Hosea 10
Het boek van de profeet Hosea

HSV

Hernieuwde aankondiging van straffen

1Israël is een weelderige wijnstok,

hij brengt zijn vrucht voort.

Hoe groter zijn vrucht is,

hoe meer er voor de Hos. 8:11altaren is.

Hoe beter zijn land,

hoe mooier de gewijde stenen.

2Verdeeld is hun hart,

nu staan zij schuldig.

God Zelf zal hun altaren afbreken,

hun gewijde stenen verwoesten.

3Voorzeker, dan zullen zij zeggen:

Wij hebben Hos. 3:4geen koning,

want wij hebben de HEERE niet gevreesd.

Een koning, wat zou die dan voor ons kunnen doen?

4Zij spreken loze woorden,

zweren valse eden, sluiten maar verbonden.

Het recht loopt uit als een gifplant

in de voren van het veld.

5Voor de kalveren van Beth-Aven

zijn de inwoners van Samaria bevreesd.

Ja, zijn volk zal erover treuren en zijn afgodspriesters

die zich erover verheugden – vanwege zijn luister,

want die is van hem weggevoerd.

6Ja, dat kalf zal naar Assyrië gevoerd worden,

een geschenk voor koning Jareb.

Zo zal Efraïm schande op zich laden

en Israël zal beschaamd worden vanwege zijn voornemen.

7Samaria is afgehouwen; zijn koning drijft

als een tak op het water.

8Weggevaagd zullen worden de offerhoogten van Aven,

de zonde van Israël;

dorens en distels zullen opschieten

tot boven hun altaren.

Dan zullen Jes. 2:19; Luk. 23:30; Openb. 6:16; 9:6zij tegen de bergen zeggen: Bedek ons!

en tegen de heuvels: Val op ons!

9Sinds de dagen van Hos. 9:9Gibea

hebt u gezondigd, Israël!

Daar zijn zij blijven staan.

De strijd in Gibea zal hen niet treffen,

de strijd tegen onrechtvaardige mannen.

10Het is Mijn verlangen hen te bestraffen:

volken worden tegen hen samengetrokken,

verstrikt als zij zijn in beide ongerechtigheden.

11Omdat Efraïm een getemde jonge koe is,

gewillig om te dorsen,

ben Ik voorbijgegaan

aan de schoonheid van haar hals:

Ik zal Efraïm inspannen,

Juda zal ploegen,

Jakob zal voor zichzelf eggen.

12Zaai voor uzelf in gerechtigheid!

Oogst in goedertierenheid!

Jer. 4:3Ploeg voor uzelf ongeploegd land om!

Het is tijd om de HEERE te zoeken,

totdat Hij komt en gerechtigheid over u laat regenen.

13U hebt goddeloosheid geploegd,

onrechtvaardigheid geoogst,

leugenvrucht gegeten;

want u hebt vertrouwd op uw weg,

op uw grote aantal helden.

14Daarom zal er oorlogsgedruis

tegen uw volk ontstaan,

en al uw vestingen zullen verwoest worden,

zoals Salman verwoesting aanrichtte bij Beth-Arbel

op de dag van strijd:

moeders werden met de zonen verpletterd.

15Dat heeft Bethel u dus aangedaan

vanwege uw mateloze slechtheid.

In de dageraad is de koning van Israël voorgoed omgebracht.

10

Hernieuwde aankondiging van straffen

1Israël is een uitgeledigde wijnstok, hij brengt weder vrucht voor zich; maar naar de veelheid zijner vrucht heeft hij de Hos. 8:11.altaren vermenigvuldigd; naar de goedheid zijns lands, hebben zij de opgerichte beelden goed gemaakt.

2Hij heeft hun hart verdeeld, nu zullen zij verwoest worden; Hij zal hun altaren doorhouwen, Hij zal hun opgerichte beelden verstoren.

3Want nu zullen zij zeggen: Wij hebben Hos. 3:4.geen koning; want wij hebben den HEERE niet gevreesd; wat zou ons dan een koning doen?

4Zij hebben woorden gesproken, valselijk zwerende in het verbond maken; daarom zal het oordeel als een vergiftig kruid groenen, op de voren der velden.

5De inwoners van Samaria zullen verschrikt zijn over het kalf van Beth-Aven; want zijn volk zal over hetzelve treuren, mitsgaders zijn Chemárim (die zich over hetzelve verheugden), over zijn heerlijkheid, omdat zij van hetzelve is weggevaren.

6Ja, datzelve zal naar Assur gevoerd worden, tot een geschenk voor den koning Jareb; Efraïm zal schaamte behalen, en Israël zal beschaamd worden vanwege zijn raadslag.

7De koning van Samaria is afgehouwen, als schuim op het water.

8En de hoogten van Aven, Israëls zonde, zullen verdelgd worden; doornen en distelen zullen op hunlieder altaren opkomen; en Jes. 2:19. Luk. 23:30. Openb. 6:16. 9:6.zij zullen zeggen tot de bergen: Bedekt ons! en tot de heuvelen: Valt op ons!

9Sinds de dagen van Hos. 9:9.Gíbea, hebt gij gezondigd, o Israël; daar zijn zij staande gebleven; de strijd te Gíbea, tegen de kinderen der verkeerdheid, zal ze niet aangrijpen.

10Het is in Mijn lust, dat Ik ze zal binden; en volken zullen tegen henlieden verzameld worden, als Ik ze binden zal in hun twee voren.

11Dewijl Efraïm een vaars is, gewend gaarne te dorsen, zo ben Ik over de schoonheid van haar hals overgegaan; Ik zal Efraïm berijden, Juda zal ploegen, Jakob zal voor zich eggen.

12Zaait u tot gerechtigheid, maait tot weldadigheid; Jer. 4:3.braakt u een braakland; dewijl het tijd is den HEERE te zoeken, totdat Hij kome, en over u de gerechtigheid regene.

13Gij hebt goddeloosheid geploegd, verkeerdheid gemaaid, en de vrucht der leugen gegeten; want gij hebt vertrouwd op uw weg, op de veelheid uwer helden.

14Daarom zal er een groot gedruis ontstaan onder uw volken, en al uw vestingen zullen verstoord worden, gelijk Salman Beth-Arbel verstoorde ten dage des krijgs; de moeder werd er verpletterd met de zonen.

15Alzo heeft Beth-El ulieden gedaan, vanwege de boosheid uwer boosheid; Israëls koning is in den dageraad ten enenmale uitgeroeid.