1 | In die tijd, spreekt de HEERE, zal Ik al de geslachten van Israël tot een God zijn, en zíj zullen Mij tot een volk zijn. |
| Het volk dat aan het zwaard ontkomen was, |
| | heeft genade gevonden in de woestijn, |
| toen Ik op weg ging om hem, Israël, tot rust te brengen. |
3 | Van verre tijden af is de HEERE aan mij verschenen: |
| Met eeuwige liefde heb Ik u liefgehad, |
| | daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. |
4 | Ik zal u weer bouwen en u zult gebouwd worden, |
| Opnieuw zult u zich tooien met uw tamboerijnen, |
| | opnieuw zult u uittrekken in een reidans van vrolijke mensen. |
| Jer. 30:19 | Van hen zal dankzegging uitgaan,
en het geluid van vrolijke mensen.
Ik zal hen talrijk maken, ze zullen niet in aantal verminderen.
Ik zal hen tot aanzien brengen, ze zullen niet veracht worden. |
5 | Opnieuw zult u wijngaarden planten |
| | op de bergen van Samaria: |
| | | de planters zullen planten en de vruchten genieten. |
| Jes. 65:21 | Zij zullen huizen bouwen en erin wonen,
zij zullen wijngaarden planten en van hun vrucht eten. |
6 | Want er zal een dag zijn dat de wachters zullen roepen |
| | op het bergland van Efraïm: |
| Sta op, laten wij opgaan naar Sion, |
| Jes. 2:2 | Het zal in het laatste der dagen geschieden
dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan
als de hoogste van de bergen,
en dat hij verheven zal worden boven de heuvels,
en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. | | Jes. 2:3 | Vele volken zullen gaan en zeggen:
Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE,
naar het huis van de God van Jakob;
dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen,
en zullen wij Zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan,
en het woord van de HEERE uit Jeruzalem. | | Micha 4:2 | Vele heidenvolken zullen op weg gaan
en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE,
naar het huis van de God van Jakob;
dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen,
en zullen wij Zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan
en het woord van de HEERE uit Jeruzalem. |
| Zing vrolijk over Jakob, met blijdschap! |
| | Juich om het hoofd van de heidenvolken! |
| Laat het horen, prijs Hem en zeg: |
| | | het overblijfsel van Israël. |
| | uit het land van het noorden, |
| Ik zal hen bijeenbrengen van de uithoeken van de aarde; |
| | onder hen zijn blinden en verlamden, |
| zwangeren en barenden met elkaar: |
| | met een grote menigte zullen zij hierheen terugkomen. |
| Jer. 3:18 | In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan. Tezamen zullen zij komen uit het land in het noorden naar het land dat Ik uw vaderen in erfelijk bezit heb gegeven. |
9 | Onder geween zullen zij komen, |
| | onder smeekbeden zal Ik hen leiden. |
| Ik zal hen doen gaan naar waterbeken, |
| | op een rechte weg, waarop zij niet zullen struikelen, |
| want Ik ben Israël tot een Vader, |
| | en Efraïm – Mijn eerstgeborene is hij. |
| Ex. 4:22 | Dan moet u tegen de farao zeggen: Zo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël. |
10 | Hoor het woord van de HEERE, heidenvolken, |
| | verkondig het in de kustlanden van ver weg, |
| Hij Die Israël verstrooid heeft, zal het weer bijeenbrengen |
| | en het hoeden, zoals een herder zijn kudde hoedt. |
11 | Want de HEERE heeft Jakob vrijgekocht, |
| | en hem verlost uit de hand van hem die sterker was dan hij. |
| Jes. 40:10 | Zie, de Heere HEERE zal komen tegen de sterke,
en Zijn arm zal heersen.
Zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich,
Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit. | | Jes. 49:24 | Zou een machtig man zijn buit ontnomen kunnen worden,
of de gevangenen van een rechtvaardige kunnen ontkomen? | | Jes. 49:25 | Maar zo zegt de HEERE:
Ja, de gevangenen van een machtig man zullen hem ontnomen worden,
en de buit van een geweldpleger zal ontkomen.
