Exodus 34
Het tweede boek van Mozes Exodus

HSV

De twee nieuwe stenen tafelen

1Toen zei Deut. 10:1de HEERE tegen Mozes: Houw twee stenen tafelen voor u uit, zoals de eerste, dan zal Ik op die tafelen de woorden schrijven die op de eerste tafelen stonden, die u in stukken gebroken hebt.

2Wees tegen de morgen gereed; vervolgens moet u in de morgen de berg Sinaï opklimmen en daar, op de top van de berg, voor Mij gaan staan.

3Ex. 19:12Maar niemand mag met u mee naar boven klimmen en ook mag op heel de berg niemand gezien worden, Ex. 19:13het kleinvee en de runderen mogen zelfs niet tegenover de berg grazen.

4Toen hieuw Mozes twee stenen tafelen uit, zoals de eerste. En Mozes stond vroeg in de morgen op, klom de berg Sinaï op, zoals de HEERE hem geboden had, en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand.

De HEERE verschijnt aan Mozes

5Toen daalde de HEERE neer in een wolk, ging daar bij hem staan en riep de Naam van de HEERE uit.

6Ex. 33:19Toen de HEERE bij hem voorbijkwam, riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw,Het begrip “lankmoedig” is zo verouderd dat niemand meer goed weet wat het betekent. Het gevolg is dat mensen betekenissen aan het woord gaan toekennen die het feitelijk niet bezit. Het Hebreeuwse grondwoord zou heel letterlijk vertaald kunnen worden met “lang van neusgaten”. In het Hebreeuwse taaleigen is er echter een verband tussen de neus en boosheid. Een iets vrijere vertaling is dan ook “traag tot toorn”. Het wordt zowel voor mensen (Spr 14:29) als voor God (Ex 34:6) gebruikt. Het is dus niet vol te houden dat het hier alleen om een goddelijke eigenschap zou gaan. Eén van de critici is van mening dat het woord “lankmoedig” in de Middeleeuwen nog niet bestond, en speciaal bedacht is ten dienste van de prediking van het Woord. Dat is echter onjuist. Het Nederlandse “lankmoedig” is weliswaar ontleend aan het Latijnse “longanimis”, dat vooral in Christelijk-Latijnse literatuur voorkomt (mogelijk een letterlijke vertaling van het Griekse “makrothumia”), maar alle handboeken geven aan dat dit woord in de Middeleeuwen reeds volop voorkwam, in de vorm van “lancmoedich” en “lancmoedicheit”. Dit woord is echter sterk verouderd en komt buiten de Bijbel steeds minder voor. Bovendien is er een uitstekend alternatief: “geduldig”. Dat “lankmoedig” een diepere lading zou hebben dan “geduldig”, spreken wij tegen.

7Ex. 20:6; Num. 14:18; Deut. 5:10; Ps. 86:15; 103:8; 145:8Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en Jer. 32:18de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.

8Toen haastte Mozes zich, knielde ter aarde, boog zich neer

9en zei: Heere, als ik nu genade in Uw ogen gevonden heb, laat de Heere dan toch in ons midden meegaan. Zeker, het is een halsstarrig volk, maar vergeef onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan als Lev. 25:38; Ps. 28:9; 33:12; Zach. 2:12Uw erfelijk bezit.

Vernieuwing van het verbond

10Toen zei Hij: Zie, Deut. 5:2Ik sluit een verbond; Joz. 10:12,13ten overstaan van heel uw volk zal Ik wonderen doen, zoals die op de hele aarde en onder welk volk ook nog nooit tot stand gebracht zijn. Ja, heel het volk, in het midden waarvan u verkeert, zal de daden van de HEERE zien, want het is ontzagwekkend wat Ik met u ga doen.

11Houd u aan wat Ik u heden gebied. Zie, Ik zal de Amorieten, Kanaänieten, Hethieten, Ferezieten, Hevieten en Jebusieten voor u uit verdrijven.

