Brief aan de ballingen in Babel
1Dit zijn de woorden van de brief die de profeet Jeremia uit Jeruzalem gestuurd heeft aan de rest van de oudsten van de ballingen, aan de priesters, aan de profeten en aan heel het volk dat Nebukadnezar van Jeruzalem in ballingschap had gevoerd naar Babel
2– nadat koning 2 Kon. 24:12 enz.Jechonia, de koningin-moeder, de hovelingen, de vorsten van Juda en Jeruzalem, de ambachtslieden en de smeden uit Jeruzalem vertrokken waren –
3door de hand van Elasa, de zoon van Safan, en Gemarja, de zoon van Hilkia, die Zedekia, de koning van Juda, naar Babel gestuurd heeft, naar Nebukadnezar, de koning van Babel:
4Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël, tegen alle ballingen die Ik uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap heb gevoerd:
5Bouw huizen en woon erin, leg tuinen aan en eet de vrucht ervan,
6neem vrouwen en verwek zonen en dochters, neem vrouwen voor uw zonen en geef uw dochters aan mannen, zodat zij zonen en dochters baren. Word daar talrijk en verminder niet in aantal.
7Zoek de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb gevoerd. Bid ervoor tot de HEERE, want in haar vrede zult u vrede hebben.
8Want zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Laten uw profeten die in uw midden zijn, en uw waarzeggers u niet Jer. 14:14; 23:31; 27:15bedriegen. Luister niet naar uw dromers die u laat dromen,
9want met leugen profeteren zij tegen u in Mijn Naam. Ik heb hen niet gezonden, spreekt de HEERE.
10Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn,29:10 pas wanneer … voorbij zijn - Letterlijk: naar de mond van vervuld te zijn voor Babel zeventig jaar. zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen, door u terug te brengen naar deze plaats.In de SV vinden we hier woord “bevestigen”. In de HSV is dit vervangen door “gestand doen”. In het tegenwoordige Nederlands heeft “een woord bevestigen” de strekking van “instemmen met” of “met ‘ja’ beantwoorden”. De oorspronkelijke Hebreeuwse uitdrukking is echter een stuk sterker. Het gaat hier niet maar om instemming met een woord, maar om concreet een woord na te komen. Met andere woorden: je woord houden, je woord gestand doen. “Gestand doen” is in dit verband misschien iets minder voorkomend in onze spreektaal, maar beslist niet ouderwets. Een mooie bijkomstigheid is dat “een woord gestand doen” dicht op de Hebreeuwse tekstvorm zit. Heel letterlijk vertaald staat er iets als een woord (of een zaak) doen (op)staan.
11Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven.
12Dan zult u Mij Dan. 9aanroepen en heengaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren.
13U zult Mij zoeken en vinden, wanneer u naar Mij zult vragen met heel uw hart.
14Ik zal door u gevonden worden, spreekt de HEERE, Ik zal een omkeer brengen in uw gevangenschap en u Jer. 23:3bijeenbrengen uit alle volken en uit alle plaatsen waarheen Ik u verdreven heb, spreekt de HEERE, en Ik zal u terugbrengen naar de plaats vanwaar Ik u in ballingschap heb gevoerd.
15Omdat u gezegd hebt: De HEERE heeft ons profeten in Babel doen opstaan,
16daarom zo zegt de HEERE van de koning die zit op de troon van David, en van heel het volk dat woont in deze stad, uw broeders die niet met u in ballingschap zijn vertrokken,
17zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, Ik ga onder hen Jer. 24:8,10het zwaard, de honger en de pest zenden. Ik wil hen maken als de afschuwelijke vijgen die niet te eten zijn vanwege hun slechte kwaliteit.
18Ik zal hen achtervolgen met het zwaard, met de honger en met de pest. Ik zal hen tot een schrikbeeld Deut. 28:25,37; Jer. 15:4; 24:9 enz.stellen voor alle koninkrijken van de aarde, tot een vervloeking en tot een verschrikking, tot een aanfluiting en tot smaad onder alle volken waarheen Ik hen verdreven heb,
19omdat ze naar Mijn woorden niet geluisterd hebben, spreekt de HEERE, toen Ik Mijn dienaren, de profeten, vroeg en laat29:19 vroeg en laat - Zie noot bij Jeremia 7:25. tot hen heb gezonden. Maar u hebt niet geluisterd, spreekt de HEERE.
20En u, alle ballingen die Ik uit Jeruzalem heb weggezonden naar Babel, hoor het woord van de HEERE.
21Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël, van Achab, zoon van Kolaja, en van Zedekia, zoon van Maäseja, die in Mijn Naam leugen tegen u profeteren: Zie, Ik ga hen overgeven in de hand van Nebukadrezar, de koning van Babel, en hij zal hen voor uw ogen doodslaan.
22Aan hen zal een vloek ontleend worden bij alle ballingen van Juda die in Babel zijn: Moge de HEERE u maken als Zedekia en als Achab,29:22 Achab - Hebreeuws: Echab. die de koning van Babel heeft geroosterd in het vuur! –
23omdat zij een dwaasheid in Israël hebben gedaan: zij hebben overspel gepleegd met de vrouwen van hun naasten en spraken in Mijn Naam een leugenwoord, dat Ik hun niet geboden had. Ik ben het Die dat weet en ben er Getuige van, spreekt de HEERE.
24Tegen Semaja, de Nechelamiet, moet u zeggen:
25Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Omdat ú brieven in uw eigen naam verstuurd hebt naar heel het volk dat in Jeruzalem is, en naar Zefanja, de zoon van Maäseja, de priester, en naar al de priesters:
26De HEERE heeft u tot priester aangesteld in plaats van de priester Jojada om opzichters te zijn in het huis van de HEERE over iedereen die krankzinnig is en zich voor profeet uitgeeft, opdat u die vastzet in een Jer. 20:1,2,3blok en met een ketting aan de hals:
27Nu dan, waarom hebt u Jeremia uit Anathoth, die zich bij u uitgeeft voor profeet, niet bestraft?
28Want daarom heeft hij tot ons naar Babel de boodschap gestuurd: Het gaat lang duren. Bouw huizen en woon erin, leg tuinen aan en eet de vrucht ervan.
29De priester Zefanja las deze brief voor ten aanhoren van de profeet Jeremia.
30Toen kwam het woord van de HEERE tot Jeremia:
31Stuur aan alle ballingen deze boodschap: Zo zegt de HEERE van Semaja, de Nechelamiet: Omdat Semaja u geprofeteerd heeft, terwijl Ík hem niet heb gezonden, en heeft gemaakt dat u Jer. 28:15op leugen vertrouwt,
32daarom, zo zegt de HEERE: Zie, Ik ga Semaja, de Nechelamiet, en zijn nageslacht straffen. Hij zal niemand hebben die woont in het midden van dit volk. Hij zal niet het goede zien dat Ik doen zal aan Mijn volk, spreekt de HEERE, want hij heeft opgeroepen Jer. 28:16afvallig te worden van de HEERE.
29
Brief van Jeremía aan de ballingen te Babel
1Voorts zijn dit de woorden des briefs, dien de profeet Jeremía zond van Jeruzalem tot de overige oudsten, die gevankelijk waren weggevoerd, mitsgaders tot de priesteren, en tot de profeten, en tot het ganse volk, dat Nebukadnézar van Jeruzalem gevankelijk had weggevoerd naar Babel.
2(Nadat de koning 2 Kon. 24:12 enz.Jechónia, en de koningin, en de kamerlingen, de vorsten van Juda en Jeruzalem, mitsgaders de timmerlieden en smeden van Jeruzalem waren uitgegaan);
3Door de hand van Elása, den zoon van Safan, en Gemárja, den zoon van Hilkía, die Zedekía, de koning van Juda, naar Babel zond, tot Nebukadnézar, den koning van Babel, zeggende:
4Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls, tot allen, die gevankelijk zijn weggevoerd, die Ik gevankelijk heb doen wegvoeren van Jeruzalem naar Babel:
5Bouwt huizen en woont daarin, en plant hoven en eet de vrucht daarvan;
6Neemt vrouwen, en gewint zonen en dochteren, en neemt vrouwen voor uw zonen, en geeft uw dochteren aan mannen, dat zij zonen en dochteren baren; en wordt aldaar vermenigvuldigd, en wordt niet verminderd.
7En zoekt den vrede der stad, waarhenen Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren, en bidt voor haar tot den HEERE; want in haar vrede zult gij vrede hebben.
8Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Laat uw profeten en uw waarzeggers, die in het midden van u zijn, u niet Jer. 14:14. 23:31. 27:15.bedriegen, en hoort niet naar uw dromers, die gij doet dromen.
9Want zij profeteren u valselijk in Mijn Naam; Ik heb hen niet gezonden, spreekt de HEERE.
10Want zo zegt de HEERE: Zekerlijk, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik ulieden bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken, u wederbrengende tot deze plaats.
11Want Ik weet de gedachten, die Ik over u denk, spreekt de HEERE, gedachten des vredes, en niet des kwaads, dat Ik u geve het einde en de verwachting.
