Geen aanzien des persoons
1Mijn broeders, heb het geloof in onze Heere Jezus Christus, de Heere der heerlijkheid, Lev. 19:15; Deut. 16:19; Spr. 24:23; Matt. 22:16zonder aanzien des persoons.
2Want als in uw samenkomst een man zou binnenkomen met een gouden ring aan zijn vinger, in sierlijke kleding, en er kwam ook een arme man in haveloze kleding,
3en u zou hoog opzien tegen hem die de sierlijke kleding draagt, en tegen hem zeggen: Gaat u hier zitten op een mooie plaats, en u zou tegen de arme zeggen: Gaat u daar maar staan, of: Ga hier zitten bij mijn voetbank,
4hebt u dan niet onder elkaar een onderscheid gemaakt en bent u zo geen rechters geworden met verkeerde overwegingen?
5Joh. 7:48; 1 Kor. 1:26 enz.Luister, mijn geliefde broeders, heeft God de armen van deze wereld niet uitverkoren om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen te zijn van het Koninkrijk, dat Hij Ex. 20:6; 1 Sam. 2:30; Spr. 8:17; Matt. 5:3beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben?
6U hebt daarentegen de arme schandelijk behandeld. Zijn het niet de rijken die u overweldigen en slepen juist zij u niet naar de rechtbank?
7Lasteren zij niet de goede Naam, Die over u is aangeroepen?
8Als u echter de koninklijke wet volbrengt, volgens de Schrift: Lev. 19:18; Matt. 22:39; Mark. 12:31; Rom. 13:9; Gal. 5:14; Efez. 5:2; 1 Thess. 4:9U zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan handelt u goed.
9Maar als u met aanzien des persoons handelt, begaat u een zonde en wordt u door de wet ontmaskerd als overtreders.
10Deut. 27:26; Matt. 5:19; Gal. 3:10Want wie de hele wet in acht neemt, maar op één punt struikelt, die is schuldig geworden aan alle geboden.
11Immers, Hij Die gezegd heeft: Ex. 20:14; Matt. 5:27U zult geen overspel plegen, heeft ook gezegd: U zult niet doodslaan. Als u dan geen overspel bedrijft, maar wel doodslaat, bent u toch een wetsovertreder geworden.
12Spreek zó en handel zó als mensen die geoordeeld zullen worden door de wet van de vrijheid.
13Matt. 6:15; 18:35; Mark. 11:25; Luk. 16:25Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem die geen barmhartigheid heeft bewezen. En de barmhartigheid triomfeert over het oordeel.
Dood geloof
14Matt. 7:26; Jak. 1:23Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken?
15Luk. 3:11; 1 Joh. 3:17Als er nu een broeder of zuster zonder kleding zou zijn en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel,
16en iemand van u zou tegen hen zeggen: Ga heen in vrede, word warm en word verzadigd, en u zou hun niet geven wat het lichaam nodig heeft, wat voor nut heeft dat dan?
17Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood.
18Maar nu zal iemand zeggen: U hebt geloof en ik heb werken. Laat mij dan uw geloof zien uit uw werken en ik zal u uit mijn werken mijn geloof laten zien.
19U gelooft dat God één is; daar doet u goed aan. Maar ook Mark. 1:24de demonen geloven dit, en zij sidderen.Demonen: Er zijn in het Grieks twee verschillende woorden die in de SV allebei met duivel zijn vertaald zodat het onderlinge verschil niet meer zichtbaar is. Dat is in dit geval een gemis, omdat het verschil in betekenis tussen de twee betreffende termen niet zonder relevantie is. Het Griekse diabolos verwijst namelijk naar de duivel zelf, terwijl het woord daimoon betrekking heeft op een engel van de duivel. Vandaar dat besloten is om het eerste woord met duivel te vertalen en het tweede met demon.
20Maar wilt u weten, o dwaze2:20 dwaze - Letterlijk: lege. mens, dat het geloof zonder de werken dood is?
21Is Abraham, onze vader, niet uit de werken gerechtvaardigd, Gen. 22:10toen hij Izak, zijn zoon, op het altaar offerde?
22Ziet u wel dat het geloof samenwerkte met zijn werken en dat door de werken het geloof volmaakt is geworden?