12Ex. 23:32; Num. 33:51; Deut. 7:2Wees op uw hoede dat u geen verbond sluit met de inwoners van het land waarin u komt, anders zullen zij in uw midden tot een valstrik worden.

13Maar hun altaren moet u afbreken, hun gewijde stenen in stukken slaan en hun gewijde palen omhakken

14Ex. 20:5want u mag zich niet neerbuigen voor een andere god: de Naam van de HEERE is immers de Na-ijverige. Een na-ijverig God is Hij –De HSV heeft getracht om in dit bekende en in de kerkelijke liturgie zo vaak gebruikte Bijbelgedeelte zo dicht mogelijk bij de SV te blijven. Een andere mogelijke vertaling is “ijverend”. Het gaat er in dit vers namelijk om dat God ijvert (d.w.z. opkomt) voor Zijn eer.

15anders sluit u misschien een verbond met de inwoners van het land. Wanneer zij immers als in hoererij achter hun goden aan gaan en aan hun goden offers brengen, zou men u kunnen uitnodigen en zou u van hun offer eten.

16Dan zou u van hun dochters vrouwen nemen voor uw zonen. 1 Kon. 11:2Hun dochters zouden als in hoererij achter hun goden aan gaan, en uw zonen als in hoererij achter hun goden aan laten gaan.

17U mag u geen gegoten goden maken.

18Het Feest van de ongezuurde broden moet u in acht nemen. Zeven dagen lang moet u ongezuurde broden eten, zoals Ik u geboden heb, Ex. 12:15; 23:15op de vastgestelde tijd in de maand Abib, want in de maand Abib bent u uit Egypte vertrokken.

19Ex. 13:2; 22:29; Ezech. 44:30Alles wat de baarmoeder opent, behoort Mij toe, ja, al uw vee dat mannelijk is, wat de baarmoeder van rund of schaap opent.

20Ex. 13:13Maar de ezel die de baarmoeder opent, moet u met een stuk kleinvee vrijkopen. Als u hem echter niet vrijkoopt, moet u hem de nek breken. Elke eerstgeborene van uw zonen moet u vrijkopen. Ex. 23:15; Deut. 16:16Men mag voor Mijn aangezicht niet met lege handen verschijnen.

21Ex. 20:9Zes dagen moet u arbeiden, maar op de zevende dag moet u rusten. Ook in de ploegtijd en in de oogsttijd moet u rusten.

22Ex. 23:16Ook moet u voor uzelf het Wekenfeest houden, dat is het feest bij de eerste vruchten van de tarweoogst; en ook het Feest van de inzameling, bij de jaarwisseling.

23Ex. 23:17; Deut. 16:16Alles wat onder u mannelijk is, moet drie keer per jaar verschijnen voor het aangezicht van de Heere HEERE, de God van Israël.

24Als Ik de volken van vóór uw ogen zal verdrijven en uw gebied ruim zal maken, zal niemand uw land begeren, wanneer u drie keer per jaar optrekt om te verschijnen voor het aangezicht van de HEERE, uw God.

25Ex. 23:18U mag het bloed van Mijn offer niet offeren met iets wat gezuurd is, en het offer van het Pascha mag niet tot de volgende morgen overblijven.

26De Ex. 23:19; Deut. 26:2eerstelingen van de eerste vruchten van uw land moet u in het huis van de HEERE, uw God, brengen. Ex. 23:19; Lev. 22:27; Deut. 14:21U mag een bokje niet koken in de melk van zijn moeder.

27Verder zei de HEERE tegen Mozes: Schrijf deze woorden voor uzelf op, want op grond van deze woorden heb Ik een verbond met u en met Israël gesloten.

28Ex. 24:18; Deut. 9:9,18Hij was daar namelijk veertig dagen en veertig nachten bij de HEERE. Hij at geen brood en dronk geen water. Vers 1; Ex. 31:18; Deut. 4:13En God schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden.