Wie u ter verantwoording roepen, zal Ík ter verantwoording roepen,
uw kinderen zal Ík verlossen. |
12 | Zij zullen komen en juichen op de hoogte van Sion, |
| | zij zullen toestromen naar het goede van de HEERE: |
| naar het koren, naar de nieuwe wijn en naar de olie, |
| | naar de lammeren en runderen. |
| Hun ziel zal zijn als een bevloeide hof, |
| | zij zullen voortaan niet meer treurig zijn. |
| Jes. 61:11 | Want zoals de aarde haar gewas voortbrengt,
en zoals een tuin het daarin gezaaide doet opkomen,
zo zal de Heere HEERE gerechtigheid doen opkomen
en lof voor alle volken. |
13 | Dan zullen jonge vrouwen zich verblijden in een reidans, |
| | ook de jongemannen en de ouderen met elkaar. |
| Ik zal hun rouw veranderen in vreugde, |
| | Ik zal hen troosten, Ik zal hen blij maken na hun verdriet. |
14 | Ik zal de ziel van de priesters verzadigen met overvloed,  |
| | Mijn volk zal met het goede van Mij verzadigd worden, |
| Er is een stem gehoord in Rama, een rouwklacht, |
| Rachel weent over haar kinderen. |
| | Zij weigert zich te laten troosten |
| | want zij zijn er niet meer. |
| Matt. 2:17 | Toen is vervuld wat gesproken is door de profeet Jeremia: | | Matt. 2:18 | Een stem is in Rama gehoord, geklaag, gejammer en veel gekerm; Rachel huilde over haar kinderen, en wilde niet vertroost worden, omdat zij er niet meer zijn. |
| Bedwing uw stem van geween, |
| want er is loon voor uw werk, |
| | | Zij zullen uit het land van de vijand terugkomen, |
17 | en er is hoop voor uw nakomelingen, spreekt de HEERE, |
| | uw kinderen zullen terugkomen naar hun gebied. |
| | dat Efraïm zichzelf beklaagt: |
| U hebt mij gestraft, ik ben gestraft |
| Bekeer mij, dan zal ik bekeerd zijn, |
| | want U bent de HEERE, mijn God. |
| Klaagl. 5:21 | HEERE, bekeer ons tot U, dan zullen wij bekeerd zijn!
Vernieuw onze dagen als vanouds. |
19 | Want nadat ik bekeerd was, |
| Nadat ik met mijzelf bekend ben gemaakt, |
| | heb ik mij op de heup geslagen. |
| Ik ben beschaamd, ja, ook te schande geworden, |
| | omdat ik de smaad van mijn jeugd meedraag. |
| Deut. 30:2 | En u zult zich bekeren tot de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn, u en uw kinderen, met heel uw hart en met heel uw ziel, overeenkomstig alles wat ik u heden gebied. |
20 | Is Efraïm voor Mij niet een dierbare zoon, |
| | is hij voor Mij niet een lievelingskind? |
| Want zo dikwijls als Ik tot hem spreek, |
| | denk Ik nog voortdurend aan hem. |
| Daarom is Mijn binnenste bewogen over hem, |
| | Ik zal Mij zeker over hem ontfermen, |
21 | Richt u merktekens op, |
| Richt uw hart op de gebaande weg, |
| | de weg die u bent gegaan. |
| Keer terug, maagd Israël, |
| | keer terug naar deze steden van u. |
22 | Hoelang blijft u draaien, |
| Voorzeker, de HEERE heeft iets nieuws geschapen op de aarde: |
| | een vrouw zal een man omvatten. |
23 | Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zij zullen in het land Juda en in zijn steden weer dit woord zeggen, wanneer Ik een omkeer zal brengen in hun gevangenschap: Moge de HEERE u zegenen, woonplaats van gerechtigheid, heilige berg. |
| Jer. 50:7 | Allen die hen vonden, verslonden hen,
en hun tegenstanders zeiden: Wij laden geen schuld op ons,
omdat zij gezondigd hebben tegen de HEERE,
de woonplaats van de gerechtigheid, ja, de hoop van hun vaderen, de HEERE. |
24 | Daarin zullen Juda en al zijn steden met elkaar wonen, akkerbouwers en wie met de kudde rondtrekken. |
25 | Want Ik heb de vermoeide ziel te drinken gegeven en elke treurig geworden ziel heb Ik met voedsel vervuld. |
26 | Hierop ontwaakte ik en ik keek. Mijn slaap was mij aangenaam geweest. |
| Belofte van een nieuw verbond |
27 | Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik het huis van Israël en het huis van Juda bezaaien zal met zaad van mensen en zaad van dieren. |
