2 Kronieken 9
Het tweede boek Kronieken

HSV

De koningin van Sjeba komt in Jeruzalem Salomo bezoeken

11 Kon. 10:1 enz.; Matt. 12:42; Luk. 11:31Toen de koningin van Sjeba het gerucht over Salomo hoorde, kwam zij naar Jeruzalem om Salomo met raadsels op de proef te stellen, met een zeer groot gevolg,9:1 een zeer groot gevolg - Letterlijk: een zeer groot vermogen. en met kamelen, beladen met specerijen, met goud in grote hoeveelheid, en met edelstenen. Zij kwam bij Salomo en sprak met hem over alles wat zij op haar hart had.

2En Salomo verklaarde haar al haar vragen. Geen ding was voor Salomo verborgen dat hij haar niet kon verklaren.

3Toen de koningin van Sjeba de wijsheid van Salomo zag, en het huis dat hij had gebouwd,

4het voedsel op zijn tafel, hoe zijn dienaren aanzaten, hoe zijn bedienden klaarstonden, hun kleding, zijn schenkers en hun kleding, en zijn bovenvertrek, waar hij naar het huis van de HEERE ging, was zij buiten zichzelf.9:4 was zij buiten zichzelf - Letterlijk: was er geen adem (SV: geest) meer in haar.

5Zij zei tegen de koning: Het was de waarheid, wat ik in mijn land over uw woorden en over uw wijsheid gehoord heb.

6Maar ik geloofde hun woorden niet, totdat ik kwam en mijn eigen ogen het zagen. Zie, nog niet de helft van uw grote wijsheid9:6 uw grote wijsheid - Letterlijk: van de grootheid van uw wijsheid. was mij verteld. U hebt het gerucht dat ik gehoord had, overtroffen.

7Gelukkig zijn uw mannen, en gelukkig deze dienaren van u, die voortdurend in uw dienst staan9:7 in uw dienst staan - Letterlijk: voor uw aangezicht staan. en uw wijsheid horen!

8Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad, door u als koning voor de HEERE, uw God, op Zijn troon te zetten! Omdat uw God Israël liefheeft, om het voor eeuwig te doen standhouden, daarom heeft Hij u als koning over hen aangesteld, om recht en gerechtigheid te doen.

9Zij gaf de koning honderdtwintig talent9:9 Een talent is ongeveer 30 kilo; zie ook vers 13. goud en specerijen in zeer grote hoeveelheid, en edelstenen. Zoals deze soort specerij die de koningin van Sjeba aan koning Salomo gaf, is er nooit geweest.

10Bovendien brachten de dienaren van Hiram9:10 Hiram - Hebreeuws: Huram; zie ook vers 21. en de dienaren van Salomo, die goud uit Ofir vervoerden, sandelhout en edelstenen mee.

111 Kon. 10:12De koning maakte van dit sandelhout traptreden voor het huis van de HEERE en voor het huis van de koning, en luiten en harpen voor de zangers. Zulk sandelhout was er nog nooit eerder gezien in het land van Juda.

12Koning Salomo gaf de koningin van Sjeba overeenkomstig al haar wensen, alles waar zij om vroeg, meer dan wat zij naar de koning gebracht had. Daarna keerde zij terug en ging naar haar land, zij en haar dienaren.

Rijkdom van Salomo

13Het gewicht van het goud dat in één jaar voor Salomo binnenkwam, was zeshonderdzesenzestig talent goud,

14afgezien van de inkomsten van de rondtrekkende kooplui en de handelaars, en de inkomsten aan goud en zilver voor Salomo van alle koningen van Arabië en van de landvoogden van het land.

15Ook maakte koning Salomo tweehonderd grote schilden van gedreven goud. Zeshonderd sikkel gedreven goud ging op aan één schild.

16Verder driehonderd kleine schilden van gedreven goud; driehonderd sikkel goud liet hij opgaan aan één schild. De koning legde ze in het huis van het Woud van de Libanon.

17Ook maakte de koning een grote ivoren troon en overtrok die met zuiver goud.