Het glanzende gezicht van Mozes

29En het gebeurde, toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde – de twee tafelen van de getuigenis waren in Mozes' hand, toen hij van de berg afdaalde – dat Mozes niet wist dat de huid van zijn gezicht 2 Kor. 3:7glansde, omdat de HEERE met hem gesproken had.

30Aäron en al de Israëlieten keken Mozes aan, en zie, de huid van zijn gezicht glansde. Daarom waren zij bevreesd om dichter bij hem te komen.

31Mozes riep hen echter bij zich. Aäron en al de leiders van de gemeenschap keerden naar hem terug, en Mozes sprak tot hen.

32Daarna kwamen al de Israëlieten naar voren en hij gebood hun alles wat de HEERE met hem besproken had op de berg Sinaï.

33Nadat Mozes geëindigd had met hen te spreken, 2 Kor. 3:7,13legde hij een doek over zijn gezicht.

34Maar telkens wanneer Mozes voor het aangezicht van de HEERE kwam om met Hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij weer naar buiten ging. En wanneer hij naar buiten gegaan was, sprak hij tot de Israëlieten wat hem geboden was.

35En als de Israëlieten aan het gezicht van Mozes zagen dat de huid van het gezicht van Mozes glansde, dan deed Mozes de doek weer over zijn gezicht, totdat hij naar binnen ging om met Hem te spreken.

34

De twee nieuwe stenen tafelen

1Toen zeide Deut. 10:1.de HEERE tot Mozes: Houw u twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren, zo zal Ik op de tafelen schrijven dezelfde woorden, die op de eerste tafelen geweest zijn, die gij gebroken hebt.

2En wees bereid tegen den morgenstond; dat gij in den morgenstond op den berg Sinaï klimt, en stel u aldaar voor Mij, op den top des bergs.

3Ex. 19:12.En niemand zal met u opklimmen; dat er ook niemand gezien worde op den gansen berg; Ex. 19:13.ook het kleine vee, noch runderen zullen tegenover dezen berg niet weiden.

4Toen hieuw hij twee stenen tafelen, gelijk de eerste; en Mozes stond des morgens vroeg op, en klom op den berg Sinaï, gelijk als hem de HEERE geboden had; en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand.

God verschijnt aan Mozes

5De HEERE nu kwam nederwaarts in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep uit den Naam des HEEREN.

6Ex. 33:19.Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.

7Ex. 20:6. Num. 14:18. Deut. 5:10. Ps. 86:15. 103:8. 145:8.Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, Jer. 32:18.bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.

8Mozes nu haastte zich en neigde het hoofd ter aarde, en hij boog zich.

9En hij zeide: Heere! indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de Heere in het midden van ons, want dit is een hardnekkig volk; doch vergeef onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot Lev. 25:38. Ps. 28:9. 33:12. Zach. 2:12.een erfdeel!

Vernieuwing van het verbond

10Toen zeide Hij: Zie, Deut. 5:2.Ik maak een verbond; Joz. 10:12, 13.voor uw ganse volk zal Ik wonderen doen, die niet geschapen zijn op de ganse aarde, noch onder enige volken; alzo dat dit ganse volk, in welks midden gij zijt, des HEEREN werk zien zal, dat het schrikkelijk is, hetwelk Ik met u doe.

11Onderhoudt gij hetgeen Ik u heden gebiede! zie, Ik zal voor uw aangezicht uitdrijven de Amorieten, en de Kanaänieten, en de Hethieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten.

12Ex. 23:32. Num. 33:51. Deut. 7:2.Wacht u, dat gij toch geen verbond maakt met den inwoner des lands, waarin gij komen zult; dat hij misschien niet tot een strik worde in het midden van u.

13Maar hun altaren zult gijlieden omwerpen, en hun opgerichte beelden zult gij verbreken, en hun bossen zult gij afhouwen.

14Ex. 20:5.(Want gij zult u niet buigen voor een anderen god; want des HEEREN Naam is IJveraar! een ijverig God is Hij!)

