1 | Op die dag verliet Jezus het huis en ging bij de zee zitten. |
| Mark. 4:1 | En Hij begon weer onderwijs te geven bij de zee; en er verzamelde zich een grote menigte bij Hem, zodat Hij in een schip ging zitten, op zee; en heel de menigte was op het land aan de zee. | | Luk. 8:4 | Toen nu een grote menigte bijeenkwam en ze van alle steden naar Hem toe kwamen, zei Hij met een gelijkenis: | | Luk. 8:5 | Een zaaier ging eropuit om zijn zaad te zaaien. En toen hij zaaide, viel het ene deel langs de weg, en het werd vertrapt en de vogels in de lucht aten het op. |
2 | En veel menigten verzamelden zich om Hem heen, zodat Hij in een schip ging zitten; en heel de menigte stond op de oever. |
| Luk. 5:3 | Hij ging aan boord van een van die schepen, dat van Simon was, en vroeg hem een eindje van het land af te varen, en Hij ging zitten en onderwees de menigte vanuit het schip. |
3 | En Hij sprak tot hen veel dingen door gelijkenissen. Hij zei: Zie, een zaaier ging eropuit om te zaaien. |
4 | En toen hij zaaide, viel een deel van het zaad langs de weg; en de vogels kwamen en aten dat op. |
5 | Een ander deel viel op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had; en het kwam meteen op, doordat het geen diepte van aarde had. |
6 | En toen de zon opgegaan was, verschroeide het; en doordat het geen wortel had, verdorde het. |
7 | Een ander deel viel tussen de dorens; en de dorens kwamen op en verstikten het. |
8 | En weer een ander deel viel in de goede aarde en gaf vrucht, het ene honderd-, het andere zestig-, en een ander dertigvoudig. |
9 | Wie oren heeft om te horen, laat hij horen. |
| Waarom Jezus door gelijkenissen sprak |
10 | En de discipelen kwamen naar Hem toe en zeiden tegen Hem: Waarom spreekt U tot hen door gelijkenissen? |
| Mark. 4:10 | En toen Hij alleen was, vroegen zij die om Hem heen waren, met de twaalf, Hem naar de gelijkenis. | | Luk. 8:9 | En Zijn discipelen vroegen Hem: Wat betekent deze gelijkenis? |
11 | Hij antwoordde en zei tegen hen: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven. |
| 2 Kor. 3:14 | Maar hun gedachten werden verhard, want tot op heden blijft diezelfde bedekking bij het lezen van het Oude Testament, zonder te worden weggenomen. Die bedekking wordt tenietgedaan in Christus. |
| Matt. 11:25 | In die tijd antwoordde Jezus en zei: Ik dank U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, en ze aan jonge kinderen hebt geopenbaard. |
12 | Want wie heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, van hem zal afgenomen worden zelfs wat hij heeft. |
| Matt. 25:29 | Want ieder die heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van hem die niet heeft, van hem zal afgenomen worden ook wat hij heeft. | | Mark. 4:24 | En Hij zei tegen hen: Let op wat u hoort. Met de maat waarmee u meet, zal er bij u gemeten worden, en aan u die hoort, zal er meer bij gegeven worden. | | Mark. 4:25 | Want wie heeft, aan hem zal gegeven worden; en wie niet heeft, van hem zal afgenomen worden zelfs wat hij heeft. | | Luk. 8:18 | Let er dan op hoe u luistert, want wie heeft, aan hem zal gegeven worden; en wie niet heeft, ook wat hij denkt te hebben, zal van hem afgenomen worden. | | Luk. 19:26 | Want ik zeg u dat aan eenieder die heeft, gegeven zal worden. Maar van hem die niet heeft, zal ook afgenomen worden wat hij heeft. |
13 | Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij niet zien, ook al zien zij, en niet horen, ook al horen zij, en ook niet begrijpen. |
14 | En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld die zegt: Met het gehoor zult u horen, maar beslist niet begrijpen; en ziende zult u zien, maar beslist niet opmerken. |
| Jes. 6:9 | Toen zei Hij: Ga en zeg tegen dit volk:
Luister voortdurend, maar u zult het niet begrijpen.