28 | Dan zal het gebeuren, dat Ik ten aanzien van hen zal waken om te bouwen en te planten, zoals Ik ten aanzien van hen gewaakt heb om weg te rukken en af te breken, om omver te halen en te vernielen, en hun kwaad aan te doen, spreekt de HEERE. |
29 | In die dagen zullen zij niet meer zeggen: |
| De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, |
| | en de tanden van de kinderen zijn stomp geworden. |
| Ezech. 18:2 | Wat is er met u dat u dit spreekwoord gebruikt over het land van Israël:
De vaders eten onrijpe druiven,
en de tanden van de kinderen worden stomp? |
30 | Maar ieder zal om zijn eigen ongerechtigheid sterven. Ieder mens die onrijpe druiven eet – zijn tanden zullen stomp worden. |
31 | Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, |
| Hebr. 8:8 | Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, |
32 | niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. |
33 | Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. |
| Jer. 31:1 | In die tijd, spreekt de HEERE, zal Ik al de geslachten van Israël tot een God zijn, en zíj zullen Mij tot een volk zijn. | | Jer. 24:7 | Ik zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE ben, en zij zullen Mij tot een volk zijn en Ík zal hun tot een God zijn; want zij zullen zich tot Mij bekeren met heel hun hart. | | Jer. 30:22 | En u zult Mij tot een volk zijn
en Ík zal u tot een God zijn. |
34 | Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken. |
| Jes. 54:13 | Al uw kinderen zullen door de HEERE onderwezen zijn,
en de vrede van uw kinderen zal groot zijn. | | Joh. 6:45 | Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God onderwezen zijn. Ieder dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij. |
| Jer. 33:8 | Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, waarmee zij tegen Mij gezondigd hebben. Ik zal al hun ongerechtigheden vergeven, waarmee zij tegen Mij gezondigd hebben, en waarmee zij tegen Mij in opstand zijn gekomen. | | Micha 7:18 | Wie is een God als U,
Die de ongerechtigheid vergeeft,
Die voorbijgaat aan de overtreding
van het overblijfsel van Zijn eigendom?
Hij zal niet voor eeuwig vasthouden aan Zijn toorn,
want Hij vindt vreugde in goedertierenheid. | | Hand. 10:43 | Van Hem getuigen al de profeten dat ieder die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangen zal door Zijn Naam. |
| | Die de zon tot een licht geeft overdag |
| en de vaste orde van maan en sterren |
| | tot een licht in de nacht, |
| Die de zee opzweept, zodat haar golven bruisen, |
| | HEERE van de legermachten is Zijn Naam. |
| Gen. 1:16 | En God maakte de twee grote lichten: het grote licht om de dag te beheersen en het kleine licht om de nacht te beheersen; en ook de sterren. |
| Jes. 51:15 | Want Ik ben de HEERE, uw God,
Die de zee opzweept, zodat zijn golven bruisen,
HEERE van de legermachten is Zijn Naam. |
36 | Als deze verordeningen ooit zouden wijken |
| | van voor Mijn aangezicht, spreekt de HEERE, |
| dan zou ook het nageslacht van Israël ophouden |
| een volk voor Mijn aangezicht te zijn, alle dagen! |
| Als de hemel hierboven ooit opgemeten zou kunnen worden |
| | en de fundamenten van de aarde beneden onderzocht zouden kunnen worden, |
| dan zou ook Ik heel het nageslacht van Israël verwerpen, |
| | om alles wat zij gedaan hebben, spreekt de HEERE. |
38 | Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat de stad herbouwd zal worden voor de HEERE, van de Hananeëltoren tot aan de Hoekpoort, |
39 | en dat het meetlint nog verder zal lopen, rechtdoor, tot aan de heuvel Gareb en zal afbuigen naar Goa. |
40 | Heel het dal met de dode lichamen en de as en al de velden tot aan de beek Kidron, tot aan de hoek van de Paardenpoort naar het oosten toe, zal een heiligheid voor de HEERE zijn. Voor eeuwig zal er niets meer worden weggerukt of afgebroken. | | |
|