De bruid en de Bruidegom
1Het Hooglied, dat van Salomo is.
zij:
2Laat Hij mij kussen met de kussen van Zijn mond,
want Uw uitnemende liefde is Hoogl. 4:10beter dan wijn.
3Uw zalfoliën zijn heerlijk van geur,
Uw Naam is een uitgegoten zalfolie.
Daarom hebben de meisjes U lief.
4Trek mij mee, wij zullen achter U aan snellen.
De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkamers.
1 Petr. 1:8Laten wij ons verheugen en ons in U verblijden,
laten wij Uw uitnemende liefde in herinnering roepen meer dan de wijn.
Met recht hebben zij U lief.De HSV wijkt hier enigszins af van de SV. Het Hebreeuwse “mesharim” is een zelfstandig naamwoord dat in de SV zeer inconsistent vertaald wordt, zoals met “effen”, “oprechtheid”, “rechtmatigheid”, “billijkheid” en “recht”. Hier vertalen zij het met “de oprechten”. In die betekenis komt het echter nergens anders voor. De meeste commentatoren zijn het erover eens dat dit woord hier bijwoordelijk gebruikt wordt en dat de betekenis “met recht” hier het meest gepast is. Deze zin wijst terug naar “de meisjes” aan het einde van het vorige vers.
5Donker van huid ben ik, maar bekoorlijk,
dochters van Jeruzalem,
als de tenten van Kedar,
als de tentkleden van Salomo.
6Zie niet op mij neer omdat ik donker ben,
want de zon heeft mij beschenen.
De zonen van mijn moeder ontstaken tegen mij in woede,
zij maakten mij tot bewaakster van de wijngaarden.
Mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt.
7U, Hoogl. 3:1,2,3Die ik innig liefheb,1:7 Die ik innig liefheb - Letterlijk: Die mijn ziel liefheeft.
Deut. 12:5maak mij bekend waar U de kudde weidt,
waar U die op de middag laat rusten.
Want waarom zou ik zijn als een gesluierde
bij de kudden van Uw metgezellen?In de SV lezen we hier: “Gij Dien mijn ziel liefheeft.” Volgens één van de critici is het veranderen van “mijn ziel” in “innig” hier een verzwakking. Allereerst moet gezegd worden dat de letterlijk tekst ter verduidelijking in een voetnoot staat en dus niet verdwenen is. Verder moet worden opgemerkt dat het Hebreeuwse “nèfesj” hier in de SV weliswaar met “ziel” vertaald is, maar geen verband heeft met de onsterfelijke ziel van de mens. De grondtekst geeft met deze woorden aan dat de bruid haar Geliefde met haar hele wezen liefheeft. Het Nederlandse “innig” geeft dat o.i. beter weer dan een letterlijkere vertaling. Zie ook Hooglied 3:1-4.
Hij:
8Als u het niet weet,
Hoogl. 5:9; 6:1o, allermooiste onder de vrouwen,
volg dan de sporen van de schapen
en weid uw geiten
bij de woningen van de herders.Het door de SV gebruikte “schoonste” heeft voor veel jonge mensen tegenwoordig veelal de betekenis van “gewassen, gereinigd”.
9Hoogl. 2:2,10,13; 4:1,7; 5:2; 6:4; Joh. 15:14,15Mijn vriendin, Ik vergelijk u met de paarden
voor de wagens van de farao.
10Ezech. 16:11,12,13Lieflijk zijn uw wangen tussen de kettinkjes,
en uw hals met de parelsnoeren.
11Wij zullen gouden kettinkjes voor u maken
met zilveren knopjes.
zij:
12Zolang de Koning aan Zijn ronde tafel zit,
verspreidt mijn nardus zijn geur.
13Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre
dat tussen mijn borsten overnacht.
14Mijn Liefste is mij een tros hennabloemen
uit de wijngaarden van Engedi.
Hij:
15Zie, u bent mooi, Mijn vriendin,
zie, u bent mooi, uw ogen zijn als duiven.
zij:1:15 zij - Of: Hij.
16Hoogl. 4:1; 5:12Zie, U bent mooi, mijn Liefste, ja, lieflijk.
Ja, onze rustbank is het groene loof.
17De balken van onze huizen zijn ceders,
onze dakspanten zijn cipressen.
1
De bruid en de Bruidegom
1Het Hooglied, hetwelk van Sálomo is.
2Hij kusse mij met de kussen Zijns monds; want Uw uitnemende liefde is Hoogl. 4:10.beter dan wijn.
3Uw oliën zijn goed tot reuk, Uw naam is een olie, die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief.
4Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij 1 Petr. 1:8.zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn; de oprechten hebben U lief.
5Ik ben zwart, doch lieflijk, gij dochters van Jeruzalem, gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Sálomo.
6Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.
7Zeg Deut. 12:5.mij aan, Gij, Hoogl. 3:1, 2, 3.Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen?
8Indien gij het niet weet, Hoogl. 5:9. 6:1.o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.
9Hoogl. 2:2, 10, 13. 4:1, 7. 5:2. 6:4. Joh. 15:14, 15.Mijn vriendin! Ik vergelijk u bij de paarden aan de wagens van Faraö.
10Ezech. 16:11, 12, 13.Uw wangen zijn liefelijk in de spangen, uw hals in de parelsnoeren.
11Wij zullen u gouden spangen maken, met zilveren stipjes.
12Terwijl de Koning aan Zijn ronde tafel is, geeft mijn nardus zijn reuk.
13Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, dat tussen mijn borsten vernacht.
14Mijn Liefste is mij een tros van Cyprus, in de wijngaarden van En-gedi.
15Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duivenogen.
16Hoogl. 4:1. 5:12.Zie, Gij zijt schoon, mijn Liefste, ja, liefelijk; ook groent onze bedstede.
17De balken onzer huizen zijn cederen, onze galerijen zijn cipressen.