18Deze troon had zes treden en er was een voetbank van goud aan de troon bevestigd; en aan beide zijden9:18 aan beide zijden - Letterlijk: vanhier en vandaar; zie ook vers 19. naar de zitplaats toe zaten leuningen,9:18 leuningen - Letterlijk: handen. en bij die leuningen stonden twee leeuwen.

19Er stonden daar dus twaalf leeuwen op de zes treden, aan beide zijden. Zoiets werd er voor geen enkel koninkrijk ooit gemaakt.

20Verder was al het drinkgerei van koning Salomo van goud, en alle voorwerpen in het huis van het Woud van de Libanon waren van bladgoud. Er was niets van zilver. Dat werd in de dagen van Salomo als niets geacht.

21De koning had namelijk schepen die met de dienaren van Hiram op Tarsis voeren. Eens in de drie jaar liepen de schepen van Tarsis binnen, beladen met goud, zilver, ivoor, apen en pauwen.

22Zo werd koning Salomo, wat rijkdom en wijsheid betrof, aanzienlijker dan alle koningen van de aarde.

23En alle koningen van de aarde zochten Salomo op,9:23 zochten Salomo op - Letterlijk: zochten het aangezicht van Salomo. om zijn wijsheid te horen, die God hem in zijn hart had gegeven.

24Ieder van hen bracht zijn geschenk mee: zilveren voorwerpen, gouden voorwerpen, kleding, wapens, specerijen, paarden en muildieren, jaar op jaar het toegezegde geschenk.9:24 jaar … geschenk - Letterlijk: de zaak van een jaar in een jaar.

25Verder had 1 Kon. 4:26; 10:26; 2 Kron. 1:14Salomo vierduizend stallen voor paarden en strijdwagens, en twaalfduizend ruiters. Die bracht hij onder in de wagensteden en bij de koning in Jeruzalem.

26En hij heerste over alle koningen, van de rivier de Eufraat tot aan het land van de Filistijnen, en tot aan de grens van Egypte.

272 Kron. 1:15De koning maakte het zilver in Jeruzalem zo overvloedig als stenen, en de ceders maakte hij zo talrijk als de wilde vijgenbomen, die in het Laagland voorkomen.

28En de paarden die Salomo had, werden uit Egypte en uit al die landen aangevoerd.

29Het overige nu van de 1 Kon. 11:41geschiedenis van Salomo, van het begin tot het einde,9:29 van het begin tot het einde - Letterlijk: het eerste en het laatste. is dat niet beschreven in de woorden van de profeet Nathan en in de profetie van Ahia uit Silo en in de visioenen van de ziener Jedi over Jerobeam, de zoon van Nebat?

30Salomo nu regeerde in Jeruzalem over heel Israël veertig jaar.

31Daarna ging Salomo te ruste bij zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad van zijn vader David, en Rehabeam, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.

9

De koningin van Scheba bezoekt Sálomo

1En 1 Kon. 10:1 enz. Matt. 12:42. Luk. 11:31.toen de koningin van Scheba het gerucht van Sálomo hoorde, kwam zij, om Sálomo met raadselen te verzoeken, te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, en kemelen, dragende specerijen en goud in menigte, en kostelijk gesteente; en zij kwam tot Sálomo, en sprak met hem al wat in haar hart was.

2En Sálomo verklaarde haar al haar woorden; en geen ding was er verborgen voor Sálomo, dat hij haar niet verklaarde.

3Als nu de koningin van Scheba zag de wijsheid van Sálomo, en het huis, dat hij gebouwd had,

4En de spijze zijner tafel, en het zitten zijner knechten, en het staan zijner dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en hun kledingen, en zijn opgang, waardoor hij opging in het huis des HEEREN, zo was in haar geen geest meer.

5En zij zeide tot den koning: Het is een waarachtig woord geweest, dat ik in mijn land gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid.

6En ik heb hun woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben; en zie, de helft van de grootheid uwer wijsheid is mij niet aangezegd; gij hebt overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb.

