Heel letterlijk betekent het traag tot toorn. Het wordt zowel van mensen (Hand 26:3) als van God (Rom 2:4) gezegd. Iemand die deze eigenschap heeft kan dus veel dulden zonder boos te worden. Vandaar dat de HSV voor geduldig heeft gekozen.

30Hij wilde echter niet, maar ging heen en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld betaald zou hebben.

31Toen zijn mededienaren zagen wat er gebeurd was, werden zij erg bedroefd; zij gingen naar hun heer en vertelden hem alles wat er gebeurd was.

32Toen riep zijn heer hem bij zich en zei tegen hem: Slechte dienaar, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, omdat u mij dat smeekte.

33Had ook u geen medelijden moeten hebben met uw mededienaar, zoals ik ook medelijden met u had?

34En zijn heer, boos als hij was, gaf hem aan de pijnigers over, totdat hij alles wat hij hem schuldig was, betaald zou hebben.

35Matt. 6:14; Mark. 11:26; Jak. 2:13Zo zal ook Mijn hemelse Vader met u doen, als niet ieder van u van harte de misdaden van zijn broeder vergeeft.

18

De grootste in het hemelrijk

1Te Mark. 9:34. Luk. 9:46. 22:24.dierzelfder ure kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende: Wie is toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen?

2En Jezus een kindeken tot Zich geroepen hebbende, stelde dat in het midden van hen;

3En zeide: Voorwaar zeg Ik u: Matt. 19:14. 1 Kor. 14:20. 1 Petr. 2:2.Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.

41 Petr. 5:6.Zo wie dan zichzelven zal vernederen, gelijk dit kindeken, deze is de meeste in het Koninkrijk der hemelen.

5Mark. 9:37. Luk. 9:48. Joh. 13:20.En zo wie zodanig een kindeken ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij.

6Mark. 9:42. Luk. 17:2.Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee.

7Wee der wereld van de ergernissen, 1 Kor. 11:19.want het is noodzakelijk, dat de ergernissen komen; Matt. 26:24. Hand. 2:23. 4:27, 28.doch wee dien mens, door welken de ergernis komt!

8Deut. 13:6. Matt. 5:29, 30. Mark. 9:43.Indien dan uw hand of uw voet u ergert, houw ze af en werp ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden.

9En indien uw oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het is u beter, maar één oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden.

10Ziet toe, dat gij niet een van deze kleinen veracht. Want Ik zeg ulieden, Ps. 34:8.dat hun engelen, in de hemelen, altijd zien het aangezicht Mijns Vaders, Die in de hemelen is.

11Luk. 19:10.Want de Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken, dat verloren was.

12Luk. 15:3.Wat dunkt u, indien enig mens honderd schapen had, en een uit dezelve afgedwaald ware, zal hij niet de negen en negentig laten, en op de bergen heengaande, het afgedwaalde zoeken?

13En indien het geschiedt, dat hij hetzelve vindt, voorwaar zeg Ik u, dat hij zich meer verblijdt over hetzelve, dan over de negen en negentig, die niet afgedwaald zijn geweest.

14Alzo is de wil niet uws Vaders, Die in de hemelen is, dat een van deze kleinen verloren ga.

Als een broeder zondigt

15Lev. 19:17. Spr. 17:10. Luk. 17:3. Jak. 5:19.Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen.

16Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; Num. 35:30. Deut. 17:6. 19:15. Joh. 8:17. 2 Kor. 13:1. Hebr. 10:28.opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta.

17En indien hij denzelven geen gehoor geeft; 2 Thess. 3:14.zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, 1 Kor. 5:9. 2 Thess. 3:14.zo zij hij u als de heiden en de tollenaar.

18Matt. 16:19. Joh. 20:23.Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in den hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen.

19Wederom zeg Ik u: Indien er twee van u samenstemmen op de aarde, over enige zaak, die zij zouden mogen begeren, dat die hun zal geschieden van Mijn Vader, Die in de hemelen is.

20Luk. 24:15, 36.Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.

21Toen kwam Petrus tot Hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven! Luk. 17:4.Tot zevenmaal?

22Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal, maar Matt. 6:14. Mark. 11:25. Kol. 3:13.tot zeventigmaal zevenmaal.

De onbarmhartige dienstknecht

23Daarom wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken bij een zeker koning, die rekening met zijn dienstknechten houden wilde.

24Als hij nu begon te rekenen, werd tot hem gebracht een, die hem schuldig was tien duizend talenten.

25Matt. 5:25.En als hij niet had, om te betalen, beval zijn heer, dat men hem zou verkopen, en zijn vrouw en kinderen, en al wat hij had, en dat de schuld zou betaald worden.

26De dienstknecht dan, nedervallende, aanbad hem, zeggende: Heer! wees lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen.

27En de heer van dezen dienstknecht, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen, en de schuld hem kwijtgescholden.

28Maar dezelve dienstknecht, uitgaande, heeft gevonden een zijner mededienstknechten, die hem honderd penningen schuldig was, en hem aanvattende, greep hem bij de keel, zeggende: Betaal mij, wat gij schuldig zijt.

29Zijn mededienstknecht dan, nedervallende aan zijn voeten, bad hem, zeggende: Wees lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen.

30Doch hij wilde niet, maar ging heen, en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld zou betaald hebben.

31Als nu zijn mededienstknechten zagen, hetgeen geschied was, zijn zij zeer bedroefd geworden; en komende, verklaarden zij hunnen heer al wat er geschied was.

32Toen heeft hem zijn heer tot zich geroepen, en zeide tot hem: Gij boze dienstknecht, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, dewijl gij mij gebeden hebt;

33Behoordet gij ook niet u over uw mededienstknecht te ontfermen, gelijk ik ook mij over u ontfermd heb?

34En zijn heer, vertoornd zijnde, leverde hem den pijnigers over, totdat hij zou betaald hebben al wat hij hem schuldig was.

35Matt. 6:14. Mark. 11:26. Jak. 2:13.Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet van harte vergeeft een iegelijk zijn broeder zijn misdaden.