De geesten beproeven
1Geliefden, Jer. 29:8; Matt. 24:4; Efez. 5:6; Kol. 2:18geloof niet elke geest, Matt. 7:15,16; 1 Kor. 14:29; 1 Thess. 5:21maar beproef de geesten of zij uit God zijn; Matt. 24:5,24; 2 Petr. 2:1; 2 Joh. vs. 7want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan.
2Hieraan leert u de Geest van God kennen: elke geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God;
3en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; 1 Joh. 2:22maar dat is de geest van de antichrist, 1 Joh. 2:18waarvan u gehoord hebt dat hij komt, 2 Thess. 2:7en die nu al in de wereld is.
4Lieve kinderen, u bent uit God en u hebt hen overwonnen, want Hij Die in u is, is groter dan hij die in de wereld is.
5Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld, en de wereld luistert naar hen.
6Joh. 8:47; 10:27Wij zijn uit God. Wie God kent, luistert naar ons; wie niet uit God is, luistert niet naar ons. Hieraan herkennen wij de geest van de waarheid en de geest van de dwaling.
Gods liefde drijft tot wederliefde
7Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God.
8Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.
9Joh. 3:16; Rom. 5:8Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.
10Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, Rom. 3:24; 2 Kor. 5:19; Kol. 1:19maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon zond Rom. 3:25; 1 Joh. 2:2als verzoening voor onze zonden.
11Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben.
12Ex. 33:20; Deut. 4:12; Joh. 1:18; 1 Tim. 1:17; 6:16Niemand heeft ooit God gezien. 1 Joh. 3:24Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden.
13Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft.
14En wij hebben gezien en getuigen dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Zaligmaker van de wereld.
15Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God.
16En wij hebben de liefde die God tot ons heeft, gekend en geloofd. God is liefde en wie in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem.
17Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, opdat wij vrijmoedigheid mogen hebben op de dag van het oordeel. Want zoals Hij is, zijn ook wij in deze wereld.
18Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit. De vrees houdt immers straf in, en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.
19Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.
201 Joh. 2:4Als iemand zou zeggen: Ik heb God lief, en hij zou zijn broeder haten, dan is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God liefhebben, Die hij niet gezien heeft?
21Lev. 19:18; Matt. 22:39; Joh. 13:34; 15:12; Efez. 5:2; 1 Thess. 4:9; 1 Petr. 4:8; 1 Joh. 3:23En dit gebod hebben wij van Hem, dat wie God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben.
4
Waarschuwing tegen dwaalleraars
1Geliefden, Jer. 29:8. Matt. 24:4. Efez. 5:6. Kol. 2:18.gelooft niet een iegelijken geest, Matt. 7:15, 16. 1 Kor. 14:29. 1 Thess. 5:21.maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; Matt. 24:5, 24. 2 Petr. 2:1. 2 Joh. vs. 7.want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld.
2Hieraan kent gij den Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God;
3En alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; 1 Joh. 2:22.maar dit is de geest van den antichrist, 1 Joh. 2:18.welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal, 2 Thess. 2:7.en is nu alrede in de wereld.
4Kinderkens, gij zijt uit God, en hebt hen overwonnen; want Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is.
5Zij zijn uit de wereld, daarom spreken zij uit de wereld, en de wereld hoort hen.
6Joh. 8:47. 10:27.Wij zijn uit God. Die God kent, hoort ons; die uit God niet is, hoort ons niet. Hieruit kennen wij den geest der waarheid, en den geest der dwaling.
Opwekking tot liefde voor God en den naaste. God is liefde
7Geliefden! Laat ons elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een iegelijk, die liefheeft, is uit God geboren, en kent God;
8Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend; want God is liefde.
9Joh. 3:16. Rom. 5:8.Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem.
10Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, Rom. 3:24. 2 Kor. 5:19. Kol. 1:19.maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft Rom. 3:25. 1 Joh. 2:2.tot een verzoening voor onze zonden.
11Geliefden, indien God ons alzo lief heeft gehad, zo zijn ook wij schuldig elkander lief te hebben.
12Ex. 33:20. Deut. 4:12. Joh. 1:18. 1 Tim. 1:17. 6:16.Niemand heeft ooit God aanschouwd; 1 Joh. 3:24.indien wij elkander liefhebben, zo blijft God in ons, en Zijn liefde is in ons volmaakt.
13Hieraan kennen wij, dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft.
14En wij hebben het aanschouwd, en getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld.
15Zo wie beleden zal hebben, dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God.
16En wij hebben gekend en geloofd de liefde, die God tot ons heeft. God is liefde; en die in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem.
17Hierin is de liefde bij ons volmaakt, opdat wij vrijmoedigheid mogen hebben in den dag des oordeels, namelijk dat gelijk Hij is, wij ook zijn in deze wereld.
18Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten; want de vrees heeft pijn, en die vreest, is niet volmaakt in de liefde.
19Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.
201 Joh. 2:4.Indien iemand zegt: Ik heb God lief; en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, Dien hij niet gezien heeft?
21Lev. 19:18. Matt. 22:39. Joh. 13:34. 15:12. Efez. 5:2. 1 Thess. 4:9. 1 Petr. 4:8. 1 Joh. 3:23.En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe.