Geslachtsregister van Adam tot Noach
1Dit is het boek van de afstammelingen van Adam. Op de dag dat God Adam schiep, maakte Hij hem Gen. 1:26; 9:6; 1 Kor. 11:7naar de gelijkenis van God.
2Gen. 1:26; Matt. 19:4; Mark. 10:6Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen, en Hij zegende hen en gaf hun de naam mens, op de dag dat ze geschapen werden.
3Adam leefde honderddertig jaar, en verwekte een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf hem de naam Seth.
4Adams dagen waren, 1 Kron. 1:1nadat hij Seth verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
5Al de dagen dat Adam leefde, waren negenhonderddertig jaar; en hij stierf.
6Seth leefde honderdvijf jaar, Gen. 4:26en verwekte Enos.
7En Seth leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderdzeven jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
8Al de dagen van Seth waren negenhonderdtwaalf jaar; en hij stierf.
9Enos leefde negentig jaar, en verwekte 1 Kron. 1:2Kenan.
10En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderdvijftien jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
11Al de dagen van Enos waren negenhonderdvijf jaar; en hij stierf.
12Kenan leefde zeventig jaar, en verwekte Mahalaleël.
13En Kenan leefde, nadat hij Mahalaleël verwekt had, achthonderdveertig jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
14Al de dagen van Kenan waren negenhonderdtien jaar; en hij stierf.
15Mahalaleël leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Jered.
16En Mahalaleël leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderddertig jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
17Al de dagen van Mahalaleël waren achthonderdvijfennegentig jaar; en hij stierf.
18Jered leefde honderdtweeënzestig jaar, en verwekte 1 Kron. 1:3Henoch.
19En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
20Al de dagen van Jered waren negenhonderdtweeënzestig jaar; en hij stierf.
21Judas vs. 14Henoch leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Methusalach.
22En Henoch Hebr. 11:5wandelde met God, nadat hij Methusalach verwekt had, driehonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
23Al de dagen van Henoch waren driehonderdvijfenzestig jaar.
24Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, 2 Kon. 2:11; Hebr. 11:5want God nam hem weg.
25Methusalach leefde honderdzevenentachtig jaar, en verwekte Lamech.
26En Methusalach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderdtweeëntachtig jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
27Al de dagen van Methusalach waren negenhonderdnegenenzestig jaar; en hij stierf.
28Lamech leefde honderdtweeëntachtig jaar, en verwekte een zoon.
29En hij gaf hem de naam Noach,5:29 Noach - Er is een woordspel tussen de naam Noach ‘rust’ en het Hebreeuwse woord voor ‘troosten’. en zei: Deze zal ons troosten over ons werk en over het zwoegen van onze handen, vanwege de aardbodem, die door de HEERE vervloekt is.
30En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderdvijfennegentig jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
31Al de dagen van Lamech waren zevenhonderdzevenenzeventig jaar; en hij stierf.
32Toen Noach vijfhonderd jaar oud was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafeth.
5
Van Adam tot Noach
1Dit is het boek van Adams geslacht. Ten dage als God den mens schiep, maakte Hij hem Gen. 1:26. 9:6. 1 Kor. 11:7.naar de gelijkenis Gods.
2Gen. 1:26. Matt. 19:4. Mark. 10:6.Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden.
3En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.
4En Adams dagen, 1 Kron. 1:1.nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
5Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf.
6En Seth leefde honderd en vijf jaren, Gen. 4:26.en hij gewon Enos.
7En Seth leefde, nadat hij Enos gewonnen had, achthonderd en zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
8Zo waren al de dagen van Seth negenhonderd en twaalf jaren; en hij stierf.
9En Enos leefde negentig jaren, en hij gewon 1 Kron. 1:2.Kenan.
10En Enos leefde, nadat hij Kenan gewonnen had, achthonderd en vijftien jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
11Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd en vijf jaren; en hij stierf.
12En Kenan leefde zeventig jaren, en hij gewon Mahalal-el.
13En Kenan leefde, nadat hij Mahalal-el gewonnen had, achthonderd en veertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
14Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd en tien jaren; en hij stierf.
15En Mahalal-el leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Jered.
16En Mahalal-el leefde, nadat hij Jered gewonnen had, achthonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
17Zo waren al de dagen van Mahalal-el achthonderd vijf en negentig jaren; en hij stierf.
18En Jered leefde honderd twee en zestig jaren, en hij gewon 1 Kron. 1:3.Henoch.
19En Jered leefde, nadat hij Henoch gewonnen had, achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
20Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd twee en zestig jaren; en hij stierf.
21En Judas vs. 14.Henoch leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Methúsalach.
22En Henoch Hebr. 11:5.wandelde met God, nadat hij Methúsalach gewonnen had, driehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
23Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijf en zestig jaren.
24Henoch dan wandelde met God; en hij was niet meer; 2 Kon. 2:11. Hebr. 11:5.want God nam hem weg.
25En Methúsalach leefde honderd zeven en tachtig jaren, en hij gewon Lamech.
26En Methúsalach leefde, nadat hij Lamech gewonnen had, zevenhonderd twee en tachtig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
27Zo waren al de dagen van Methúsalach negenhonderd negen en zestig jaren; en hij stierf.
28En Lamech leefde honderd twee en tachtig jaren, en hij gewon een zoon.
29En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!
30En Lamech leefde, nadat hij Noach gewonnen had, vijfhonderd vijf en negentig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
31Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zeven en zeventig jaren; en hij stierf.
32En Noach was vijfhonderd jaren oud; en Noach gewon Sem, Cham en Jafeth.