2 Korinthe 5
2 Korinthe 5
De tweede brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Korinthe
HSV

1Wij weten immers dat, wanneer ons 2 Kor. 4:7aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.

2Rom. 8:23Want in deze tent zuchten wij ook, en verlangen wij er vurig naar met onze woning die uit de hemel is, overkleed te worden,

3Openb. 3:18; 16:15als wij maar bekleed en niet naakt zullen bevonden worden.

4Want ook wij, die in deze tent zijn, zuchten terwijl we het zwaar te verduren hebben; wij willen immers niet ontkleed, maar overkleed worden, Rom. 8:11; 1 Kor. 15:53zodat het sterfelijke door het leven wordt verslonden.

5Hij nu Die ons hiervoor heeft gereedgemaakt, is God, Rom. 8:16; 2 Kor. 1:22; Efez. 1:13; 4:30Die ons ook het onderpand van de Geest gegeven heeft.

6Wij hebben dus altijd goede moed en weten dat wij, zolang wij in het lichaam inwonen, uitwonend zijn van de Heere,

71 Kor. 13:12; 2 Kor. 3:18want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen.

8Maar wij hebben goede moed en wij hebben er meer behagen in om uit het lichaam uit te wonen en bij de Heere in te wonen.

9Daarom stellen wij er ook een eer in, hetzij inwonend, hetzij uitwonend, om Hem welbehaaglijk te zijn.

10Matt. 25:32; Rom. 14:10Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, Ps. 62:13; Jer. 17:10; 32:19; Matt. 16:27; Rom. 2:6; 14:12; 1 Kor. 3:8; Gal. 6:5; Openb. 2:23; 22:12opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

De bediening van de verzoening

11Nu wij dus deze vrees voor de Heere kennen, bewegen wij de mensen tot het geloof; en voor God zijn wij openbaar geworden, maar ik hoop ook voor uw gewetens openbaar te zijn.De SV heeft hier voor “schrik” gekozen. Het Griekse woord “fobos” wordt echter vrijwel overal met “vrees” vertaald. Het woord “schrik” wordt in het hedendaagse Nederlands voornamelijk gebruikt bij een plotselinge angst die iemand overvalt. Dat is in dit vers niet aan de orde. “Vrees” is daarom zowel beter als consequenter. Er staat namelijk niet “vreze”, maar “vrees”. Daarmee is de “schrik” van de SV verwoord. Verder verwijst het aanwijzend voornaamwoord “deze” direct naar het in het vorige vers gepredikte oordeel. Bovendien is de bepaling “voor de Heere” een verduidelijkende weergave van de in het Nederlands onduidelijke genitief “des Heeren” in de SV.

122 Kor. 3:1; 10:8Want wij bevelen onszelf niet opnieuw bij u aan, maar wij geven u een aanleiding tot roem over ons, opdat u iets te zeggen zou hebben tegen hen die in het uiterlijke roemen en niet in wat er in het hart leeft.

13Want wanneer wij buiten onszelf zijn, dan is dat voor God; en wanneer wij bij ons verstand zijn, dan is dat voor u.

14Want de liefde van Christus dringt ons, die tot dit oordeel gekomen zijn: als Eén voor allen gestorven is, dan zijn zij allen gestorven.

15En Hij is voor allen gestorven, Rom. 14:7; Gal. 2:20; 1 Thess. 5:10; 1 Petr. 4:2opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem Die voor hen gestorven en opgewekt is.

16Matt. 12:50; Joh. 15:14; Gal. 5:6; 6:15; Kol. 3:11Zo kennen wij vanaf nu niemand naar het vlees; en al hebben wij Christus naar het vlees gekend, dan kennen wij Hem nu zo niet meer.

17Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: Jes. 43:18; Openb. 21:5het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.De Griekse woorden ta panta, die met alles vertaald zijn, komen niet in alle Griekse manuscripten voor.

18En dit alles is uit God, Kol. 1:20; 1 Joh. 2:2; 4:10Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft.

19Rom. 3:24,25; Kol. 1:20God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd.

20Wij zijn dan 2 Kor. 3:6gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen.

21Jes. 53:9; 1 Petr. 2:22; 1 Joh. 3:5Want Hem Die geen zonde gekend heeft, Jes. 53:12; Rom. 8:3; Gal. 3:13heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.

5

Het verlangen naar den hemel

1Want wij weten, dat, zo ons 2 Kor. 4:7.aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.

2Rom. 8:23.Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden.

3Openb. 3:18. 16:15.Zo wij ook bekleed en niet naakt zullen gevonden worden.

4Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, Rom. 8:11. 1 Kor. 15:53.opdat het sterfelijke van het leven verslonden worde.

5Die ons nu tot ditzelfde bereid heeft, is God, Rom. 8:16. 2 Kor. 1:22. Efez. 1:13. 4:30.Die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft.

6Wij hebben dan altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen van den Heere;

71 Kor. 13:12. 2 Kor. 3:18.(Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.)

8Maar wij hebben goeden moed, en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te wonen.

9Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende, hetzij uitwonende, om Hem welbehagelijk te zijn.

10Matt. 25:32. Rom. 14:10.Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, Ps. 62:13. Jer. 17:10. 32:19. Matt. 16:27. Rom. 2:6. 14:12. 1 Kor. 3:8. Gal. 6:5. Openb. 2:23. 22:12.opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

De verzoening door Christus

11Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode openbaar geworden; doch ik hoop ook in uw gewetens geopenbaard te zijn.

122 Kor. 3:1. 10:8.Want wij prijzen onszelven u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem over ons, opdat gij stof zoudt hebben tegen degenen, die in het aangezicht roemen en niet in het hart.

13Want hetzij dat wij uitzinnig zijn, wij zijn het Gode; hetzij dat wij gematigd van zinnen zijn, wij zijn het ulieden.

14Want de liefde van Christus dringt ons;

15Als die dit oordelen, dat, indien Eén voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn. En Hij is voor allen gestorven, Rom. 14:7. Gal. 2:20. 1 Thess. 5:10. 1 Petr. 4:2.opdat degenen, die leven, niet meer zichzelven zouden leven, maar Dien, Die voor hen gestorven en opgewekt is.

16Matt. 12:50. Joh. 15:14. Gal. 5:6. 6:15. Kol. 3:11.Zo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees gekend hebben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar het vlees.

17Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; Jes. 43:18. Openb. 21:5.het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.

18En al deze dingen zijn uit God, Kol. 1:20. 1 Joh. 2:2. 4:10.Die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft.

19Rom. 3:24, 25. Kol. 1:20.Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd.

20Zo zijn wij dan 2 Kor. 3:6.gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen.

21Jes. 53:9. 1 Petr. 2:22. 1 Joh. 3:5.Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, Jes. 53:12. Rom. 8:3. Gal. 3:13.heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.