1 | Dit heb Ik tot u gesproken, opdat u niet struikelt. |
2 | Ze zullen u uit de synagoge werpen; ja, de tijd komt dat ieder die u doodt, denkt God een dienst te bewijzen. |
| Joh. 9:22 | Dit zeiden zijn ouders omdat zij bevreesd waren voor de Joden; want de Joden waren al overeengekomen dat, als iemand zou belijden dat Hij de Christus was, hij uit de synagoge geworpen zou worden. | | Joh. 9:34 | Zij antwoordden en zeiden tegen hem: U bent geheel in zonden geboren, en onderwijst u ons? En zij wierpen hem de synagoge uit. | | Joh. 12:42 | En toch geloofden ook velen van de leiders in Hem, maar vanwege de Farizeeën beleden zij het niet, opdat zij niet uit de synagoge geworpen zouden worden. |
3 | En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij de Vader niet gekend hebben en Mij ook niet. |
| Joh. 15:21 | Maar al deze dingen zullen zij u aandoen omwille van Mijn Naam, omdat zij Hem niet kennen Die Mij gezonden heeft. | | 1 Kor. 2:8 | een wijsheid die niemand van de leiders van deze wereld gekend heeft. Immers, als zij die gekend hadden, zouden zij de Heere der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. |
4 | Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de tijd komt, u zich herinnert dat Ik ze u gezegd heb; maar deze dingen heb Ik u van het begin af niet gezegd, omdat Ik bij u was. |
| Joh. 13:19 | Nu al zeg Ik het u voordat het gebeurt, opdat wanneer het gebeurt, u zult geloven dat Ik het ben. | | Joh. 14:29 | En nu heb Ik het u gezegd voordat het zal gebeuren, opdat, wanneer het gebeurt, u zult geloven. |
| De Heilige Geest en Zijn werk |
5 | En nu ga Ik heen naar Hem Die Mij gezonden heeft, en niemand van u vraagt Mij: Waar gaat U heen? |
6 | Maar omdat Ik deze dingen tot u gesproken heb, heeft de droefheid uw hart vervuld. |
7 | Maar Ik zeg u de waarheid: Het is nuttig voor u dat Ik wegga, want als Ik niet wegga, zal de Trooster niet naar u toe komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem naar u toe zenden. |
| Luk. 24:49 | En zie, Ik zend de belofte van Mijn Vader op u; maar blijft u in de stad Jeruzalem, totdat u met kracht uit de hoogte bekleed zult worden. | | Joh. 14:26 | Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb. | | Joh. 15:26 | Maar wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die over Mij getuigen. |
8 | En als Die gekomen is, zal Hij de wereld overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel: |
9 | van zonde, omdat zij niet in Mij geloven; |
10 | van gerechtigheid, omdat Ik heenga naar Mijn Vader en u Mij niet meer zult zien; |
11 | en van oordeel, omdat de vorst van deze wereld veroordeeld is. |
| Joh. 12:31 | Nu wordt het oordeel over deze wereld voltrokken, nu zal de vorst van deze wereld buitengeworpen worden. | | Joh. 14:30 | Ik zal niet veel meer met u spreken, want de vorst van deze wereld komt en heeft geen macht over Mij. | | Efez. 2:2 | waarin u voorheen gewandeld hebt, overeenkomstig de leefwijze van deze wereld, overeenkomstig de wil van de aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid, | | Kol. 2:15 | Hij heeft de overheden en de machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd. |
12 | Nog veel heb Ik tegen u te zeggen, maar u kunt het nu niet dragen. |
13 | Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken, maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. |
| Joh. 14:26 | Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb. |
| Joh. 12:49 | Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, Hijzelf heeft Mij een gebod gegeven wat Ik zeggen en wat Ik spreken moet. |
14 | Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen. |
15 | Alles wat de Vader heeft, is het Mijne; daarom heb Ik gezegd dat Hij het uit het Mijne zal nemen en het u zal verkondigen. |
| Joh. 17:10 | En al wat van Mij is, is van U, en wat van U is, is van Mij; en Ik ben in hen verheerlijkt. |
16 | Een korte tijd en u ziet Mij niet, en weer een korte tijd en u zult Mij zien, want Ik ga heen naar de Vader. |
| Joh. 7:33 | Jezus dan zei tegen hen: Nog een korte tijd ben Ik bij u en dan ga Ik heen naar Hem Die Mij gezonden heeft. |
17 | Sommigen dan van Zijn discipelen zeiden tegen elkaar: Wat betekent dit dat Hij tegen ons zegt: Een korte tijd en u ziet Mij niet, en weer een korte tijd en u zult Mij zien; en: Want Ik ga heen naar de Vader? |
18 | Zij zeiden dan: Wat bedoelt Hij met een korte tijd? Wij weten niet waarover Hij het heeft. |
19 | Jezus dan wist dat zij Hem dit wilden vragen en zei tegen hen: Vraagt u zich onder elkaar af wat het betekent dat Ik gezegd heb: Een korte tijd en u ziet Mij niet, en weer een korte tijd en u zult Mij zien? |
20 | Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat u zult huilen en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; en u zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden. |
21 | Wanneer een vrouw baart, heeft zij droefheid, omdat haar tijd gekomen is, maar wanneer zij het kind gebaard heeft, denkt zij niet meer aan de benauwdheid, vanwege de blijdschap dat een mens ter wereld gekomen is. |
