Groeten, wensen en lofprijzing
1En ik beveel u Febe, onze zuster, aan, die een dienares is van de gemeente die in Kenchreeën is,
2opdat u haar ontvangt in de Heere op een wijze die de heiligen waardig is, en haar bijstaat in elke zaak waarin zij u nodig heeft, want ook zij heeft zelf bijstand verleend aan velen, ook aan mijzelf.
3Hand. 18:2,26Groet Priscilla en Aquila, mijn medearbeiders in Christus Jezus.
4Zij hebben voor mijn leven hun hals gewaagd. Niet alleen ik ben hun dankbaar, maar ook alle gemeenten van de heidenen.
5Groet ook de gemeente bij hen aan huis. Groet mijn geliefde Epenetus, die de eersteling is voor Christus van Achaje.
6Groet Maria, die zich veel moeite voor ons heeft getroost.
7Groet Andronicus en Junias, mijn familieleden en mijn medegevangenen, die in aanzien zijn bij de apostelen, die al eerder dan ik in Christus waren.
8Groet Amplias, mijn geliefde broeder in de Heere.
9Groet Urbanus, onze medearbeider in Christus, en mijn geliefde Stachys.
10Groet Apelles, de beproefde dienaar in Christus. Groet hen die tot het huis van Aristobulus behoren.
11Groet Herodion, die aan mij verwant is. Groet hen die tot het huis van Narcissus behoren, die in de Heere zijn.
12Groet Tryfena en Tryfosa, vrouwen die zich veel moeite getroost hebben in de Heere. Groet Persis, de geliefde zuster, die zich veel moeite getroost heeft in de Heere.
13Groet Rufus, de uitverkorene in de Heere, en zijn moeder en de mijne.
14Groet Asyncritus, Flegon, Hermas, Patrobas, Hermes, en de broeders die bij hen zijn.
15Groet Filologus en Julia, Nereus en zijn zuster, en Olympas, en alle heiligen die bij hen zijn.
161 Kor. 16:20; 2 Kor. 13:12; 1 Thess. 5:26; 1 Petr. 5:14Groet elkaar met een heilige kus. De gemeenten van Christus groeten u.
17Kol. 2:8; Tit. 3:10; 2 Joh. vs. 10En ik roep u ertoe op, broeders, hen in het oog te houden die onenigheden teweegbrengen en struikelblokken opwerpen tegen het onderricht dat u hebt ontvangen, Matt. 18:17; 2 Thess. 3:6; 2 Tim. 3:5en keer u van hen af.
18Want zulke mensen dienen niet onze Heere Jezus Christus, Filipp. 3:19maar hun eigen buik, en door fraaie woorden en mooie praat bedriegen zij Ezech. 13:18de harten van de argeloze mensen.
19Want uw gehoorzaamheid is tot allen doorgedrongen. Ik verblijd mij dan ook over u Matt. 10:16; 1 Kor. 14:20en ik wil dat u wijs bent wat het goede betreft, maar ook oprecht wat het kwade betreft.
20En de God van de vrede zal de satan spoedig onder uw voeten verpletteren. De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u. Amen.
21U groeten Hand. 16:1; Filipp. 2:19; Kol. 1:1; 1 Thess. 3:2; 1 Tim. 1:2Timotheüs, mijn medearbeider, en Hand. 13:1Lucius en Hand. 17:5Jason en Hand. 20:4Socipater, mijn familieleden.
22Ik, Tertius, die de brief geschreven heb, groet u in de Heere.
23Gajus, de gastheer van mij en van de hele gemeente, groet u. Hand. 19:22; 2 Tim. 4:20Erastus, de rentmeester van de stad, en de broeder Quartus groeten u.
24De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.Dit vers komt niet in alle Griekse manuscripten voor.