7Welgelukzalig zijn uw mannen, en welgelukzalig deze uw knechten, die geduriglijk voor uw aangezicht staan, en uw wijsheid horen.

8Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u gehad heeft, om u op Zijn troon, den HEERE, uw God, tot een koning te zetten; overmits uw God Israël bemint, om hetzelve tot in eeuwigheid op te richten, zo heeft Hij u tot een koning over hen gesteld, om recht en gerechtigheid te doen.

9En zij gaf den koning honderd en twintig talenten gouds, en specerijen in grote menigte, en kostelijk gesteente; en er was gelijk deze specerij, die de koningin van Scheba den koning Sálomo gaf, geen geweest.

10Verder ook Hurams knechten, en Sálomo's knechten, die goud brachten uit Ofir, brachten algummimhout en edelgesteente.

111 Kon. 10:12.En de koning maakte van dat algummimhout hoge gangen tot het huis des HEEREN en tot het huis des konings, mitsgaders harpen en luiten voor de zangers; desgelijks ook was te voren in het land van Juda niet gezien geweest.

12En de koning Sálomo gaf de koningin van Scheba al haar behagen, wat zij begeerde, behalve hetgeen zij tot den koning gebracht had; zo keerde zij, en toog naar haar land, zij en haar knechten.

Sálomo's inkomen

13Het gewicht nu van het goud, dat voor Sálomo op een jaar inkwam, was zeshonderd zes en zestig talenten gouds;

14Behalve dat zij van de kramers en de kooplieden inbrachten; ook brachten alle koningen van Arabië, en de vorsten deszelven lands, goud en zilver aan Sálomo.

15Daartoe maakte de koning Sálomo tweehonderd rondassen van geslagen goud; zeshonderd sikkelen van geslagen goud liet hij opwegen tot elke rondas.

16Insgelijks driehonderd schilden van geslagen goud; driehonderd sikkelen gouds liet hij opwegen tot elk schild; en de koning legde ze in het huis des wouds van den Libanon.

17Nog maakte de koning een groten elpenbenen troon, en hij overtoog denzelven met louter goud.

18En de troon had zes trappen en een voetbank van goud, aan den troon vast zijnde, en leuningen aan beide zijden, tot de zitplaats toe; en twee leeuwen stonden bij de leuningen.

19En twaalf leeuwen stonden daar aan beide zijden, op de zes trappen; desgelijks is in geen koninkrijk gemaakt geweest.

20Ook waren alle drinkvaten van den koning Sálomo van goud, en alle vaten van het huis des wouds van den Libanon waren van gesloten goud; het zilver was in de dagen van Sálomo niet voor iets geacht.

21Want des konings schepen voeren naar Tharsis, met de knechten van Huram; eens in drie jaren kwamen de schepen van Tharsis in, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen.

22Alzo werd de koning Sálomo groter dan alle koningen der aarde in rijkdom en wijsheid.

23En alle koningen der aarde zochten Sálomo's aangezicht, om zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had.

24En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen, harnas, en specerijen, paarden, en muilezelen, elk van jaar tot jaar.

25Ook had 1 Kon. 4:26. 10:26. 2 Kron. 1:14.Sálomo vier duizend paardenstallen, en wagenen, en twaalf duizend ruiteren; en hij legde ze in de wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem.

26En hij heerste over alle koningen, van de rivier tot aan het land der Filistijnen, en tot aan de landpale van Egypte.

272 Kron. 1:15.Ook maakte de koning het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte.

28En zij brachten voor Sálomo paarden uit Egypte, en uit al die landen.

Sálomo's dood

29Het overige nu 1 Kon. 11:41.der geschiedenissen van Sálomo, der eerste en der laatste, zijn die niet geschreven in de woorden van Nathan, den profeet, en in de profetie van Ahía, den Siloniet, en in de gezichten van Jedi, den ziener, aangaande Jeróbeam, den zoon van Nebat?

30En Sálomo regeerde te Jeruzalem over gans Israël, veertig jaren.

31En Sálomo ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad zijns vaders Davids; en zijn zoon Rehábeam werd koning in zijn plaats.