Efeze 4
Efeze 4
De brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Efeze
HSV

Eén lichaam en één Geest

1Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op Gen. 17:1; 1 Kor. 7:20; Filipp. 1:27; Kol. 1:10; 1 Thess. 2:12tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is,

2Kol. 1:11; 3:12; 1 Thess. 5:14in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen,Lankmoedig vs. geduld: Het begrip lankmoedig is zo verouderd dat niemand meer goed weet wat het betekent. Het gevolg is dat mensen betekenissen aan het woord gaan toekennen die het feitelijk niet bezit. Het Griekse grondwoord is makrothumia. Heel letterlijk betekent het traag tot toorn. Het wordt zowel van mensen (Hand 26:3) als van God (Rom 2:4) gezegd. Iemand die deze eigenschap heeft kan dus veel dulden zonder boos te worden. Vandaar dat de HSV voor geduldig heeft gekozen.

3en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede:

4één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping,

5Deut. 4:39; Mal. 2:10; 1 Kor. 8:4,6één Heere, één geloof, één doop,

6één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is.

7Rom. 12:6; 1 Kor. 12:11; 2 Kor. 10:13; 1 Petr. 4:10Maar aan ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus.

8Daarom zegt Hij: Ps. 68:19Toen Hij opvoer in de hoogte, nam Hij de gevangenis gevangen en gaf Hij gaven aan de mensen.

9Joh. 3:13; 6:62Wat betekent dit ‘toen Hij opvoer’ anders dan dat Hij ook eerst neergedaald is in de diepten, namelijk de aarde?4:9 de diepten, namelijk de aarde - Letterlijk: de lagere delen van de aarde.In de grondtekst lezen we letterlijk: “in de diepten van de aarde”. Dit is echter een geval van de z.g. “genitivus explicativus”, een taalvorm die aangeeft dat hetgene dat volgt, in feite een een nadere uitleg van het voorgaande is. De KT maken duidelijk dat dit hier inderdaad bedoeld is.

10Degene Die neergedaald is, is ook Degene Die opgevaren is ver boven alle hemelen om alle dingen te vervullen.

111 Kor. 12:28En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, weer anderen als evangelisten en nog weer anderen als herders en leraars,

12om de heiligen toe te rusten, tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw Rom. 12:5; 1 Kor. 12:27; Efez. 1:23; 5:23; Kol. 1:24van het lichaam van Christus,

13totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen4:13 volwassen - Letterlijk: volmaakte man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus,

141 Kor. 14:20opdat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn, Matt. 11:7heen en weer geslingerd door de golven en meegesleurd door elke wind van leer, door het bedrog van de mensen om op listige wijze tot dwaling te verleiden,4:14 om … te verleiden - Letterlijk: tot de listige verleiding van de dwaling.

15maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die Efez. 5:23; Kol. 1:18het Hoofd is, namelijk Christus.

16Rom. 12:5; 1 Kor. 12:27; Efez. 2:21Van Hem uit wordt het hele lichaam samengevoegd en bijeengehouden door elke band die ondersteuning geeft, overeenkomstig de mate waarin ieder deel werkzaam is. Zo verkrijgt het lichaam zijn groei, tot opbouw van zichzelf in de liefde.

De oude en de nieuwe mens

17Dit zeg ik dan Rom. 1:9en getuig ervan in de Heere, Rom. 1:18; 1 Petr. 4:3dat u niet meer wandelt zoals de andere heidenen wandelen, in de zinloosheid van hun denken,

18verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven dat uit God is, 1 Thess. 4:5door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart.

19Zij hebben zich, ongevoelig als ze zijn geworden, overgegeven aan losbandigheid, om alle onreinheid begerig te bedrijven.

20Maar u hebt Christus zo niet leren kennen,

21als u Hem tenminste gehoord hebt en door Hem bent onderwezen, zoals de waarheid in Jezus is,

22namelijk dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens Kol. 3:9; Hebr. 12:1; 1 Petr. 2:1aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten,

23en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken,

24Rom. 6:4; Kol. 3:10; 1 Petr. 4:2en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.

25Leg daarom de leugen af Zach. 8:16en spreek de waarheid, ieder tegen zijn naaste; wij zijn immers leden van elkaar.

26Ps. 4:5Word boos, maar zondig niet; laat de zon niet ondergaan over uw boosheid,

27Jak. 4:7; 1 Petr. 5:9en geef de duivel geen plaats.

28Wie gestolen heeft, moet niet meer stelen, Hand. 20:35; 1 Thess. 4:11; 2 Thess. 3:8,12maar zich liever inspannen om met de handen goed werk te doen, om iets te kunnen delen met wie gebrek heeft.

29Matt. 12:36; Efez. 5:3,4Laat er geen vuile taal uit uw mond komen, maar wel iets goeds, wat nuttig is tot opbouw,4:29 maar wel iets goeds, dat nuttig is tot opbouw - Letterlijk: maar als er iets goeds is tot opbouw van wat nodig is. opdat het genade geeft aan hen die het horen.

30En bedroef de Heilige Geest van God niet, Rom. 8:16; 2 Kor. 1:22; 5:5; Efez. 1:13door Wie u verzegeld bent tot de dag Luk. 21:28; Rom. 8:23; Efez. 1:14van de verlossing.

31Kol. 3:19Laat alle bitterheid, woede, toorn, geschreeuw en laster van u weggenomen worden, met alle slechtheid,

32Filipp. 2:1; Kol. 3:12maar wees ten opzichte van elkaar vriendelijk en barmhartig, en Matt. 6:14; Mark. 11:25; Kol. 3:13vergeef elkaar, zoals ook God in Christus u vergeven heeft.

4

De eenheid des geloofs

1Zo bid ik u dan, ik, de gevangene in den Heere, Gen. 17:1. 1 Kor. 7:20. Filipp. 1:27. Kol. 1:10. 1 Thess. 2:12.dat gij wandelt waardiglijk der roeping, met welke gij geroepen zijt;

2Kol. 1:11. 3:12. 1 Thess. 5:14.Met alle ootmoedigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, verdragende elkander in liefde;

3U benaarstigende te behouden de enigheid des Geestes door den band des vredes.

4Eén lichaam is het, en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping;

5Deut. 4:39. Mal. 2:10. 1 Kor. 8:4, 6.Eén Heere, één geloof, één doop,

6Eén God en Vader van allen, Die daar is boven allen, en door allen, en in u allen.

7Rom. 12:6. 1 Kor. 12:11. 2 Kor. 10:13. 1 Petr. 4:10.Maar aan elkeen van ons is de genade gegeven, naar de maat der gave van Christus.

8Daarom zegt Hij: Ps. 68:19.Als Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen, en heeft den mensen gaven gegeven.

9Joh. 3:13. 6:62.Nu dit: Hij is opgevaren; wat is het, dan dat Hij ook eerst is nedergedaald in de nederste delen der aarde?

10Die nedergedaald is, is Dezelfde ook, Die opgevaren is verre boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou.

111 Kor. 12:28.En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars;

12Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing Rom. 12:5. 1 Kor. 12:27. Efez. 1:23. 5:23. Kol. 1:24.des lichaams van Christus;

13Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus;

141 Kor. 14:20.Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, Matt. 11:7.die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid, om listiglijk tot dwaling te brengen;

15Maar de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden opwassen in Hem, Die Efez. 5:23. Kol. 1:18.het Hoofd is, namelijk Christus;

16Rom. 12:5. 1 Kor. 12:27. Efez. 2:21.Uit Welken het gehele lichaam bekwamelijk samengevoegd en samen vastgemaakt zijnde, door alle voegselen der toebrenging, naar de werking van een iegelijk deel in zijn maat, den wasdom des lichaams bekomt, tot zijns zelfs opbouwing in de liefde.

De oude en de nieuwe mens

17Ik zeg dan dit, Rom. 1:9.en betuig het in den Heere, Rom. 1:18. 1 Petr. 4:3.dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen in de ijdelheid huns gemoeds.

18Verduisterd in het verstand, vervreemd zijnde van het leven Gods, 1 Thess. 4:5.door de onwetendheid, die in hen is, door de verharding huns harten;

19Welke, ongevoelig geworden zijnde, zichzelven hebben overgegeven tot ontuchtigheid, om alle onreinigheid gieriglijk te bedrijven.

20Doch gij hebt Christus alzo niet geleerd;

21Indien gij naar Hem gehoord hebt, en door Hem geleerd zijt, gelijk de waarheid in Jezus is;

22Te weten dat gij zoudt Kol. 3:9. Hebr. 12:1. 1 Petr. 2:1.afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding;

23En dat gij zoudt vernieuwd worden in den geest uws gemoeds,

24Rom. 6:4. Kol. 3:10. 1 Petr. 4:2.En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.

25Daarom legt af de leugen, Zach. 8:16.en spreekt de waarheid, een iegelijk met zijn naaste; want wij zijn elkanders leden.

26Ps. 4:5.Wordt toornig, en zondigt niet; de zon ga niet onder over uw toornigheid;

27Jak. 4:7. 1 Petr. 5:9.En geeft den duivel geen plaats.

28Die gestolen heeft, stele niet meer, Hand. 20:35. 1 Thess. 4:11. 2 Thess. 3:8, 12.maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene, die nood heeft.

29Matt. 12:36. Efez. 5:3, 4.Geen vuile rede ga uit uw mond, maar zo er enige goede rede is tot nuttige stichting, opdat zij genade geve dien, die dezelve horen.

30En bedroeft den Heiligen Geest Gods niet, Rom. 8:16. 2 Kor. 1:22. 5:5. Efez. 1:13.door Welken gij verzegeld zijt tot den dag Luk. 21:28. Rom. 8:23. Efez. 1:14.der verlossing.

31Kol. 3:19.Alle bitterheid, en toornigheid, en gramschap, en geroep, en lastering zij van u geweerd, met alle boosheid;

32Filipp. 2:1. Kol. 3:12.Maar zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, Matt. 6:14. Mark. 11:25. Kol. 3:13.vergevende elkander, gelijkerwijs ook God in Christus ulieden vergeven heeft.