Moab in ellende
1Stuur lammeren
voor de heerser van het land,
van Sela door de woestijn
naar de berg van de dochter van Sion.
2Anders zal het gebeuren dat de dochters van Moab
bij de doorwaadbare plaatsen van de Arnon zijn,
net als vluchtende vogels,
een opgejaagd nest.
3Schaf raad,
neem een beslissing.
Maak op het middaguur
uw schaduw als de nacht,
verberg de verdrevenen,
verraad geen vluchteling.
4Laat onder u
Mijn verdrevenen verblijven, Moab;
wees voor hen een schuilplaats
tegen de verwoester.
Als de onderdrukker omgekomen is,
als het gedaan is met de verwoesting,
als de vertrappers weggevaagd zijn van de aarde,
5dan zal er een troon gevestigd worden in goedertierenheid.
Daarop zal blijvend Iemand zitten
Jes. 9:6; Dan. 7:14,27; Micha 4:7; Luk. 1:33in de tent van David,
Die oordeelt en recht zoekt,
Die snel16:5 snel - Letterlijk: vaardig. gerechtigheid brengt.
6Wij Jer. 48:29,30hebben gehoord van de trots van Moab,
dat zeer hoogmoedig is,
van zijn hoogmoed, zijn trots en zijn overmoed;
zijn holle praat is niet gepast!
7Daarom zal Moab over Moab Jer. 48:20weeklagen,
allen zullen zij weeklagen.
Aan de rozijnenkoeken van Kir-Hareseth
zult u zuchtend terugdenken, volkomen verslagen.
8Want de velden van Hesbon zijn verkommerd,
de wijnstok van Sibma.
De heersers van de heidenvolken
hebben zijn edele druivenplanten platgeslagen.
Zij reikten tot Jaëzer,
zij verdwaalden in de woestijn.
Jer. 48:32,33Zijn ranken verspreidden zich
en hingen tot over de zee.
9Daarom zal ik bij het wenen over Jaëzer
de wijnstok van Sibma bewenen.
Ik maak u doornat met mijn tranen,
Hesbon en Eleale,
want over uw zomervruchten en over uw oogst
is de vreugderoep weggevallen.
10Zo zijn blijdschap en vreugde weggenomen van het vruchtbare veld,
en in de wijngaarden wordt niet meer gezongen, geen juichkreet meer geslaakt.
De druiventreder perst geen wijn meer in de perskuipen.
Ik heb de vreugderoep doen ophouden.
11Daarom klagen mijn ingewanden om Moab als een harp,
en mijn binnenste om Kir-Heres.
12En gebeurt het dat Moab verschijnt
en zich op de hoogte vermoeit
en naar zijn heiligdom komt om te bidden,
dan zal het Deut. 32:37,38,39niets bereiken.
13Dit is het woord dat de HEERE destijds over Moab gesproken heeft.
14Maar nu spreekt de HEERE: Binnen drie jaar, gerekend naar de jaren van een dagloner, zal de luister van Moab geminacht worden, samen met de grote mensenmenigte. Het overblijfsel zal klein en gering zijn, en niet veel betekenen.
16
1Zendt de lammeren van den heerser des lands van Sela af, naar de woestijn henen, tot den berg der dochter van Sion.
2Anderszins zal het geschieden, dat de dochteren van Moab aan de veren van Arnon zullen zijn, als een zwervende vogel, uit het nest gedreven zijnde.
3Brengt een raad aan, houd gericht, maak uw schaduw op het midden van den middag, gelijk den nacht; verberg de verdrevenen, en meld den omzwervende niet.
4Laat mijn verdrevenen onder u verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats voor het aangezicht der verstoorders; want de onderdrukker heeft een einde, de verstoring is te niet geworden, de vertreders zijn van de aarde verdaan.
5Want er zal een troon bevestigd worden in goedertierenheid, en op denzelven zal bestendig Een zitten Jes. 9:6. Dan. 7:14, 27. Micha 4:7. Luk. 1:33.in de tent van David, Een, Die oordeelt en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid.
6Wij Jer. 48:29, 30.hebben gehoord de hovaardij van Moab, hij is zeer hovaardig; zijn hoogmoed, en zijn hovaardij, en zijn verbolgenheid, zijn alzo zijn grendelen niet.
7Daarom zal Moab over Moab Jer. 48:20.huilen, altemaal zullen zij huilen; over de fondamenten van Kir-Haréseth zult gijlieden zuchten, gewisselijk, zij zijn gebroken.
8Want de velden van Hesbon zijn verflauwd, ook de wijnstok van Sibma, de heren der heidenen hebben zijn uitgelezen planten verpletterd; zij reiken tot Jáëzer toe, zij dwalen door de woestijn; Jer. 48:32, 33.hun scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over zee.
9Daarom beween ik, in de wening over Jáëzer, den wijnstok van Sibma, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleále! want het vreugdegeschrei over uw zomervruchten en over uw oogst is gevallen;
10Alzo dat de blijdschap en vrolijkheid weggenomen is van het vruchtbare veld, en in de wijngaarden wordt niet gezongen, noch enig gejuich gemaakt; de druiventreder treedt geen wijn uit in de wijnbakken, Ik heb het vreugdegeschrei doen ophouden.
11Daarom rommelt mijn ingewand over Moab, als een harp, en mijn binnenste over Kir-héres.
12En het zal geschieden, als men zien zal, dat Moab vermoeid is geworden op de hoogten, dan zal hij in zijn heiligdom gaan om te aanbidden, maar hij zal Deut. 32:37, 38, 39.niet vermogen.
13Dit is het woord, dat de HEERE tegen Moab gesproken heeft, van toen af.
14Maar nu spreekt de HEERE, zeggende: Binnen drie jaren (als de jaren eens huurlings), dan zal de eer van Moab verachtzaam gemaakt worden, met al die grote menigte; en het overblijfsel zal klein, weinig, onmachtig wezen.