Spreuken 16
Het boek Spreuken

HSV

God ziet wat mensen doen

1Een Vers 9; Spr. 19:21; 20:24; Jer. 10:23mens heeft overleggingen in het hart,

maar het antwoord van de tong komt van de HEERE.

2Spr. 21:2In eigen ogen zijn al iemands wegen zuiver,

maar de HEERE toetst de geesten.

3Ps. 37:5; 55:23; Matt. 6:25; Luk. 12:22; 1 Petr. 5:7Wentel uw werken op de HEERE,

en uw plannen zullen bevestigd worden.

4De HEERE heeft alles gemaakt omwille van Zichzelf,

Job 21:30ja, zelfs de goddeloze voor de dag van het onheil.

5Spr. 6:17; 8:13Al wie hooghartig is, is voor de HEERE een gruwel.

Spr. 11:21Hand op hand: hij zal niet voor onschuldig gehouden worden.

6Door goedertierenheid en trouw wordt een misdaad verzoend,

en door de vreze des HEEREN keert men zich af van het kwade.

7Als de HEERE behagen schept in iemands wegen,

zal Hij zelfs zijn vijanden vrede met hem doen sluiten.

8Ps. 37:16; Spr. 15:16Beter is een weinig met gerechtigheid,

dan een veelheid aan inkomsten zonder recht.

9Het hart van een mens overdenkt zijn weg,

maar de HEERE bestuurt zijn voetstappen.

10Een beslissend vonnis ligt op de lippen van een koning,

in de rechtspraak pleegt zijn mond geen trouwbreuk.

11Lev. 19:36; Deut. 25:13 enz.; Spr. 11:1; 20:10,23Een betrouwbare waag en weegschaal16:11 betrouwbare waag en weegschaal - Letterlijk: een waag en weegschaal van recht. behoren de HEERE toe,

alle weegstenen in de buidel zijn Zijn werk.

12Voor koningen is het een gruwel goddeloos te handelen,

want door gerechtigheid wordt een troon bevestigd.

13Koningen hebben een welgevallen aan lippen die oprechtheid spreken,

zij hebben lief wie oprechte woorden spreekt.

14Spr. 19:12; 20:2De woede van een koning is als de boden van de dood,

maar een wijze man verzoent die.

15Spr. 19:12In het licht van het gezicht van een koning is leven,

zijn welgevallen is als een wolk met late regen.

16Job 28:15; Ps. 19:11; 119:72; Spr. 3:14,15; 8:11,19Hoeveel beter is het verwerven van wijsheid dan bewerkt goud,

en het verwerven van inzicht is verkieslijker dan zilver!

17De gebaande weg van oprechten is zich af te keren van het kwade:

wie zijn weg in acht neemt, bewaart zijn ziel.

18Spr. 11:2; 17:19Trots komt vóór de ondergang,

en hoogmoed16:18 hoogmoed - Letterlijk: hoogheid van geest. komt vóór de val.

19Het is beter met zachtmoedigen nederig van geest te zijn,

dan de buit met hoogmoedigen te delen.

20Wie verstandig omgaat met het woord, zal het goede vinden,

Ps. 2:12; 34:9; 125:1; Jes. 30:18; Jer. 17:7en wie op de HEERE vertrouwt: welzalig is hij.

21De wijze van hart wordt verstandig genoemd,

en zoetheid van lippen vermeerdert het inzicht.

22Het verstand is voor de bezitters ervan Spr. 13:14een bron van leven,

maar de vermaning van dwazen is dwaasheid.

23Het hart van een wijze maakt zijn mond verstandig,

en zal op zijn lippen het inzicht vermeerderen.

24Lieflijke woorden zijn een honingraat,

zoet voor de ziel, en genezing voor de beenderen.

25Spr. 14:12Er is soms een weg die iemand recht schijnt,

maar het einde ervan zijn wegen van de dood.

26De honger16:26 honger - Letterlijk: de ziel. van de arbeider werkt ten behoeve van hemzelf,

want zijn mond dringt hem ertoe.

27Een verdorven man graaft kwaad op,

en Spr. 12:18op zijn lippen is het als een verzengend vuur.

28Spr. 15:18; 26:21; 29:22Een verderfelijke man brengt ruzie teweeg,

en een lasteraar maakt scheiding tussen de beste vrienden.

29Een man van geweld misleidt zijn naaste

en brengt hem op een weg die niet goed is.

30Spr. 6:13,14Hij doet zijn ogen dicht om verderfelijke dingen te bedenken,

bijt hij op zijn lippen, dan voert hij kwaad uit.

31Grijsheid is een sierlijke kroon,

ze wordt gevonden op de weg van de gerechtigheid.

32Een geduldig man is beter dan een dappere held,

en wie zijn geest beheerst, is beter dan wie een stad inneemt.Het begrip “lankmoedig” is zo verouderd dat niemand meer goed weet wat het betekent. Het gevolg is dat mensen betekenissen aan het woord gaan toekennen die het feitelijk niet bezit. Het Hebreeuwse grondwoord zou heel letterlijk vertaald kunnen worden met “lang van neusgaten”. In het Hebreeuwse taaleigen is er echter een verband tussen de neus en boosheid. Een iets vrijere vertaling is dan ook “traag tot toorn”. Het wordt zowel voor mensen (Spr 14:29) als voor God (Ex 34:6) gebruikt. Het is dus niet vol te houden dat het hier alleen om een goddelijke eigenschap zou gaan. Eén van de critici is van mening dat het woord “lankmoedig” in de Middeleeuwen nog niet bestond, en speciaal bedacht is ten dienste van de prediking van het Woord. Dat is echter onjuist. Het Nederlandse “lankmoedig” is weliswaar ontleend aan het Latijnse “longanimis”, dat vooral in Christelijk-Latijnse literatuur voorkomt (mogelijk een letterlijke vertaling van het Griekse “makrothumia”), maar alle handboeken geven aan dat dit woord in de Middeleeuwen reeds volop voorkwam, in de vorm van “lancmoedich” en “lancmoedicheit”. Dit woord is echter sterk verouderd en komt buiten de Bijbel steeds minder voor. Bovendien is er een uitstekend alternatief: “geduldig”. Dat “lankmoedig” een diepere lading zou hebben dan “geduldig”, spreken wij tegen.

33Het lot wordt in de schoot geworpen,

maar elke beslissing daardoor komt van de HEERE.

16

God ziet, wat de mens doet

1De Vers 9. Spr. 19:21. 20:24. Jer. 10:23.mens heeft schikkingen des harten; maar het antwoord der tong is van den HEERE.

2Spr. 21:2.Alle wegen des mans zijn zuiver in zijn ogen; maar de HEERE weegt de geesten.

3Ps. 37:5. 55:23. Matt. 6:25. Luk. 12:22. 1 Petr. 5:7.Wentel uw werken op den HEERE, en uw gedachten zullen bevestigd worden.

4De HEERE heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil; Job 21:30.ja, ook den goddeloze tot den dag des kwaads.

5Spr. 6:17. 8:13.Al wie hoog is van hart, is den HEERE een gruwel; Spr. 11:21.hand aan hand, zal hij niet onschuldig zijn.

6Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade.

7Als iemands wegen den HEERE behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen.

8Ps. 37:16. Spr. 15:16.Beter is een weinig met gerechtigheid, dan de veelheid der inkomsten zonder recht.

9Het hart des mensen overdenkt zijn weg; maar de HEERE stiert zijn gang.

10Waarzegging is op de lippen des konings; zijn mond zal niet overtreden in het gericht.

11Lev. 19:36. Deut. 25:13 enz. Spr. 11:1. 20:10, 23.Een rechte waag en weegschaal zijn des HEEREN; alle weegstenen des zaks zijn Zijn werk.

12Het is der koningen gruwel goddeloosheid te doen; want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd.

13De lippen der gerechtigheid zijn het welgevallen der koningen; en elkeen van hen zal liefhebben dien, die rechte dingen spreekt.

14Spr. 19:12. 20:2.De grimmigheid des konings is als de boden des doods; maar een wijs man zal die verzoenen.

15Spr. 19:12.In het licht van des konings aangezicht is leven; en zijn welgevallen is als een wolk des spaden regens.

16Job 28:15. Ps. 19:11. 119:72. Spr. 3:14, 15. 8:11, 19.Hoeveel beter is het wijsheid te bekomen, dan uitgegraven goud, en uitnemender, verstand te bekomen, dan zilver!

17De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart.

18Spr. 11:2. 17:19.Hovaardigheid is vóór de verbreking, en hoogheid des geestes vóór den val.

19Het is beter nederig van geest te zijn met de zachtmoedigen, dan roof te delen met de hovaardigen.

20Die op het woord verstandelijk let, zal het goede vinden; Ps. 2:12. 34:9. 125:1. Jes. 30:18. Jer. 17:7.en die op den HEERE vertrouwt, is welgelukzalig.

21De wijze van hart zal verstandig genoemd worden; en de zoetheid der lippen zal de lering vermeerderen.

22Het verstand dergenen, die het bezitten, is Spr. 13:14.een springader des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid.

23Het hart eens wijzen maakt zijn mond verstandig, en zal op zijn lippen de lering vermeerderen.

24Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente.

25Spr. 14:12.Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.

26De ziel des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem.

27Een Belialsman graaft kwaad; en Spr. 12:18.op zijn lippen is als brandend vuur.

28Spr. 15:18. 26:21. 29:22.Een verkeerd man zal krakeel inwerpen; en een oorblazer scheidt den voornaamsten vriend.

29Een man des gewelds verlokt zijn naaste, en hij leidt hem in een weg, die niet goed is.

30Spr. 6:13, 14.Hij sluit zijn ogen, om verkeerdheden te bedenken; zijn lippen bijtende, volbrengt hij het kwaad.

31De grijsheid is een sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden.

32De lankmoedige is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest, dan die een stad inneemt.

33Het lot wordt in den schoot geworpen; maar het gehele beleid daarvan is van den HEERE.