Zie voortdurend, maar u zult het niet opmerken. | | Mark. 4:12 | opdat zij ziende zien en niet doorzien, en horende horen en niet begrijpen; opdat zij zich niet op enig moment bekeren en de zonden hun vergeven worden. | | Luk. 8:10 | Hij zei: Aan u is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk van God te kennen, maar tot de anderen spreek Ik in gelijkenissen, opdat zij niet zien, ook al zien zij, en niet begrijpen, ook al horen zij. | | Joh. 12:40 | Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij niet met de ogen zouden zien en met het hart inzien en zich bekeren en Ik hen zou genezen. | | Hand. 28:26 | Ga naar dit volk toe en zeg: Met het gehoor zult u horen, maar beslist niet begrijpen, en ziende zult u zien, maar beslist niet opmerken, | | Rom. 11:8 | zoals geschreven staat: God heeft hun een geest van diepe slaap gegeven, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot op de dag van heden. |
15 | Want het hart van dit volk is vet geworden, en zij hebben met de oren slecht gehoord, en hun ogen hebben zij dichtgedaan, opdat zij niet op enig moment met de ogen zouden zien en met de oren horen en met het hart begrijpen, en zij zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen. |
16 | Maar uw ogen zijn zalig omdat zij zien, en uw oren omdat zij horen. |
| Luk. 10:23 | En Hij keerde Zich naar de discipelen en zei tegen hen alleen: Zalig zijn de ogen die zien wat u ziet. | | Joh. 20:29 | Jezus zei tegen hem: Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven. | | 1 Petr. 1:8 | Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem toch lief. Hoewel u Hem nu niet ziet, maar gelooft, verheugt u zich met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, |
17 | Want voorwaar, Ik zeg u dat veel profeten en rechtvaardigen verlangd hebben te zien wat u ziet, en zij hebben het niet gezien; en te horen wat u hoort, en zij hebben het niet gehoord. |
| 1 Petr. 1:10 | Naar deze zaligheid hebben de profeten, die geprofeteerd hebben over de genade die aan u bewezen is, gezocht en gespeurd. |
| Uitleg van de gelijkenis van de zaaier |
18 | Luistert ú dan naar de gelijkenis van de zaaier. |
| Mark. 4:13 | En Hij zei tegen hen: Begrijpt u deze gelijkenis niet? En hoe zult u dan alle gelijkenissen verstaan? | | Luk. 8:11 | Dit is de gelijkenis: Het zaad is het Woord van God. |
19 | Als iemand het Woord van het Koninkrijk hoort en het niet begrijpt, dan komt de boze en rukt weg wat in zijn hart gezaaid was; dat is hij bij wie langs de weg gezaaid is. |
| Matt. 4:23 | En Jezus trok rond in heel Galilea, gaf onderwijs in hun synagogen en predikte het Evangelie van het Koninkrijk, en Hij genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk. |
20 | Maar bij wie op de steenachtige grond gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort en dat meteen met vreugde ontvangt. |
21 | Hij heeft echter geen wortel in zichzelf, maar hij is iemand van het ogenblik; en als er verdrukking of vervolging komt omwille van het Woord, struikelt hij meteen. |
22 | En bij wie in de dorens gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort; maar de zorgen van deze wereld en de verleiding van de rijkdom verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. |
| Matt. 19:23 | Jezus zei tegen Zijn discipelen: Voorwaar, Ik zeg u dat een rijke moeilijk het Koninkrijk der hemelen kan binnengaan. | | Mark. 10:23 | En terwijl Hij rondkeek, zei Jezus tegen Zijn discipelen: Hoe moeilijk kunnen zij die rijkdommen bezitten, het Koninkrijk van God binnengaan! | | Luk. 18:24 | Toen nu Jezus zag dat hij diep bedroefd was geworden, zei Hij: Hoe moeilijk kunnen zij die rijkdommen hebben, het Koninkrijk van God binnengaan. | | 1 Tim. 6:9 | Maar wie rijk willen worden, vallen in verzoeking en in een strik en in veel dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. |
