| Profetie over het Seïrgebergte en over Edom |
1 | Het woord van de HEERE kwam tot mij: |
2 | Mensenkind, richt uw blik op het Seïrgebergte en profeteer ertegen. |
3 | Zeg ertegen: Zo zegt de Heere HEERE: |
| Zie, Ik zál u, Seïrgebergte! |
| | Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken |
| | | en van u een verlaten woestenij maken. |
4 | Van uw steden zal Ik een puinhoop maken, |
| | en zelf zult u een woestenij worden. |
| | | Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben. |
5 | Omdat u een eeuwige vijandschap hebt en u de Israëlieten deed neerstorten door het geweld van het zwaard in de tijd van hun ondergang, in de tijd van de uiterste ongerechtigheid, |
| Ezech. 25:15 | Zo zegt de Heere HEERE: Omdat de Filistijnen in wraakzucht handelden en met hartgrondig leedvermaak wraak namen door verderf te zaaien, gedreven door een eeuwige vijandschap, |
6 | daarom, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE: Voorzeker, Ik zal u tot bloed maken en bloed zal u achtervolgen. Omdat u het bloedvergieten niet hebt gehaat, zal bloed u achtervolgen. |
7 | Ik zal het Seïrgebergte tot een verlaten woestenij maken en Ik zal eruit uitroeien wie erdoorheen trekt of wie er terugkeert. |
8 | Ik zal zijn bergen met zijn gesneuvelden vullen. Op uw heuvels, in uw dalen en bij al uw waterstromen, daar zullen zij liggen die vielen door het zwaard. |
9 | Ik zal u maken tot eeuwige woestenijen, |
| | uw steden zullen niet meer bewoond worden. |
| | | Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben. |
10 | Omdat u zegt: Die beide volken en die beide landen zullen mij toebehoren, wij zullen ze in bezit nemen, al zou de HEERE daar zijn, |
| Ps. 83:13 | die zeiden: Laten wij deze woningen van God
voor onszelf in bezit nemen. |
11 | daarom, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE: Ik zal handelen overeenkomstig uw toorn en overeenkomstig uw afgunst, waarmee u uit uw haat jegens hen bent opgetreden. Ik zal Mij onder hen bekendmaken, wanneer Ik u oordelen zal. |
12 | Dan zult u weten dat Ik, de HEERE, al uw beledigingen gehoord heb, die u tegen de bergen van Israël gesproken hebt: Ze zijn verwoest, ons tot voedsel gegeven. |
13 | U hebt u tegen Mij grootgemaakt met uw mond, en uw woorden tegen Mij overvloedig gemaakt. Ik heb ze Zelf gehoord. |
14 | Zo zegt de Heere HEERE: Tot blijdschap van heel de aarde zal Ik u tot een woestenij maken. |
15 | Overeenkomstig uw blijdschap over het erfelijk bezit van het huis van Israël, omdat het verwoest is, zo zal Ik bij u doen. U, Seïrgebergte en heel Edom, zult geheel en al een woestenij worden! Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben. | | |
|