12Dan zult gij Mij Dan. 9.aanroepen, en henengaan, en tot Mij bidden; en Ik zal naar u horen.
13En gij zult Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij zult vragen met uw ganse hart.
14En Ik zal van ulieden gevonden worden, spreekt de HEERE, en Ik zal uw gevangenis wenden, en u Jer. 23:3.vergaderen uit al de volken, en uit al de plaatsen, waarhenen Ik u gedreven heb, spreekt de HEERE; en Ik zal u wederbrengen tot de plaats, van waar Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren.
15Omdat gij zegt: de HEERE heeft ons profeten naar Babel verwekt;
16Daarom zegt de HEERE alzo van den koning, die op Davids troon zit, en van al het volk, dat in deze stad woont, te weten, uw broederen, die met u niet zijn uitgegaan in de gevangenis;
17Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal Jer. 24:8, 10.het zwaard, den honger en de pestilentie onder hen zenden; en Ik zal ze maken als de afschuwelijke vijgen, die vanwege de boosheid niet kunnen gegeten worden.
18En Ik zal ze achterna jagen met het zwaard, met den honger en met de pestilentie; en Ik zal ze Deut. 28:25, 37. Jer. 15:4. 24:9 enz.overgeven tot een beroering, allen koninkrijken der aarde, tot een vloek, en tot een schrik, en tot een aanfluiting, en tot een smaadheid, onder al de volken, waar Ik ze henengedreven zal hebben;
19Omdat zij naar Mijn woorden niet gehoord hebben, spreekt de HEERE, als Ik Mijn knechten, de profeten, tot hen zond, vroeg op zijnde en zendende; maar gijlieden hebt niet gehoord, spreekt de HEERE.
20Gij dan, hoort des HEEREN woord, gij allen, die gevankelijk zijt weggevoerd, die Ik van Jeruzalem naar Babel heb weggezonden!
21Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls, van Achab, zoon van Kolája, en van Zedekía, zoon van Maäséja, die ulieden in Mijn Naam valselijk profeteren: Ziet, Ik zal hen geven in de hand van Nebukadrézar, den koning van Babel, en hij zal ze voor uw ogen slaan.
22En van hen zal een vloek genomen worden bij al de gevankelijk weggevoerden van Juda, die in Babel zijn, dat men zegge: De HEERE stelle u als Zedekía, en als Achab, die de koning van Babel aan het vuur braadde;
23Omdat zij een dwaasheid deden in Israël, en overspel bedreven met de vrouwen hunner naasten, en spraken het woord valselijk in Mijn Naam, dat Ik hun niet geboden had; en Ik ben Degene, Die het weet, en een getuige daarvan, spreekt de HEERE.
Profetie over Semája
24Tot Semája nu, den Nechelamiet, zult gij spreken, zeggende:
25Zo spreekt de HEERE der heirscharen, de God Israëls, zeggende: Omdat gij brieven in uw naam gezonden hebt tot al het volk, dat te Jeruzalem is, en tot Zefánja, den zoon van Maäséja, den priester, en tot al de priesteren, zeggende:
26De HEERE heeft u tot priester gesteld, in plaats van den priester Jójada, dat gij opzieners zoudt zijn in des HEEREN huis over allen man, die onzinnig is, en zich voor een profeet uitgeeft, dat gij dien stelt in de Jer. 20:1, 2, 3.gevangenis en in den stok.
27Nu dan, waarom hebt gij Jeremía, den Anathothiet, niet gescholden, die zich bij ulieden voor een profeet uitgeeft?
28Want daarom heeft hij tot ons naar Babel gezonden, zeggende: Het zal lang duren; bouwt huizen, en woont daarin, en plant hoven, en eet de vrucht daarvan.
29Zefánja nu, de priester, had dezen brief gelezen voor de oren van den profeet Jeremía.
30Daarom geschiedde des HEEREN woord tot Jeremía, zeggende:
31Zend henen tot allen, die gevankelijk weggevoerd zijn, zeggende: Zo zegt de HEERE van Semája, den Nechelamiet: Omdat Semája ulieden geprofeteerd heeft, daar Ik hem niet gezonden heb, en heeft gemaakt, dat gij Jer. 28:15.op leugen vertrouwt;
32Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal bezoeking doen over Semája, den Nechelamiet, en over zijn zaad; hij zal niemand hebben, die in het midden dezes volks wone, en zal het goede niet zien, dat Ik Mijn volke doen zal, spreekt de HEERE; want hij heeft een Jer. 28:16.afval gesproken tegen den HEERE.