1 Thessalonicenzen 4
1 Thessalonicenzen 4
De eerste brief van de apostel Paulus aan de Thessalonicenzen
HSV

Opwekking tot heilig leven

1Verder, broeders, vragen wij u en roepen wij u er in de Heere Jezus toe op, dat u, zoals u van ons ontvangen hebt Filipp. 1:27; 1 Thess. 2:12hoe u moet wandelen en God behagen, daarin nog meer overvloedig wordt.

2Want u weet welke bevelen wij u gegeven hebben op gezag van de Heere Jezus.

3Rom. 12:2; Efez. 5:27; Filipp. 4:8Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht,

4en dat ieder van u zijn lichaam4:4 zijn lichaam - Letterlijk: zijn voorwerp. weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid,

5en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen, 1 Kor. 15:34; Efez. 4:18die God niet kennen.

6Laat niemand over zijn broeder heen lopen en hem bedriegen door zijn handelwijze, want de Heere is een Wreker van dit alles, zoals wij u ook van tevoren gezegd en bezworen hebben.

7Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, Joh. 17:19; 1 Kor. 1:2maar tot leven in heiliging.

8Luk. 10:16Daarom, wie dit verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God, 1 Kor. 7:40Die ook Zijn Heilige Geest in ons heeft gegeven.

Opwekking tot onderlinge liefde

9Lev. 19:18; Matt. 22:39; Joh. 13:34; 15:12; Efez. 5:2; 1 Petr. 4:8; 1 Joh. 3:23; 4:21Wat nu de broederliefde betreft, hebt u het niet nodig dat ik u schrijf, want u bent zelf door God onderwezen om elkaar lief te hebben.

10Want u doet dat ook ten opzichte van alle broeders die in heel Macedonië zijn. Wij roepen u er echter toe op, broeders, dat nog veel meer te doen,

112 Thess. 3:7,12en er een eer in te stellen rustig te zijn en uw eigen zaken te behartigen Hand. 20:34; Efez. 4:28en te werken met uw eigen handen, zoals wij u bevolen hebben,

12opdat u op een gepaste wijze wandelt ten opzichte van hen die buitenstaan, en niets4:12 niets - Of: niemand. nodig hebt.

De opstanding bij Christus' wederkomst

13Maar ik wil niet, broeders, dat u onwetend bent ten aanzien van hen die ontslapen zijn, Lev. 19:28; Deut. 14:1; 2 Sam. 12:20opdat u niet bedroefd bent zoals ook de anderen, die geen hoop hebben.

14Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem.

15Want dit zeggen wij u met een woord van de Heere, 1 Kor. 15:22,51dat wij die levend zullen overblijven tot de komst van de Heere, de ontslapenen beslist niet zullen voorgaan.

16Matt. 24:31; 1 Kor. 15:52; 2 Thess. 1:7Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan.

17Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn.

18Zo dan, troost elkaar met deze woorden.

4

Vermaning tot heiligen wandel en onderlinge liefde

1Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt, Filipp. 1:27. 1 Thess. 2:12.hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij daarin meer overvloedig wordt.

2Want gij weet, wat bevelen wij u gegeven hebben door den Heere Jezus.

3Rom. 12:2. Efez. 5:27. Filipp. 4:8.Want dit is de wil van God, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij;

4Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer;

5Niet in kwade beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, 1 Kor. 15:34. Efez. 4:18.die God niet kennen.

6Dat niemand zijn broeder vertrede, noch bedriege in zijn handeling; want de Heere is een wreker over dit alles, gelijk wij u ook te voren gezegd en betuigd hebben.

7Want God heeft ons niet geroepen tot onreinigheid, Joh. 17:19. 1 Kor. 1:2.maar tot heiligmaking.

8Luk. 10:16.Zo dan die dit verwerpt, die verwerpt geen mens, maar God, 1 Kor. 7:40.Die ook Zijn Heiligen Geest in ons heeft gegeven.

9Lev. 19:18. Matt. 22:39. Joh. 13:34. 15:12. Efez. 5:2. 1 Petr. 4:8. 1 Joh. 3:23. 4:21.Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node, dat ik u schrijve; want gij zelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben.

10Want gij doet ook hetzelfde aan al de broederen, die in geheel Macedónië zijn. Maar wij vermanen u, broeders, dat gij meer overvloedig wordt;

112 Thess. 3:7, 12.En dat gij u benaarstigt stil te zijn, en uw eigen dingen te doen, Hand. 20:34. Efez. 4:28.en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben;

12Opdat gij eerlijk wandelt bij degenen, die buiten zijn, en geen ding van node hebt.

Over de wederkomst van Christus

13Doch, broeders, ik wil niet, dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen zijn, Lev. 19:28. Deut. 14:1. 2 Sam. 12:20.opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen hoop hebben.

14Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem.

15Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, 1 Kor. 15:22, 51.dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen, die ontslapen zijn.

16Matt. 24:31. 1 Kor. 15:52. 2 Thess. 1:7.Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels, en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan;

17Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen.

18Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.