Dank voor verlossing
1HEERE, U bent mijn God,
ik zal U roemen, Uw Naam loof ik.
Want U hebt wonderen gedaan.
Uw raadsbesluiten zijn van oudsher vast en zeker.
2Want U hebt van de stad een Jes. 21:9; 23:13; Openb. 14:8; 18:2steenhoop gemaakt,
van de versterkte stad een ruïne,
van de vesting van vreemden iets wat geen stad mag heten;
in eeuwigheid zal zij niet herbouwd worden.
3Daarom zal een sterk volk U eren,
de stad van gewelddadige volken zal U vrezen.
4Want U bent voor de geringe een vesting geweest,
een vesting voor de arme in zijn nood,
een toevlucht tegen de vloed, een schaduw tegen de hitte.
Want het razen25:4 het razen - Letterlijk: ‘de wind’ of ‘de geest’. van geweldplegers is als een vloed tegen een muur.
5Als de hitte in een dorre streek
zult U het gedruis van de vreemden onderdrukken;
als de hitte door de schaduw van een dikke wolk
zal het gezang van de geweldplegers worden gedempt.
Heil op Sion
6De HEERE van de legermachten zal
op deze berg voor alle volken
een feestmaal met uitgelezen gerechten aanrichten,
een feestmaal met gerijpte wijnen,
met uitgelezen gerechten vol merg,
met gezuiverde gerijpte wijnen.
7En Hij zal op deze berg verslinden
de sluier waarmee het gezicht van alle volken omsluierd is,
en de bedekking waarmee alle naties bedekt zijn.
81 Kor. 15:54Hij zal de dood voor altijd verslinden,
de Heere HEERE zal de tranen van alle gezichten afwissen
en de smaad van Zijn volk wegnemen van heel de aarde,
want de HEERE heeft gesproken.
9Op die dag zal men zeggen:
Zie, Dit is onze God;
wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons verlossen.
Dit is de HEERE, wij hebben Hem verwacht,
wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn heil.
10Want de hand van de HEERE zal rusten op deze berg.
Maar Moab zal onder Hem worden vertrapt,
zoals stro vertrapt wordt in de mest.
11Hij zal Zijn handen te midden van hem uitspreiden,
zoals een zwemmer ze uitspreidt om te zwemmen,
en Jes. 16:6Hij zal zijn hoogmoed vernederen, ondanks zijn listige handelingen.25:11 zijn listige handelingen - Letterlijk: de listen van zijn handen.
12Hij zal uw hoge vestingmuren neerhalen,
neerwerpen, neerstorten ter aarde, tot in het stof.
25
Lof des HEEREN
1HEERE! Gij zijt mijn God, U zal ik verhogen, Uw Naam zal ik loven, want Gij hebt wonder gedaan; Uw raadslagen van verre zijn waarheid en vastigheid.
2Want Gij hebt van de stad een Jes. 21:9. 23:13. Openb. 14:8. 18:2.steenhoop gemaakt; de vaste stad tot een vervallen hoop; het paleis der vreemdelingen, dat het geen stad meer zij, in eeuwigheid zal zij niet herbouwd worden.
3Daarom zal U een machtig volk eren, de stad der tirannische volken zal U vrezen.
4Want Gij zijt den arme een Sterkte geweest, een Sterkte den nooddruftige, als hem bange was; een Toevlucht tegen den vloed, een Schaduw tegen de hitte; want het blazen der tirannen is als een vloed tegen een wand.
5Gelijk de hitte in een dorre plaats, zult Gij de onstuimigheid der vreemdelingen nederdrukken; gelijk de hitte door de schaduw ener dikke wolk, zal het gezang der tirannen vernederd worden.
Vreugdemaal der volken op Sion
6En de HEERE der heirscharen zal op dezen berg allen volken een vetten maaltijd maken, een maaltijd van reinen wijn, van vet vol mergs, van reine wijnen, die gezuiverd zijn.
7En Hij zal op dezen berg verslinden het bewindsel des aangezichts, waarmede alle volken bewonden zijn, en het deksel, waarmede alle natiën bedekt zijn.
81 Kor. 15:54.Hij zal den dood verslinden tot overwinning, en de Heere HEERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen; en Hij zal de smaadheid Zijns volks van de ganse aarde wegnemen; want de HEERE heeft het gesproken.
9En men zal te dien dage zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid.
10Want de hand des HEEREN zal op dezen berg rusten; maar Moab zal onder Hem verdorst worden, gelijk het stro verdorst wordt tot mest.
11En Hij zal Zijn handen uitbreiden in het midden van hen, gelijk als een zwemmer die uitbreidt om te zwemmen, en Jes. 16:6.Hij zal hun hoogmoed vernederen met de lagen hunner handen.
12En Hij zal de hoge vesten uwer muren buigen, vernederen, ja, Hij zal ze ter aarde tot het stof toe doen reiken.