23En de Schrift is vervuld die zegt: Gen. 15:6; Rom. 4:3; Gal. 3:6En Abraham geloofde God, en het is hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd.
24U ziet dus nu dat een mens uit werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit geloof.
25En is Joz. 2:1; 6:23; Hebr. 11:31Rachab, de hoer, niet op dezelfde manier uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boden heeft ontvangen en langs een andere weg heeft laten weggaan?
26Want zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder de werken dood.
2
Het ware geloof is zonder aanzien des persoons
1Mijn broeders, hebt niet het geloof van onzen Heere Jezus Christus, den Heere der heerlijkheid, Lev. 19:15. Deut. 16:19. Spr. 24:23. Matt. 22:16.met aannemingen des persoons.
2Want zo in uw vergadering kwam een man met een gouden ring aan den vinger, in een sierlijke kleding, en er kwam ook een arm man in met een slechte kleding;
3En gij zoudt aanzien dengene, die de sierlijke kleding draagt, en tot hem zeggen: Zit gij hier op een eerlijke plaats; en zoudt zeggen tot den arme: Sta gij daar; of: Zit hier onder mijn voetbank;
4Hebt gij dan niet in uzelven een onderscheid gemaakt, en zijt rechters geworden van kwade overleggingen?
5Joh. 7:48. 1 Kor. 1:26 enz.Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij Ex. 20:6. 1 Sam. 2:30. Spr. 8:17. Matt. 5:3.belooft dengenen, die Hem liefhebben?
6Maar gij hebt den arme oneer aangedaan. Overweldigen u niet de rijken, en trekken zij u niet tot de rechterstoelen?
7Lasteren zij niet den goeden naam, die over u aangeroepen is?
8Indien gij dan de koninklijke wet volbrengt, naar de Schrift: Lev. 19:18. Matt. 22:39. Mark. 12:31. Rom. 13:9. Gal. 5:14. Efez. 5:2. 1 Thess. 4:9.Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven, zo doet gij wel;
9Maar indien gij den persoon aanneemt, zo doet gij zonde, en wordt van de wet bestraft als overtreders.
10Deut. 27:26. Matt. 5:19. Gal. 3:10.Want wie de gehele wet zal houden, en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle.
11Want Die gezegd heeft: Ex. 20:14. Matt. 5:27.Gij zult geen overspel doen, Die heeft ook gezegd: Gij zult niet doden. Indien gij nu geen overspel zult doen, maar zult doden, zo zijt gij een overtreder der wet geworden.
12Spreekt alzo, en doet alzo, als die door de wet der vrijheid zult geoordeeld worden.
13Matt. 6:15. 18:35. Mark. 11:25. Luk. 16:25.Want een onbarmhartig oordeel zal gaan over dengene, die geen barmhartigheid gedaan heeft; en de barmhartigheid roemt tegen het oordeel.
Nutteloosheid van het geloof zonder de werken
14Matt. 7:26. Jak. 1:23.Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zaligmaken?
15Luk. 3:11. 1 Joh. 3:17.Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben aan dagelijks voedsel;
16En iemand van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt warm, en wordt verzadigd; en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat?
17Alzo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood.
18Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt het geloof, en ik heb de werken. Toon mij uw geloof uit uw werken, en ik zal u uit mijn werken mijn geloof tonen.
19Gij gelooft, dat God een enig God is; gij doet wel; Mark. 1:24.de duivelen geloven het ook, en zij sidderen.
20Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is?
21Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd, Gen. 22:10.als hij Izak, zijn zoon, geofferd heeft op het altaar?
22Ziet gij wel, dat het geloof mede gewrocht heeft met zijn werken, en het geloof volmaakt is geweest uit de werken?
23En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: Gen. 15:6. Rom. 4:3. Gal. 3:6.En Abraham geloofde God, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend, en hij is een vriend van God genaamd geweest.
24Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleenlijk uit het geloof?
25En desgelijks ook Joz. 2:1. 6:23. Hebr. 11:31.Rachab, de hoer, is zij niet uit de werken gerechtvaardigd geweest, als zij de gezondenen heeft ontvangen, en door een anderen weg uitgelaten?
26Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof zonder de werken dood.