Psalm 24
Het boek Psalmen

HSV

Intocht van de HEERE

1Een psalm van David.

Ex. 19:5; Deut. 10:14; Job 41:2; Ps. 50:12; 1 Kor. 10:26,28De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat,

de wereld en wie er wonen.

2Want Híj heeft haar gegrondvest op de zeeën

en haar vastgezet op de rivieren.

3Ps. 15:1; Jes. 33:14,15Wie zal de berg van de HEERE beklimmen?

Wie zal staan in Zijn heilige plaats?

4Wie rein is van handen en zuiver van hart,

wie zijn ziel niet opheft tot wat vals is, en niet bedrieglijk zweert.

5Hij zal zegen ontvangen van de HEERE

en gerechtigheid van de God van zijn heil.

6Dat is het geslacht van hen die naar Hem vragen,

die Uw aangezicht zoeken; dat is Jakob. Sela

7Hef uw hoofden op, o poorten,

en verhef u, eeuwige deuren,

opdat de Koning der ere binnengaat.

8Wie is deze Koning der ere?

De HEERE, sterk en geweldig,

de HEERE, geweldig in de strijd.

9Hef uw hoofden op, o poorten,

ja, verhef ze, eeuwige deuren,

opdat de Koning der ere binnengaat.

10Wie is Hij, deze Koning der ere?

De HEERE van de legermachten,

Hij is de Koning der ere. Sela

24

De Koning der ere en Zijn volk

1Een psalm van David. Ex. 19:5. Deut. 10:14. Job 41:2. Ps. 50:12. 1 Kor. 10:26, 28.De aarde is des HEEREN, mitsgaders haar volheid, de wereld, en die daarin wonen.

2Want Hij heeft ze gegrond op de zeeën, en heeft ze gevestigd op de rivieren.

3Ps. 15:1. Jes. 33:14, 15.Wie zal klimmen op den berg des HEEREN, en wie zal staan in de plaats Zijner heiligheid?

4Die rein van handen, en zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid, en die niet bedriegelijk zweert;

5Die zal den zegen ontvangen van den HEERE, en gerechtigheid van den God zijns heils.

6Dat is het geslacht dergenen, die naar Hem vragen, die Uw aangezicht zoeken, dat is Jakob! Sela.

7Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga!

8Wie is de Koning der ere? De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in den strijd.

9Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga!

10Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE der heirscharen, Die is de Koning der ere. Sela.