25Efez. 3:20Hem nu Die in staat is u vast te doen staan, overeenkomstig mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, Efez. 1:9; 3:9; Kol. 1:26; 2 Tim. 1:10; Tit. 1:2; 1 Petr. 1:20overeenkomstig de openbaring van het geheimenis dat door de tijden der eeuwen heen verzwegen was,
26maar dat nu geopenbaard is en door de profetische Schriften onder alle heidenen bekendgemaakt is, overeenkomstig het bevel van de eeuwige God, om hen tot geloofsgehoorzaamheid te brengen,
27aan Hem, de alleen wijze God, zij door Jezus Christus de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen.
16
Aanbevelingen, groeten, wensen
1En ik beveel u Febé, onze zuster, die een dienares is der Gemeente, die te Kenchreeën is;
2Opdat gij haar ontvangt in den Heere, gelijk het den heiligen betaamt, en haar bijstaat, in wat zaak zij u zou mogen van doen hebben; want zij is een voorstandster geweest van velen, ook van mijzelven.
3Hand. 18:2, 26.Groet Priscilla en Aquila, mijn medewerkers in Christus Jezus;
4Die voor mijn leven hun hals gesteld hebben; denwelken niet alleen ik danke, maar ook al de Gemeenten der heidenen.
5Groet ook de Gemeente in hun huis. Groet Epénetus, mijn beminde, die de eersteling is van Acháje in Christus.
6Groet Maria, die veel voor ons gearbeid heeft.
7Groet Androníkus en Júnias, mijn magen, en mijn medegevangenen, welke vermaard zijn onder de apostelen, die ook vóór mij in Christus geweest zijn.
8Groet Amplias, mijn beminde in den Heere.
9Groet Urbánus, onzen medearbeider in Christus, en Stachys, mijn beminde.
10Groet Apelles, die beproefd is in Christus. Groet hen, die van het huisgezin van Aristobúlus zijn.
11Groet Heródion, die van mijn maagschap is. Groet hen, die van het huisgezin van Narcissus zijn, degenen namelijk, die in den Heere zijn.
12Groet Tryféna en Tryfósa, vrouwen die in den Heere arbeiden. Groet Persis, de beminde zuster, die veel gearbeid heeft in den Heere.
13Groet Rufus, den uitverkorene in den Heere, en zijn moeder en de mijne.
14Groet Asynkritus, Flégon, Hermas, Pátrobas, Hermes, en de broeders, die met hen zijn.
15Groet Filólogus en Júlia, Néréüs en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen, die met henlieden zijn.
161 Kor. 16:20. 2 Kor. 13:12. 1 Thess. 5:26. 1 Petr. 5:14.Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden.
17Kol. 2:8. Tit. 3:10. 2 Joh. vs. 10.En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij van ons geleerd hebt; Matt. 18:17. 2 Thess. 3:6. 2 Tim. 3:5.en wijkt af van dezelve.
18Want dezulken dienen onzen Heere Jezus Christus niet, Filipp. 3:19.maar hun buik; en verleiden door schoonspreken en prijzen Ezech. 13:18.de harten der eenvoudigen.
19Want uw gehoorzaamheid is tot kennis van allen gekomen. Ik verblijde mij dan uwenthalve; Matt. 10:16. 1 Kor. 14:20.en ik wil, dat gij wijs zijt in het goede, doch onnozel in het kwade.
20En de God des vredes zal den satan haast onder uw voeten verpletteren. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen.
21U groeten, Hand. 16:1. Filipp. 2:19. Kol. 1:1. 1 Thess. 3:2. 1 Tim. 1:2.Timótheüs, mijn medearbeider, en Hand. 13:1.Lucius, en Hand. 17:5.Jason, en Hand. 20:4.Socípater, mijn bloedverwanten.
22Ik, Tertius, die den brief geschreven heb, groet u in den Heere.
23U groet Gajus, de huiswaard van mij en van de gehele Gemeente. U groet Hand. 19:22. 2 Tim. 4:20.Erástus, de rentmeester der stad, en de broeder Quartus.
24De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.
25Efez. 3:20.Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, Efez. 1:9. 3:9. Kol. 1:26. 2 Tim. 1:10. Tit. 1:2. 1 Petr. 1:20.naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest;
26Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt;
27Denzelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.