15Opdat gij misschien geen verbond maakt met den inwoner van dat land; en zij hun goden niet nahoereren, noch hun goden offerande doen, en hij u nodigende, gij van hun offerande etet.

16En gij voor uw zonen vrouwen neemt van hun dochteren; 1 Kon. 11:2.en hun dochteren, haar goden nahoererende, maken, dat ook uw zonen haar goden nahoereren.

17Gij zult u geen gegoten goden maken.

18Het feest der ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, Ex. 12:15. 23:15.ter gezetter tijd der maand Abib; want in de maand Abib zijt gij uit Egypte uitgegaan.

19Ex. 13:2. 22:29. Ezech. 44:30.Al wat de baarmoeder opent, is Mijn; ja, al uw vee, dat mannelijk zal geboren worden, openende de baarmoeder van het grote en kleine vee.

20Ex. 13:13.Doch den ezel, die de baarmoeder opent, zult gij met een stuk klein vee lossen; maar indien gij hem niet zult lossen, zo zult gij hem den nek breken. Al de eerstgeborenen uwer zonen zult gij lossen, Ex. 23:15. Deut. 16:16.en men zal voor Mijn aangezicht niet ledig verschijnen.

21Ex. 20:9.Zes dagen zult gij arbeiden, maar op den zevenden dag zult gij rusten; in den ploegtijd en in den oogst zult gij rusten.

22Ex. 23:16.Het feest der weken zult gij ook houden, zijnde het feest der eerstelingen van den tarweoogst, en het feest der inzameling, als het jaar om is.

23Ex. 23:17. Deut. 16:16.Al wat mannelijk is onder u zal driemaal in het jaar verschijnen voor het aangezicht des Heeren HEEREN, den God van Israël.

24Wanneer Ik de volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven, en uw landpalen verwijden, dan zal niemand uw land begeren, terwijl gij henen opgaan zult, om te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het jaar.

25Ex. 23:18.Gij zult het bloed van Mijn slachtoffer niet offeren met gedesemd brood; het slachtoffer van het paasfeest zal ook niet vernachten tot den morgen.

26De Ex. 23:19. Deut. 26:2.eerstelingen van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Ex. 23:19. Lev. 22:27. Deut. 14:21.Gij zult het bokje in de melk zijner moeder niet koken.

27Verder zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf u deze woorden; want naar luid dezer woorden heb Ik een verbond met u en met Israël gemaakt.

28Ex. 24:18. Deut. 9:9, 18.En hij was aldaar met den HEERE, veertig dagen en veertig nachten; hij at geen brood, en hij dronk geen water; Vers 1. Ex. 31:18. Deut. 4:13.en Hij schreef op de tafelen de woorden des verbonds, de tien woorden.

29En het geschiedde, toen Mozes van den berg Sinaï afging (de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, als hij van den berg afging), zo wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts 2 Kor. 3:7.glinsterde, toen Hij met hem sprak.

30Als nu Aäron en al de kinderen Israëls Mozes aanzagen, ziet, zo glinsterde het vel zijns aangezichts; daarom vreesden zij tot hem toe te treden.

31Toen riep Mozes hen; en Aäron, en al de oversten in de vergadering keerden weder tot hem; en Mozes sprak tot hen.

32En daarna traden al de kinderen Israëls toe; en hij gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken had op den berg Sinaï.

33Alzo eindigde Mozes met hen te spreken, en 2 Kor. 3:7, 13.hij had een deksel op zijn aangezicht gelegd.

34Doch als Mozes voor het aangezicht des HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij het deksel af, totdat hij uitging; en nadat hij uitgegaan was, zo sprak hij tot de kinderen Israëls, wat hem geboden was.

35Zo zagen dan de kinderen Israëls het aangezicht van Mozes, dat het vel van het aangezicht van Mozes glinsterde; derhalve deed Mozes het deksel weder op zijn aangezicht, totdat hij inging om met Hem te spreken.