| Jes. 26:17 | Zoals een zwangere vrouw die op het punt staat te baren,
ineenkrimpt en het uitschreeuwt in haar weeën,
zo waren wij voor Uw aangezicht, HEERE. |
22 | Ook u hebt dan nu wel droefheid, maar Ik zal u weerzien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen. |
| Joh. 20:20 | En nadat Hij dit gezegd had, liet Hij hun Zijn handen en Zijn zij zien. De discipelen dan verblijdden zich toen zij de Heere zagen. |
23 | En op die dag zult u Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven. |
| Jer. 29:12 | Dan zult u Mij aanroepen en heengaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren. | | Matt. 7:7 | Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. | | Matt. 21:22 | En alles wat u in het gebed vraagt, in geloof, zult u ontvangen. | | Mark. 11:24 | Daarom zeg Ik u: alles wat u biddend begeert, geloof dat u het ontvangen zult, en het zal u ten deel vallen. | | Luk. 11:9 | En Ik zeg u: Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. | | Joh. 14:13 | En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden. | | Joh. 15:7 | Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen. | | Jak. 1:5 | En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden. | | 1 Joh. 3:22 | en wat wij ook maar bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden in acht nemen en doen wat Hem welgevallig is. | | 1 Joh. 5:14 | En dit is de vrijmoedigheid die wij hebben in het toegaan tot God, dat Hij ons verhoort, telkens als wij iets bidden naar Zijn wil. |
24 | Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn Naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden. |
25 | Deze dingen heb Ik in beeldspraak tot u gesproken, maar de tijd komt dat Ik niet meer in beeldspraak tot u spreken zal, maar u openlijk de dingen over de Vader zal verkondigen. |
26 | Op die dag zult u in Mijn Naam bidden, en Ik zeg u niet dat Ik de Vader voor u vragen zal, |
27 | want de Vader Zelf heeft u lief, omdat u Mij hebt liefgehad en hebt geloofd dat Ik van God ben uitgegaan. |
| Joh. 17:8 | Want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze aangenomen, en zij hebben daadwerkelijk erkend dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd dat U Mij gezonden hebt. |
28 | Ik ben van de Vader uitgegaan en ben in de wereld gekomen; Ik verlaat de wereld weer en ga heen naar de Vader. |
| Joh. 13:3 | stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem alle dingen in handen gegeven had en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heen ging, |
| Jezus als Overwinnaar van de wereld |
29 | Zijn discipelen zeiden tegen Hem: Zie, nu spreekt U openlijk en gebruikt U geen beeldspraak. |
30 | Nu weten wij dat U alles weet en dat het voor U niet nodig is dat iemand U vragen stelt. Hierom geloven wij dat U van God uitgegaan bent. |
| Joh. 21:17 | Hij zei voor de derde keer tegen hem: Simon, zoon van Jona, houdt u van Mij? Petrus werd bedroefd, omdat Hij voor de derde keer tegen hem zei: Houdt u van Mij? En hij zei tegen Hem: Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik van U houd. Jezus zei tegen hem: Weid Mijn schapen. |
31 | Jezus antwoordde hun: Gelooft u nu? |
32 | Zie, de tijd komt en is nu gekomen, dat u uiteengedreven zult worden, ieder naar het zijne, en u Mij alleen zult laten; en toch ben Ik niet alleen, omdat de Vader bij Mij is. |
| Zach. 13:7 | Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder
en tegen de Man Die Mijn Metgezel is,
spreekt de HEERE van de legermachten.
Sla die Herder
en de schapen zullen overal verspreid worden.
Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. | | Matt. 26:31 | Toen zei Jezus tegen hen: U zult in deze nacht allen aanstoot aan Mij nemen, want er is geschreven: Ik zal de Herder slaan en de schapen van de kudde zullen uiteengedreven worden. | | Mark. 14:27 | En Jezus zei tegen hen: U zult in deze nacht allen aanstoot aan Mij nemen, want er is geschreven: Ik zal de Herder slaan en de schapen zullen uiteengedreven worden. |
| Joh. 8:29 | En Hij Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, omdat Ik altijd doe wat Hem welgevallig is. | | Joh. 14:10 | Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar de Vader, Die in Mij blijft, Die doet de werken. |
33 | Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede zult hebben. In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen. | | |
| Jes. 9:5 | Want een Kind is ons geboren,
een Zoon is ons gegeven,
en de heerschappij rust
op Zijn schouder.
En men noemt Zijn Naam
Wonderlijk, Raadsman,
Sterke God,
Eeuwige Vader,
Vredevorst. | | Joh. 14:27 | Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u. Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden. | | Rom. 5:1 | Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus. | | Efez. 2:13 | Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. | | Kol. 1:20 | en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis, ja door Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn. |
|