Numeri 28
Het vierde boek van Mozes Numeri

HSV

Wetten voor offers

1De HEERE sprak tot Mozes:

2Gebied de Israëlieten en zeg tegen hen: U moet zorg dragen voor Mijn offergave – Mijn voedsel voor Mijn vuuroffers, voor Mij een aangename geur – door Mij die op de ervoor vastgestelde tijd aan te bieden.

3U moet tegen hen zeggen: Dit is het vuuroffer dat u de HEERE moet aanbieden: Ex. 29:38elke dag twee lammeren van een jaar oud, zonder enig gebrek, als een voortdurend brandoffer.

4Het ene lam moet u 's morgens bereiden, het andere lam moet u tegen het vallen van de avond28:4 tegen … avond - Letterlijk: tussen twee avonden; zie ook vers 8. bereiden,

5Ex. 16:36met een tiende efa28:5 Een efa is een korenmaat van vermoedelijk tussen de 20 en 45 liter. meelbloem Lev. 2:1als graanoffer, gemengd met een kwart Ex. 29:40hin28:5 Een hin is vermoedelijk ongeveer 6 liter; zie ook het vervolg. gestoten olie.

6Het is het voortdurende brandoffer, dat op de berg Sinaï werd ingesteld als een aangename geur, een vuuroffer voor de HEERE.

7Het bijbehorende plengoffer moet een kwart hin zijn per lam; in het heiligdom moet u het plengoffer van sterkedrank voor de HEERE uitgieten.

8En het andere lam moet u tegen het vallen van de avond bereiden. U moet het bereiden zoals het ochtendgraanoffer en als het bijbehorende plengoffer, een vuuroffer van aangename geur voor de HEERE.

9Maar op de sabbatdag twee lammeren van een jaar oud, zonder enig gebrek, met twee tiende efa meelbloem als graanoffer, met olie gemengd, en het bijbehorende plengoffer.

10Het is het sabbatsbrandoffer voor elke sabbat, naast het voortdurende brandoffer en het bijbehorende plengoffer.

11Ook aan het begin van elke maand moet u de HEERE een brandoffer aanbieden: twee jonge stieren – de jongen van een rund – één ram en zeven lammeren van een jaar oud, zonder enig gebrek.

12Verder drie tiende efa meelbloem per jonge stier als graanoffer, met olie gemengd, en twee tiende efa meelbloem als graanoffer, met olie gemengd, per ram,

13en een tiende efa meelbloem per lam als graanoffer, met olie gemengd. Het is een brandoffer, een aangename geur, een vuuroffer voor de HEERE.

14En de bijbehorende plengoffers moeten zijn: een halve hin wijn bij de jonge stier, een derde hin bij de ram, en een kwart hin bij het lam. Dit is het maandelijkse brandoffer, voor elke maand van het jaar.

15En één geitenbok moet als zondoffer voor de HEERE worden bereid, naast het voortdurende brandoffer met het bijbehorende plengoffer.

Wetten voor de feesttijden

16Ex. 12:18; 23:15; Lev. 23:5In de eerste maand, op de veertiende dag van de maand, is het Pascha voor de HEERE,

17en op de vijftiende dag van deze maand is het feest; zeven dagen moeten er ongezuurde broden gegeten worden.

18Op de Lev. 23:7eerste dag moet er een heilige samenkomst zijn; geen enkel dienstwerk mag u dan doen.

19Maar u moet een vuuroffer als brandoffer aan de HEERE aanbieden: twee jonge stieren – de jongen van een rund – één ram en zeven lammeren van een jaar oud. Ze moeten zonder enig gebrek zijn.

20En het bijbehorende graanoffer moet meelbloem zijn, met olie gemengd; drie tiende efa moet u bij de jonge stier doen, en twee tiende bij de ram.

21Een tiende efa per lam moet u bij de zeven lammeren doen.

22Vervolgens één bok als zondoffer om verzoening voor u te doen.

23Naast het morgenbrandoffer, dat tot voortdurend brandoffer dient, moet u deze dingen doen.

24Dienovereenkomstig moet u zeven dagen lang elke dag het voedsel van het vuuroffer bereiden als een aangename geur voor de HEERE; het moet bereid worden naast het voortdurende brandoffer, met het bijbehorende plengoffer.

25Op de zevende dag moet u een heilige samenkomst houden; geen enkel dienstwerk mag u dan doen.

26Ook op de dag van de eerstelingen, als u op uw Wekenfeest de HEERE een nieuw graanoffer aanbiedt, moet u een heilige samenkomst houden; geen enkel dienstwerk mag u dan doen.

27Dan moet u een brandoffer aanbieden, als een aangename geur voor de HEERE: twee jonge stieren – de jongen van een rund – één ram en zeven lammeren van een jaar oud,

28en het bijbehorende graanoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie tiende efa per jonge stier, twee tiende per ram,

29en een tiende efa per lam bij de zeven lammeren.