23 | Bij wie in de goede aarde gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort en begrijpt, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de één honderd-, de ander zestig-, en de ander dertigvoudig. |
| Het onkruid tussen de tarwe |
24 | Een andere gelijkenis hield Hij hun voor. Hij zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan iemand die goed zaad zaaide in zijn akker. |
25 | Maar toen de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide onkruid tussen de tarwe, en ging weg. |
26 | Toen het gewas opkwam en vrucht voortbracht, kwam ook het onkruid tevoorschijn. |
27 | De dienaren van de heer des huizes gingen naar hem toe en zeiden: Heer, hebt u niet goed zaad in uw akker gezaaid? Waar komt dan dit onkruid vandaan? |
28 | Hij zei tegen hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. De dienaren zeiden tegen hem: Wilt u dan dat wij erheen gaan en het verzamelen? |
29 | Maar hij zei: Nee, opdat u bij het verzamelen van het onkruid niet misschien tegelijk ook de tarwe zelf uittrekt. |
30 | Laat ze allebei samen tot de oogst opgroeien, en in de oogsttijd zal ik tegen de maaiers zeggen: Verzamel eerst het onkruid en bind het in bossen om het te verbranden, maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur. |
| Matt. 3:12 | Zijn wan is in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer grondig reinigen en Zijn tarwe in de schuur verzamelen en Hij zal het kaf met onuitblusbaar vuur verbranden. |
| Het mosterdzaad en het zuurdeeg |
31 | Een andere gelijkenis hield Hij hun voor. Hij zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaad, dat iemand nam en in zijn akker zaaide. |
| Mark. 4:30 | En Hij zei: Waarmee zullen wij het Koninkrijk van God vergelijken, of door welke gelijkenis zullen wij het voorstellen? | | Luk. 13:18 | En Hij zei: Waaraan is het Koninkrijk van God gelijk en waarmee zal Ik het vergelijken? |
32 | Dat is wel het kleinste van al de zaden, maar als het opgegroeid is, is het het grootste van de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogels in de lucht een nest komen maken in zijn takken.  |
33 | Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw nam en in drie maten meel verborg, totdat het helemaal doorzuurd was. |
| Luk. 13:20 | En Hij zei opnieuw: Waarmee zal Ik het Koninkrijk van God vergelijken? | | Luk. 13:21 | Het is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het helemaal doorzuurd was. |
34 | Al deze dingen sprak Jezus tot de menigte door gelijkenissen, en zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet, |
| Mark. 4:33 | En door veel van zulke gelijkenissen sprak Hij het Woord tot hen, voor zover zij het horen konden, |
35 | opdat vervuld zou worden wat gesproken is door de profeet, toen hij zei: Ik zal Mijn mond opendoen met gelijkenissen; Ik zal over dingen spreken die verborgen waren vanaf de grondlegging van de wereld. |
| Ps. 78:2 | Ik wil mijn mond met spreuken opendoen
en van aloude verborgenheden doen overvloeien, |
| Uitleg van de gelijkenis van het onkruid |
36 | Toen Jezus de menigte had laten weggaan, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen bij Hem en zeiden: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid op de akker. |
37 | Hij antwoordde en zei tegen hen: Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen. |
38 | De akker is de wereld, het goede zaad zijn de kinderen van het Koninkrijk en het onkruid zijn de kinderen van de boze. |
39 | De vijand die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding van de wereld en de maaiers zijn engelen. |
| Joël 3:13 | Sla de sikkel erin,
want de oogst is rijp.
Kom en daal af,
want de wijnpers is vol.
