| De verlossing van het volk Israël voorzegd |
1 | Troost, troost Mijn volk, |
2 | spreek naar het hart van Jeruzalem |
| dat haar strijd vervuld is, |
| | dat haar ongerechtigheid verzoend is, |
| dat zij uit de hand van de HEERE het dubbele ontvangen heeft |
3 | Een stem van iemand die roept |
| | Bereid de weg van de HEERE, |
| maak recht in de wildernis |
| | een gebaande weg voor onze God. |
| Matt. 3:3 | Want deze is het over wie gesproken werd door de profeet Jesaja toen hij zei: De stem van iemand die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht. | | Mark. 1:3 | en: De stem van iemand die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht. | | Luk. 3:4 | zoals geschreven staat in het boek van de woorden van de profeet Jesaja: De stem van iemand die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht. | | Joh. 1:23 | Hij zei: Ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere recht, zoals Jesaja, de profeet, gesproken heeft. |
4 | Alle dalen zullen verhoogd worden, |
| | alle bergen en heuvels zullen verlaagd worden; |
| wat krom is, zal recht worden; |
| | wat rotsachtig is, zal tot een vlakte worden. |
5 | De heerlijkheid van de HEERE zal geopenbaard worden, |
| | en alle vlees tezamen zal het zien, |
| | | want de mond van de HEERE heeft gesproken. |
| Joh. 1:14 | En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid. |
| | En hij zegt: Wat moet ik roepen? |
| Alle vlees is gras |
| | en al zijn goedertierenheid als een bloem op het veld. |
| Job 14:2 | Als een bloem komt hij op en hij verwelkt;
hij vlucht als een schaduw en houdt geen stand. | | Ps. 90:5 | U spoelt hen weg, zij zijn als de slaap.
In de morgen zijn zij als het gras dat opkomt: | | Ps. 90:6 | in de morgen bloeit het en komt het op,
's avonds wordt het afgesneden en het verdort. | | Ps. 102:12 | Mijn dagen zijn als een langer wordende schaduw
en ík verdor als gras. | | Ps. 103:15 | De sterveling – zijn dagen zijn als het gras,
als een bloem op het veld, zo bloeit hij. | | Jak. 1:10 | en de rijke in zijn nederige staat, want hij zal als een bloem in het gras voorbijgaan. | | 1 Petr. 1:24 | Want alle vlees is als gras en al de heerlijkheid van de mens is als een bloem in het gras. Het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen. |
7 | Het gras verdort, de bloem valt af, |
| | als de Geest van de HEERE erover blaast. |
| | | Voorwaar, het volk is gras. |
8 | Het gras verdort, de bloem valt af, |
| | maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig. |
| 1 Petr. 1:25 | Maar het Woord van de Heere blijft tot in eeuwigheid. En dit is het Woord dat onder u verkondigd is. |
| | Sion, verkondigster van een goede boodschap; |
| verhef uw stem met kracht, |
| | Jeruzalem, verkondigster van een goede boodschap. |
| | | Verhef die, wees niet bevreesd. |
| Zeg tegen de steden van Juda: |
10 | Zie, de Heere HEERE zal komen tegen de sterke, |
| Zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich, |
| | Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit.  |
| | De woorden "de sterke" kan een verwijzing zijn naar de duivel. Een andere mogelijk vertaling (die in de eerste edities van de HSV voorkwam) is: "Met kracht zal Hij komen". |
| Jes. 62:11 | Zie, de HEERE heeft het doen horen
tot aan het einde der aarde:
Zeg tegen de dochter van Sion:
Zie, uw heil komt,
zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich
en Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit. |
11 | Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden: |
| | Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen |
| en in Zijn schoot dragen; |
| | de zogenden zal Hij zachtjes leiden. |
| Ezech. 34:23 | Ik zal over hen één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden: Mijn Knecht David. Híj zal ze weiden en Híj zal een Herder voor ze zijn. | | Ezech. 34:24 | En Ik, de HEERE, zal een God voor ze zijn, en Mijn Knecht David zal Vorst zijn in hun midden. Ík, de HEERE, heb gesproken. | | Micha 7:14 | Weid Uw volk met Uw staf,
de kudde van Uw eigendom,
die alleen in een woud woont,
te midden van een vruchtbaar land.