30Vervolgens één geitenbok om verzoening voor u te doen.

31Naast het voortdurende brandoffer en het bijbehorende graanoffer moet u deze dingen doen. Ze moeten voor u zonder enig gebrek zijn, en vergezeld gaan van de bijbehorende plengoffers.

28

Wetten voor de dagelijkse offeranden

1Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2Gebied den kinderen Israëls, en zeg tot hen: Mijn offerande, Mijn spijze voor Mijn vuurofferen, Mijn liefelijken reuk, zult gij waarnemen, om Mij te offeren op zijn gezetten tijd.

3En gij zult tot hen zeggen: Dit is het vuuroffer, hetwelk gij den HEERE offeren zult: Ex. 29:38.twee volkomen eenjarige lammeren des daags, tot een gedurig brandoffer.

4Het ene lam zult gij bereiden des morgens; en het andere lam zult gij bereiden tussen de twee avonden.

5Ex. 16:36.En een tiende deel ener efa meelbloem, Lev. 2:1.ten spijsoffer, gemengd met het vierendeel van een Ex. 29:40.hin van gestoten olie.

6Het is het gedurig brandoffer, hetwelk op den berg Sinaï ingesteld was tot een liefelijken reuk, een vuuroffer den HEERE.

7En zijn drankoffer zal zijn het vierendeel van een hin, voor het ene lam; in het heiligdom zult gij het drankoffer des sterken dranks den HEERE offeren.

8En het andere lam zult gij bereiden tussen de twee avonden; gelijk het spijsoffer des morgens, en gelijk zijn drankoffer zult gij het bereiden, ten vuuroffer des liefelijken reuks den HEERE.

Wetten voor het sabbatoffer en voor de nieuwe maand

9Maar op den sabbatdag twee volkomen eenjarige lammeren, en twee tienden meelbloem, ten spijsoffer, met olie gemengd, mitsgaders zijn drankoffer.

10Het is het brandoffer des sabbats op elken sabbat, boven het gedurig brandoffer, en zijn drankoffer.

11En in de beginselen uwer maanden zult gij een brandoffer den HEERE offeren: twee jonge varren, en een ram, zeven volkomen eenjarige lammeren;

12En drie tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot den enen var; en twee tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot den enen ram;

13En tot elk een tiende deel meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot het ene lam; het is een brandoffer tot een liefelijken reuk, een vuuroffer, den HEERE.

14En hun drankofferen zullen zijn de helft van een hin tot een var, en een derde deel van een hin tot een ram, en een vierendeel van een hin van wijn tot een lam; dat is het brandoffer der nieuwe maan in elke maand, naar de maanden des jaars.

15Daartoe zal een geitenbok ten zondoffer den HEERE, boven het gedurige brandoffer, bereid worden, met zijn drankoffer.

Wetten voor de feesttijden

16Ex. 12:18. 23:15. Lev. 23:5.En in de eerste maand, op den veertienden dag der maand, is het pascha den HEERE.

17En op den vijftienden dag derzelve maand is het feest; zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden.

18Op den Lev. 23:7.eersten dag zal een heilige samenroeping zijn; geen dienstwerk zult gijlieden doen;

19Maar gij zult een vuuroffer ten brandoffer den HEERE offeren: twee jonge varren, en een ram, daartoe zeven eenjarige lammeren; volkomen zullen zij u zijn.

20En hun spijsoffer zal zijn meelbloem, met olie gemengd; drie tienden tot een var, en twee tienden tot een ram zult gij bereiden.

21Tot elk zult gij een tiende deel bereiden tot een lam, tot die zeven lammeren toe.

22Daarna een bok ten zondoffer, om over ulieden verzoening te doen.

23Behalve het morgenbrandoffer, hetwelk tot een gedurig brandoffer is, zult gij deze dingen bereiden.

24Achtervolgens deze dingen zult gij des daags, zeven dagen lang, de spijze des vuuroffers bereiden tot een liefelijken reuk den HEERE; boven dat gedurig brandoffer zal het bereid worden, met zijn drankoffer.

25En op den zevenden dag zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen.

26Insgelijks op den dag der eerstelingen, als gij een nieuw spijsoffer den HEERE zult offeren naar uw weken, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen.

27Dan zult gij den HEERE een brandoffer ten liefelijken reuk offeren: twee jonge varren, een ram, zeven eenjarige lammeren;

28En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot een var, twee tienden tot een ram;

29Tot elk een tiende tot een lam, tot die zeven lammeren toe;

30Een geitenbok, om voor u verzoening te doen.

31Behalve het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, zult gij ze bereiden; zij zullen u volkomen zijn met hun drankofferen.