Hooglied 7
Het boek Hooglied

HSV

De schoonheid van de bruid

Hij:

1Hoe mooi zijn uw schreden in uw sandalen,

vorstendochter.

De rondingen van uw heupen zijn als halssieraden,

het werk van kunstenaarshanden.

2Uw navel is als een ronde schaal

waarin geen gemengde wijn ontbreekt.

Uw buik is als een hoop tarwe,

omgeven door lelies.

3Uw beide Hoogl. 4:5borsten zijn als twee kalfjes,

de tweeling van een gazelle.

4Uw hals is als de ivoren toren,

uw ogen zijn als de vijvers te Hesbon

bij de poort Bath-Rabbim.

Uw neus is als de toren van de Libanon,

die uitziet op Damascus.

5Uw hoofd is op u als de Karmel

en uw haartooi is als roodpurper,

de Koning zit gevangen in de lokken.

6Ps. 45:12; Hoogl. 1:15; 4:1Wat bent u mooi, wat bent u lieflijk,

liefste, vol van genot!

7De lengte van u is te vergelijken met een palmboom,

uw borsten met druiventrossen.

8Ik zei: Ik wil in de palmboom klimmen,

zijn takken grijpen.

Laten uw borsten toch zijn

als trossen aan de wijnstok,

de geur van uw neus

als die van appels,

9en uw gehemelte als goede wijn.

zij:

Die stroomt regelrecht naar mijn Liefste

en druppelt op de lippen van de slapenden.De HSV wijkt hier af van de SV, waar we lezen: “doende de lippen der slapenden spreken”. Het betreffende Hebreeuwse grondwoord komt slechts één keer in het Oude Testament voor en de exacte betekenis is daarom moeilijk vast te stellen. Volgens het gezaghebbende woordenboek van Brown, Driver, en Briggs betekent het “move gently, glide, glide over”. Andere woordenboeken, zoals Gesenius en HALOT vermelden een soortgelijke betekenis. Aangezien het in dit vers om wijn gaat, is in het verband van dit vers voor de vertaling “druppelen” gekozen.

10Hoogl. 2:16; 6:3Ik ben van mijn Liefste

en Zijn begeerte gaat naar mij uit.

11Kom, mijn Liefste,

laten wij naar buiten gaan, het veld in,

laten wij overnachten in de dorpen.

12Laten wij vroeg opstaan om naar de wijngaarden te gaan

om te zien of de wijnstok uitloopt,

of de knoppen zich hebben geopend,

of de granaatappelbomen gaan bloeien.

Daar zal ik U mijn liefde geven.

13De liefdesappels geven hun geur

en aan onze deuren hangen allerlei kostelijke vruchten,

verse en ook oude.

Mijn Liefste, die heb ik voor U bewaard!

7

Gesprek

1Hoe schoon zijn uw gangen in de schoenen, gij prinsendochter! de omdraaiingen uwer heupen zijn als kostelijke ketens, zijnde het werk van de handen eens kunstenaars.

2Uw navel is als een ronde beker, dien geen drank ontbreekt; uw buik is als een hoop tarwe, rondom bezet met leliën.

3Uw twee Hoogl. 4:5.borsten zijn als twee welpen, tweelingen van een ree.

4Uw hals is als een elpenbenen toren, uw ogen zijn als de vijvers te Hesbon, bij de poort Bath-rabbim; uw neus is als de toren van Libanon, die tegen Damaskus ziet.

5Uw hoofd op u is als Karmel, en de haarband uws hoofds als purper; de koning is als gebonden op de galerijen.

6Ps. 45:12. Hoogl. 1:15. 4:1.Hoe schoon zijt gij, en hoe liefelijk zijt gij, o liefde, in wellusten!

7Deze uw lengte is te vergelijken bij een palmboom, en uw borsten bij druiftrossen.

8Ik zeide: Ik zal op den palmboom klimmen, Ik zal zijn takken grijpen; zo zullen dan uw borsten zijn als druiftrossen aan den wijnstok, en de reuk van uw neus als appelen.

9En uw gehemelte als goede wijn, die recht tot Mijn beminde gaat, doende de lippen der slapenden spreken.

10Hoogl. 2:16. 6:3.Ik ben mijns Liefsten, en Zijn genegenheid is tot mij.

11Kom, mijn Liefste! laat ons uitgaan in het veld, laat ons vernachten op de dorpen.

12Laat ons vroeg ons opmaken naar de wijnbergen, laat ons zien, of de wijnstok bloeit, de jonge druifjes zich opendoen, de granaatappelbomen uitbotten; daar zal ik U mijn uitnemende liefde geven.

13De dûdaïm geven reuk, en aan onze deuren zijn allerlei edele vruchten, nieuwe en oude; o mijn Liefste! die heb ik voor U weggelegd.