Laat hen weiden in Basan en Gilead,
als in de dagen van oude tijden af. | | Joh. 10:11 | Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen. |
| Jes. 49:10 | Zij zullen geen honger hebben of dorst lijden,
hitte en zon zullen hen niet steken,
want hun Ontfermer zal hen leiden,
Hij zal hen zachtjes leiden naar waterbronnen. |
| God alleen is de Machtige |
12 | Wie heeft de wateren met de holte van zijn hand opgemeten, |
| | of van de hemel met een span de maat genomen, |
| of het stof van de aarde met een maatbeker gevat, |
| | of de bergen gewogen in een waag, |
| | | of de heuvels op een weegschaal? |
13 | Wie heeft de Geest van de HEERE gepeild |
| | en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? |
| Rom. 11:34 | Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? | | 1 Kor. 2:16 | Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend, dat hij Hem zal onderrichten? Maar wij hebben de gedachten van Christus. |
14 | Met wie heeft Hij beraadslaagd dat hij Hem inzicht zou geven, |
| | Hem het pad van het recht zou leren, |
| Hem kennis bij zou brengen |
| | of Hem de weg van veel verstand zou doen kennen? |
15 | Zie, de volken worden beschouwd als een druppel aan een emmer, |
| | als een stofje op de weegschaal. |
| Zie, Hij heft de eilanden op als fijn stof. |
16 | De Libanon is niet genoeg om te branden, |
| | zijn dieren zijn niet genoeg voor het brandoffer. |
17 | Alle volken zijn als niets voor Hem, |
| | zij worden door Hem beschouwd als minder dan niets en als leegheid. |
| Dan. 4:35 | Al de bewoners van de aarde worden als niets geacht.
Hij doet naar Zijn wil met de leger macht in de hemel
en de bewoners van de aarde.
Er is niemand die Zijn hand kan wegslaan
of tegen Hem kan zeggen: Wat doet U? |
18 | Met wie zou u God willen vergelijken, |
| | of welke vergelijking zou u op Hem willen toepassen? |
| Jes. 46:5 | Met wie wilt u Mij vergelijken en met wie op één lijn stellen?
Met wie wilt u Mij meten, dat wij elkaars gelijken zouden zijn? | | Hand. 17:29 | Wij nu, die van Gods geslacht zijn, moeten niet denken dat de Godheid gelijk is aan goud, zilver of steen, een product van de kunstzinnigheid en gedachten van een mens. |
19 | De vakman giet het beeld, |
| | de edelsmid overtrekt het met goud |
| | | en smeedt er zilveren kettingen voor. |
20 | Wie te arm is voor een hefoffer, |
| | kiest een stuk hout dat niet kan verrotten. |
| Hij zoekt een kundig vakman voor zich uit |
| | om een beeld te vervaardigen dat niet wankelt. |
21 | Weet u het niet? Hoort u het niet? |
| | Is het u vanaf het begin niet bekendgemaakt? |
| | | Hebt u niet gelet op de fundamenten van de aarde? |
22 | Hij is het Die zetelt boven de omtrek van de aarde, |
| | waarvan de bewoners als sprinkhanen zijn. |
| Hij is het Die de hemel uitspant als een dunne doek |
| | en uitspreidt als een tent om in te wonen. |
| Job 9:8 | Hij alleen spant de hemel uit,
en Hij treedt op de hoogten van de zee. | | Ps. 104:2 | Hij hult Zich in het licht als in een mantel,
Hij spant de hemel uit als een tentkleed. | | Jes. 44:24 | Zo zegt de HEERE, uw Verlosser,
Uw Formeerder van de moederschoot af:
Ik ben de HEERE, Die alles doet:
Die de hemel uitspant, Ik alleen,
Die de aarde uitspreidt door Mijzelf; |
23 | Hij is het Die vorsten maakt tot niets, |
| | rechters van de aarde maakt tot leegheid. |
| Job 12:21 | Hij giet verachting uit over edelen,
en de gordel van machtigen maakt Hij los. | | Ps. 107:40 | Hij stort verachting uit over de edelen
en doet hen dwalen in een woestenij, waar geen weg is. |
24 | Ja, zij zijn niet geplant, |
| | ja, zij zijn niet gezaaid, |
| | | ja, hun afgehouwen stronk wortelt niet in de aarde. |
| Ook als Hij op hen zal blazen, zullen zij verdorren, |
| | en een storm neemt hen weg als stoppels. |
25 | Met wie zou u Mij willen vergelijken, |
| | of aan wie ben Ik gelijk? |
26 | Sla uw ogen op naar omhoog, |
| | en zie Wie deze dingen geschapen heeft; |
| Hij is het Die hun leger voltallig tevoorschijn brengt, |
| door Zijn grote vermogen en Zijn sterke kracht; |
| | er ontbreekt er niet één. |
27 | Waarom zegt u dan, Jakob, |
| Mijn weg is voor de HEERE verborgen |
| | en mijn recht gaat aan mijn God voorbij? |
| De eeuwige God, de HEERE, |
| | de Schepper van de einden der aarde, |
| wordt niet moe en niet afgemat. |
| | Er is geen doorgronding van Zijn inzicht. |
| Ps. 147:5 | Onze Heere is groot en geweldig in kracht,
Zijn inzicht is onmetelijk. |
29 | Hij geeft de vermoeide kracht |
| | en Hij vermeerdert de sterkte van wie geen krachten heeft. |
30 | Jongeren zullen moe en afgemat worden, |
| | jonge mannen zullen zeker struikelen; |
31 | maar wie de HEERE verwachten, zullen hun kracht vernieuwen, |
| | zij zullen hun vleugels uitslaan als arenden, |
| zij zullen snel lopen en niet afgemat worden, |
| | zij zullen lopen en niet moe worden. | | |
|