Spreuken 2
Het boek Spreuken

HSV

Wijsheid tegenover onverstand

1Mijn zoon, als je mijn woorden aanneemt,

en mijn geboden bij je opbergt,

2om je oor acht te doen slaan op de wijsheid,

als je je hart neigt naar het inzicht,

3ja, als je roept om het verstand,

je stem laat klinken om inzicht,

4Matt. 13:44als je het zoekt als zilver,

het naspeurt als verborgen schatten,

5dan zul je de vreze des HEEREN begrijpen,

de kennis van God vinden.

61 Kon. 3:9,12; Jak. 1:5De HEERE geeft immers wijsheid,

uit Zijn mond komen kennis en inzicht.

7Hij houdt voor de oprechten wijsheid gereed,

Hij is een schild voor hen die in oprechtheid hun weg gaan,

8opdat zij de paden van het recht in acht nemen.

Hij bewaart de weg van Zijn gunstelingen.

9Dan zul je gerechtigheid en recht begrijpen,

en billijkheid, op elk goed spoor.

10Ja, in je hart zal wijsheid komen

en kennis zal aangenaam zijn voor je ziel.

11Bedachtzaamheid zal over jou waken,

inzicht zal je beschermen,

12om je te redden van de verkeerde weg,

van de man die verderfelijke dingen spreekt,

13van hen die de rechte paden verlaten

om op de wegen van de duisternis te gaan,

14van hen die zich verblijden in kwaad te doen,

zich verheugen in verderfelijk kwaad,

15van wie de paden slinks zijn,

die afwijken in hun sporen,

16om je te redden van de vreemde vrouw,

Spr. 5:3; 6:24; 7:5de onbekende die met haar woorden vleit,

17die de leidsman van haar jeugd verlaat,

en het verbond van haar God vergeet.

18Haar huis helt immers over naar de dood,

en haar sporen naar de gestorvenen.

19Allen die bij haar komen, zullen niet terugkomen

en de paden van de levenden niet bereiken.

20Opdat je zult gaan op de weg van wie goed zijn,

en je de paden van de rechtvaardigen in acht zult nemen.

21Ps. 37:29De vromen zullen immers de aarde bewonen,

en de oprechten zullen erop overblijven.

22Job 18:17; Ps. 104:35De goddelozen echter zullen van de aarde uitgeroeid worden,

trouwelozen zullen ervan weggerukt worden.

2

Uitnemendheid der wijsheid

1Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt;

2Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt;

3Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;

4Matt. 13:44.Zo gij haar zoekt als zilver, en naspeurt als verborgen schatten;

5Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden.

61 Kon. 3:9, 12. Jak. 1:5.Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand.

7Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk wandelen;

8Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren.

9Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, en alle goede pad.

10Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;

11Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden;

12Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt;

13Van degenen, die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;

14Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;

15Welker paden verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen;

16Om u te redden van de vreemde vrouw, Spr. 5:3. 6:24. 7:5.van de onbekende, die met haar redenen vleit;

17Die den leidsman harer jonkheid verlaat, en het verbond haars Gods vergeet;

18Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.

19Allen die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen, en zullen de paden des levens niet aantreffen;

20Opdat gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden der rechtvaardigen.

21Ps. 37:29.Want de vromen zullen de aarde bewonen, en de oprechten zullen daarin overblijven;

22Job 18:17. Ps. 104:35.Maar de goddelozen zullen van de aarde uitgeroeid worden, en de trouwelozen zullen er van uitgerukt worden.