De perskuipen stromen over,
want hun kwaad is groot. | | Openb. 14:15 | En een andere engel kwam uit de tempel en riep met luide stem tegen Hem Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai, want het uur om te maaien is voor U gekomen, omdat de oogst van de aarde geheel rijp is geworden. |
40 | Zoals dan het onkruid verzameld en met vuur verbrand wordt, zo zal het ook zijn bij de voleinding van deze wereld: |
41 | de Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk verzamelen alle struikelblokken, en hen die de wetteloosheid doen, |
42 | en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. |
| Matt. 8:12 | en de kinderen van het Koninkrijk zullen buitengeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. | | Matt. 22:13 | Toen zei de koning tegen de dienaars: Bind hem aan handen en voeten, neem hem mee en werp hem uit in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. | | Matt. 24:51 | en hij zal hem in stukken houwen en hem doen delen in het lot van de huichelaars; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. | | Matt. 25:30 | En werp de onnutte dienaar uit in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. | | Luk. 13:28 | Daar zal gejammer zijn en tandengeknars, wanneer u Abraham, Izak en Jakob en alle profeten in het Koninkrijk van God zult zien, maar u buitengeworpen. |
43 | Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon, in het Koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft om te horen, laat hij horen. |
| Dan. 12:3 | De verstandigen zullen blinken als de glans van het hemelgewelf,
en zij die er velen rechtvaardigen, als de sterren,
voor eeuwig en altijd. | | 1 Kor. 15:42 | Zo zal ook de opstanding van de doden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in vergankelijkheid, het wordt opgewekt in onvergankelijkheid. |
| De schat in de akker en de parel van grote waarde |
44 | Het Koninkrijk der hemelen is ook gelijk aan een schat, in de akker verborgen, die iemand vond en verborg; en van blijdschap daarover gaat hij heen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker. |
| Filipp. 3:7 | Maar wat voor mij winst was, dat heb ik om Christus' wil als schade beschouwd. |
45 | Ook is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman die mooie parels zoekt. |
46 | Toen hij één parel van grote waarde gevonden had, ging hij heen en verkocht alles wat hij had, en hij kocht hem. |
47 | Het Koninkrijk der hemelen is ook gelijk aan een net, uitgeworpen in de zee, dat allerlei soorten vissen bijeenbrengt. |
48 | Als het vol geworden is, trekken de vissers het op de oever. Ze gaan zitten en verzamelen de goede vissen in vaten, maar de slechte gooien zij weg. |
49 | Zo zal het bij de voleinding van de wereld zijn: de engelen zullen uitgaan en de slechten uit het midden van de rechtvaardigen afzonderen, |
50 | en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. |
| Matt. 13:42 | en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. |
51 | Jezus zei tegen hen: Hebt u dit alles begrepen? Zij zeiden tegen Hem: Ja, Heere. |
52 | Hij zei tegen hen: Daarom, iedere schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes die uit zijn voorraad nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt. |
| Jezus in Nazareth verworpen |
53 | En toen Jezus deze gelijkenissen geëindigd had, gebeurde het dat Hij vandaar vertrok. |
| Mark. 6:1 | En Hij ging vandaar weg en kwam in Zijn vaderstad en Zijn discipelen volgden Hem. | | Luk. 4:16 | En Hij kwam in Nazareth, waar Hij opgevoed was, en ging naar Zijn gewoonte op de dag van de sabbat naar de synagoge, en Hij stond op om te lezen. |
54 | En Hij kwam in Zijn vaderstad en onderwees hen in hun synagoge, zodat zij versteld stonden en zeiden: Waar heeft Deze die wijsheid en krachten vandaan? |
| Mark. 6:2 | En toen het sabbat geworden was, begon Hij in de synagoge te onderwijzen; en velen die luisterden, stonden er versteld van en zeiden: Waar heeft Deze die dingen vandaan en wat is dit voor wijsheid die Hem gegeven is, dat ook zulke krachten door Zijn handen gebeuren? |
55 | Is Dit niet de Zoon van de timmerman? En heet Zijn moeder niet Maria, en Zijn broers Jakobus en Joses, en Simon en Judas? |
| Joh. 6:42 | En zij zeiden: Is Hij niet Jezus, de zoon van Jozef, van wie wij de vader en moeder kennen? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald? |
56 | En Zijn zusters, zijn zij niet allen onder ons? Waar heeft Deze dan dit alles vandaan? |
57 | En zij namen aanstoot aan Hem. Maar Jezus zei tegen hen: Een profeet is niet ongeëerd, behalve in zijn vaderstad en in zijn huis. |
| Mark. 6:4 | En Jezus zei tegen hen: Een profeet is niet ongeëerd, behalve in zijn vaderstad en bij zijn familie en in zijn huis. | | Luk. 4:24 | Hij zei: Voorwaar, Ik zeg u dat geen profeet welgevallig is in zijn vaderstad. | | Joh. 4:44 | want Jezus heeft Zelf getuigd dat een profeet in zijn eigen vaderstad geen eer ontvangt. |
58 | En Hij deed daar niet veel krachten vanwege hun ongeloof. | | |
|