De zondvloed
1Daarna zei de HEERE tegen 2 Petr. 2:5Noach: Ga in de ark, u en heel uw gezin, want Ik heb gezien dat Gen. 6:9u te midden van uw tijdgenoten voor Mijn aangezicht rechtvaardig bent.
2Lev. 11U moet voor uzelf van alle reine dieren zeven paar7:2 zeven paar - Letterlijk: zeven zeven; zie ook vers 3. nemen, een mannetje en zijn vrouwtje; maar van de dieren die niet rein zijn, één paar, een mannetje en zijn vrouwtje;
3ook van de vogels in de lucht zeven paar, mannelijk en vrouwelijk, om de soort7:3 soort - Letterlijk: zaad of nageslacht. op heel de aarde in leven te houden.
4Want over nog zeven dagen zal Ik het op de aarde veertig dagen en veertig nachten laten regenen; en Ik zal al wat bestaat, wat Ik gemaakt heb, van de aardbodem verdelgen.
5Gen. 6:22En Noach deed overeenkomstig alles wat de HEERE hem geboden had.
6Noach was zeshonderd jaar oud toen de watervloed over de aarde kwam.
7Toen Matt. 24:38; Luk. 17:27; 1 Petr. 3:20ging Noach met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem in de ark, vanwege het water van de vloed.
8Van de reine dieren, van de dieren die niet rein waren, van de vogels en van alles wat over de aardbodem kruipt,
9kwamen er twee aan twee naar Noach in de ark, mannelijk en vrouwelijk, zoals God aan Noach geboden had.
10En het gebeurde na die zeven dagen dat het water van de vloed over de aarde kwam.
11In het zeshonderdste levensjaar van Noach, in de tweede maand, op de zeventiende dag van de maand, op die dag zijn alle bronnen van de grote watervloed opengebarsten en de sluizen van de hemel opengezet.
12En er was regen op de aarde, veertig dagen en veertig nachten.
13Op diezelfde dag gingen Noach en Sem, Cham en Jafeth, de zonen van Noach, en ook Noachs vrouw en de drie vrouwen van zijn zonen met hen in de ark,
14zij, en al de wilde dieren naar hun soort, al het vee naar zijn soort, alle kruipende dieren, die over de aarde kruipen, naar hun soort, en alle vogels naar hun soort, al wat gevleugeld is.
15En van alle vlees waar een levensgeest in was, kwamen ze naar Noach in de ark, twee aan twee.
16En die kwamen, kwamen als mannelijk en vrouwelijk, van alle vlees, zoals God hem geboden had. En de HEERE sloot de deur achter hem toe.
17En de vloed was veertig dagen op de aarde, en het water nam toe en hief de ark omhoog, zodat hij van de aarde oprees.
18En het water steeg en nam sterk toe op de aarde; en de ark dreef op het water.
19Het water steeg meer en meer op de aarde, zodat alle hoge bergen die onder heel de hemel zijn, bedekt werden.
20Nog vijftien el daarboven steeg het water, en de bergen werden bedekt.
21Luk. 17:27En alle vlees dat zich op de aarde bewoog, gaf de geest: de vogels, het vee, de wilde dieren en alle kruipende dieren, die over de aarde kropen, en alle mensen.
22Alles met levensadem7:22 levensadem - Letterlijk: adem van levensgeest. in zijn neusgaten van alles wat op het droge leefde, stierf.
23Zo verdelgde Hij alles wat bestond, wat op de aardbodem was, van mens tot dier, tot kruipende dieren en vogels in de lucht; verdelgd werden zij van de aarde. 2 Petr. 2:5Alleen Noach bleef over, en wat met hem in de ark was.
24En het water had honderdvijftig dagen lang de overhand op de aarde.
7
De zondvloed
1Daarna zeide de HEERE tot 2 Petr. 2:5.Noach: Ga gij, en uw ganse huis in de ark; want Gen. 6:9.u heb Ik gezien rechtvaardig voor Mijn aangezicht in dit geslacht.
2Lev. 11.Van alle rein vee zult gij tot u nemen zeven en zeven, het mannetje en zijn wijfje; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn wijfje.
3Ook van het gevogelte des hemels zeven en zeven, het mannetje en het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde.
4Want over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig dagen, en veertig nachten; en Ik zal van den aardbodem verdelgen al wat bestaat, dat Ik gemaakt heb.
5Gen. 6:22.En Noach deed, naar al wat de HEERE hem geboden had.
6Noach nu was zeshonderd jaren oud, als de vloed der wateren op de aarde was.
7Zo Matt. 24:38. Luk. 17:27. 1 Petr. 3:20.ging Noach, en zijn zonen, en zijn huisvrouw, en de vrouwen zijner zonen met hem in de ark, vanwege de wateren des vloeds.
8Van het reine vee, en van het vee, dat niet rein was, en van het gevogelte, en al wat op den aardbodem kruipt,
9Kwamen er twee en twee tot Noach in de ark, het mannetje en het wijfje, gelijk als God Noach geboden had.
10En het geschiedde na die zeven dagen, dat de wateren des vloeds op de aarde waren.
11In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de tweede maand, op den zeventienden dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken, en de sluizen des hemels geopend.
12En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten.
13Even op dienzelfden dag ging Noach, en Sem, en Cham, en Jafeth, Noachs zonen, desgelijks Noachs huisvrouw, en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark;
14Zij, en al het gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes van allerlei vleugel.
15En van alle vlees, waarin een geest des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark.
16En die er kwamen, die kwamen mannetje en wijfje, van alle vlees, gelijk als hem God bevolen had. En de HEERE sloot achter hem toe.
17En die vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde.
18En de wateren namen de overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging op de wateren.
19En de wateren namen gans zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge bergen, die onder den gansen hemel zijn, bedekt werden.
20Vijftien ellen omhoog namen de wateren de overhand, en de bergen werden bedekt.
21Luk. 17:27.En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf den geest, van het gevogelte, en van het vee, en van het wild gedierte, en van al het kruipend gedierte, dat op de aarde kroop, en alle mens.
22Al wat een adem des geestes des levens in zijn neusgaten had, van alles wat op het droge was, is gestorven.
23Alzo werd verdelgd al wat bestond, dat op den aardbodem was, van den mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; 2 Petr. 2:5.doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark was.
24En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderd en vijftig dagen.