Hebreeën 6
Hebreeën 6
De brief van de apostel Paulus aan de Hebreeën
HSV

1Laten wij daarom het eerste onderwijs met betrekking tot Christus laten rusten, en doorgaan tot de volmaaktheid, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God,

2van de leer van de dopen, van de handoplegging, van de opstanding van de doden en van het eeuwig oordeel.

3En dat zullen wij ook doen, Hand. 18:21; 1 Kor. 4:19; Jak. 4:15als God het toestaat.

Waarschuwing tegen afvalligheid

4Matt. 12:31; Hebr. 10:26; 1 Joh. 5:16Want het is onmogelijk om hen die eens verlicht zijn geweest, die de hemelse gave geproefd hebben en deelgenoot zijn geworden van de Heilige Geest,

5en die het goede Woord van God geproefd hebben en de krachten van de komende wereld,

6en die daarna afvallig worden, weer opnieuw tot bekering te brengen, omdat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw kruisigen en openlijk te schande maken.

7Want de aarde die de regen indrinkt, die er dikwijls op valt, en die nuttig gewas voortbrengt voor hen door wie hij ook bewerkt wordt, ontvangt zegen van God.

8Maar de aarde die dorens en distels voortbrengt, is verwerpelijk en de vervloeking nabij, waarvan het einde tot verbranding leidt.

Hoop die opbloeit

9Ook al spreken wij zo, geliefden, wat u betreft zijn wij echter overtuigd van betere dingen, die met de zaligheid samenhangen.

10Spr. 14:31; Matt. 10:42; 25:40; Mark. 9:41; Joh. 13:20Want God is niet onrechtvaardig dat Hij uw werk zou vergeten en de liefdevolle inspanning die u Zijn Naam bewezen hebt, doordat u de heiligen gediend hebt en nog dient.

11Maar wij verlangen ernaar dat ieder van u dezelfde inzet toont, tot volle zekerheid van de hoop, tot het einde toe,

12opdat u niet traag wordt, maar navolgers bent van hen die door geloof en geduld de beloften beërven.Lankmoedig vs. geduld: Het begrip lankmoedig is zo verouderd dat niemand meer goed weet wat het betekent. Het gevolg is dat mensen betekenissen aan het woord gaan toekennen die het feitelijk niet bezit. Het Griekse grondwoord is makrothumia. Heel letterlijk betekent het traag tot toorn. Het wordt zowel van mensen (Hand 26:3) als van God (Rom 2:4) gezegd. Iemand die deze eigenschap heeft kan dus veel dulden zonder boos te worden. Vandaar dat de HSV voor geduldig heeft gekozen.

De belofte van God aan Abraham

13Want toen God Abraham de belofte deed, zwoer Hij bij Zichzelf, omdat Hij bij niemand die hoger was, kon zweren.

14Hij zei: Gen. 12:3; 17:4; 22:16; Ps. 105:9; Luk. 1:73Voorzeker, rijk zal Ik u zegenen6:14 rijk zal Ik u zegenen - Letterlijk: zegenende zal Ik u zegenen. en overvloedig zal Ik u in aantal doen toenemen.6:14 overvloedig zal Ik … doen toenemen - Letterlijk: vermenigvuldigende zal Ik u vermenigvuldigen.

15En zo heeft hij de belofte verkregen na daar geduldig op gewacht te hebben.Lankmoedig vs. geduld: Het begrip lankmoedig is zo verouderd dat niemand meer goed weet wat het betekent. Het gevolg is dat mensen betekenissen aan het woord gaan toekennen die het feitelijk niet bezit. Het Griekse grondwoord is makrothumia. Heel letterlijk betekent het traag tot toorn. Het wordt zowel van mensen (Hand 26:3) als van God (Rom 2:4) gezegd. Iemand die deze eigenschap heeft kan dus veel dulden zonder boos te worden. Vandaar dat de HSV voor geduldig heeft gekozen.

16Mensen zweren immers bij Iemand die hoger is dan zijzelf, en Ex. 22:11de eed, die hun tot bevestiging dient, is het eind van alle tegenspraak.

17Omdat Hij aan de erfgenamen van de belofte overvloediger de onveranderlijkheid van Zijn raadsbesluit wilde bewijzen, heeft God die bekrachtigd met een eed,

18opdat wij door twee onveranderlijke dingen, waarin het onmogelijk is dat God zou liegen, een sterke troost zouden ontvangen, wij die bij Hem de toevlucht genomen hebben om de hoop die voor ons ligt, vast te houden.

19Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, dat vast en onwrikbaar is en reikt tot in het binnenste heiligdom, achter het voorhangsel.

20Daar is de Voorloper voor ons binnengegaan, namelijk Jezus, Die naar de ordening van Melchizedek Hebr. 3:1; 4:14; 8:1; 9:11Hogepriester geworden is tot in eeuwigheid.

6

1Daarom, nalatende het beginsel der leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fondament van de bekering van dode werken, en van het geloof in God,

2Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel.

3En dit zullen wij ook doen, Hand. 18:21. 1 Kor. 4:19. Jak. 4:15.indien het God toelaat.

Waarschuwing tegen afval van het geloof

4Matt. 12:31. Hebr. 10:26. 1 Joh. 5:16.Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn,

5En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw,

6En afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering, als welke zichzelven den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken.

7Want de aarde, die den regen, menigmaal op haar komende, indrinkt, en bekwaam kruid voortbrengt voor degenen, door welke zij ook gebouwd wordt, die ontvangt zegen van God;

8Maar die doornen en distelen draagt, die is verwerpelijk, en nabij de vervloeking, welker einde is tot verbranding.

Vermaning tot standvastigheid gelijk Abraham

9Maar, geliefden! wij verzekeren ons van u betere dingen, en met de zaligheid gevoegd, hoewel wij alzo spreken.

10Spr. 14:31. Matt. 10:42. 25:40. Mark. 9:41. Joh. 13:20.Want God is niet onrechtvaardig dat Hij uw werk zou vergeten, en den arbeid der liefde, die gij aan Zijn Naam bewezen hebt, als die de heiligen gediend hebt en nog dient.

11Maar wij begeren, dat een iegelijk van u dezelfde naarstigheid bewijze, tot de volle verzekerdheid der hoop, tot het einde toe;

12Opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt dergenen, die door geloof en lankmoedigheid de beloftenissen beërven.

13Want als God aan Abraham de belofte deed, dewijl Hij bij niemand, die meerder was, had te zweren, zo zwoer Hij bij Zichzelven,

14Zeggende: Gen. 12:3. 17:4. 22:16. Ps. 105:9. Luk. 1:73.Waarlijk, zegenende zal Ik u zegenen, en vermenigvuldigende zal Ik u vermenigvuldigen.

15En alzo, lankmoediglijk verwacht hebbende, heeft hij de belofte verkregen.

16Want de mensen zweren wel bij den meerdere dan zij zijn, en Ex. 22:11.de eed tot bevestiging is denzelven een einde van alle tegenspreken;

17Waarin God, willende den erfgenamen der beloftenis overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad, met een eed daartussen is gekomen;

18Opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk is dat God liege, een sterke vertroosting zouden hebben, wij namelijk, die de toevlucht genomen hebben, om de voorgestelde hoop vast te houden;

19Welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in het binnenste van het voorhangsel;

20Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizédek, Hebr. 3:1. 4:14. 8:1. 9:11.een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid.