Profetie van het Rijk van Christus
1Zie, een Ps. 45:7; Zach. 9:9Koning zal regeren in gerechtigheid,
en vorsten zullen heersen overeenkomstig het recht.
2Die Man zal zijn als een beschutting tegen de wind,
een schuilplaats tegen de vloed,
als waterbeken in een dorre streek,
als de schaduw van een zware rots in een dorstig land.
3Dan zullen de Jes. 29:18; 30:21ogen van wie zien, zich niet afwenden,
en de oren van wie horen, zullen er acht op slaan.
4Het hart van onbedachtzamen zal inzicht krijgen,32:4 inzicht krijgen - Letterlijk: kennis begrijpen.
en de tong van stamelaars zal bedreven zijn om duidelijk te spreken.
5Een dwaas zal niet langer edelmoedig genoemd worden,
en van een bedrieger zal niet gezegd worden: Hij is vrijgevig,
6want een dwaas spreekt dwaasheid
en zijn hart bedrijft onrecht
door het plegen van goddeloosheid,
het spreken van lastertaal tegen de HEERE,
het onverzadigd laten van de hongerige,32:6 de hongerige - Letterlijk: de ziel van de hongerige.
en het de dorstige aan drinken doen ontbreken.
7De middelen van de bedrieger zijn slecht;
híj beraamt schandelijke plannen
om de ellendigen te gronde te richten door leugenachtige woorden,
en wanneer de arme spreekt, het recht.
8Maar de edelmoedige beraamt edelmoedige plannen
en híj staat voor edelmoedige daden.
9Zorgeloze vrouwen, sta op,
luister naar mijn stem!
Onbezorgde dochters,
neem mijn woorden ter ore!
10Over ruim een jaar32:10 Over ruim een jaar - Letterlijk: Dagen over een jaar.
zult u sidderen, onbezorgde dochters,
want het zal gedaan zijn met de wijnoogst;
geen inzameling van de oogst zal er komen.
11Beef, zorgeloze vrouwen;
sidder, onbezorgde dochters!
Trek uw kleren uit, doe alles uit!
Omgord uw heupen met een rouwgewaad.
12Men zal rouw bedrijven om de borsten,
om de begerenswaardige akkers,
om de vruchtbare wijnstokken.
13Op het land van mijn volk
zullen dorens en distels opkomen,
ja, op alle vreugdehuizen
in de uitgelaten stad.
14Want het paleis zal verlaten zijn,
het stadsrumoer zal ophouden;
Ofel en wachttoren zullen
tot in eeuwigheid als grotten zijn,
een vreugde voor wilde ezels,
een weide voor kudden.
15Totdat over ons Joël 2:28; Joh. 7:37,38; Hand. 2:17,18uitgegoten wordt de Geest uit de hoogte.
Dan zal de Jes. 29:17woestijn tot een vruchtbaar veld worden
en het vruchtbare veld zal als een woud beschouwd worden.
16Het recht zal wonen in de woestijn
en de gerechtigheid zal verblijven op het vruchtbare veld.
17De vrucht van de gerechtigheid zal vrede zijn,
en de uitwerking van de gerechtigheid: rust en veiligheid tot in eeuwigheid.
18Mijn volk zal verblijven in Jer. 33:16een woonplaats van vrede,
in veilige woningen, in oorden van zorgeloze rust;
19maar waar men afdaalt in het woud, zal het hagelen
en de stad zal wegzinken in de diepte.
20Welzalig bent u die aan alle wateren zaait,
die rund en ezel32:20 rund en ezel - Letterlijk: de voet van het rund en van de ezel.daarheen drijft.
32
Het Rijk van Christus
1Ziet, een Ps. 45:7. Zach. 9:9.Koning zal regeren in gerechtigheid, en de vorsten zullen heersen naar recht.
2En die Man zal zijn als een verberging tegen den wind, en een schuilplaats tegen den vloed, als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land.
3En de Jes. 29:18. 30:21.ogen dergenen, die zien, zullen niet terugzien, en de oren dergenen, die horen, zullen opmerken.
4En het hart der onbedachtzamen zal de wetenschap verstaan, en de tong der stamelenden zal vaardig zijn, om bescheidenlijk te spreken.
5De dwaas zal niet meer genoemd worden milddadig, en de gierige zal niet meer mild geheten worden.
6Want een dwaas spreekt dwaasheid, en zijn hart doet ongerechtigheid, om huichelarij te plegen, en om dwaling te spreken tegen den HEERE, om de ziel des hongerigen ledig te laten, en den dorstige drank te doen ontbreken.
7En eens gierigaards ganse gereedschap is kwaad; hij beraadslaagt schandelijke verdichtselen, om de ellendigen te bederven met valse redenen, en het recht, als de arme spreekt.
8Maar een milddadige beraadslaagt milddadigheden, en staat op milddadigheden.
Tegen de zorgeloze vrouwen
9Staat op, gij geruste vrouwen, hoort mijn stem; gij dochters, die zo zeker zijt, neemt mijn redenen ter ore.
10Vele dagen over het jaar zult gij beroerd zijn, gij dochters, die zo zeker zijt, want de wijnoogst zal uit zijn, er zal geen inzameling komen.
11Beeft, gij geruste vrouwen; weest beroerd, dochters, die zo zeker zijt; trekt u uit, en ontbloot u, en gordt zakken om uw lendenen.
12Men zal rouwklagen over de borsten, over de gewenste akkers, over de vruchtbare wijnstokken.
13Op het land mijns volks zal de doorn en de distel opgaan; ja, op alle vreugdehuizen, in de vrolijk huppelende stad.
Vrede door recht
14Want het paleis zal verlaten zijn, het gewoel der stad zal ophouden; Ofel en de wachttorens zullen tot spelonken zijn, tot in der eeuwigheid, een vreugde der woudezelen, een weide der kudden.
15Totdat over ons Joël 2:28. Joh. 7:37, 38. Hand. 2:17, 18.uitgegoten worde de Geest uit de hoogte; dan zal de Jes. 29:17.woestijn tot een vruchtbaar veld worden, en het vruchtbare veld zal voor een woud geacht worden.
16En het recht zal in de woestijn wonen, en de gerechtigheid zal op het vruchtbare veld verblijven.
17En het werk der gerechtigheid zal vrede zijn; en de werking der gerechtigheid zal zijn gerustheid en zekerheid tot in eeuwigheid.
18En mijn volk zal in Jer. 33:16.een woonplaats des vredes wonen, en in welverzekerde woningen, en in stille geruste plaatsen.
19Maar het zal hagelen, waar men afgaat in het woud, en de stad zal laag worden in de laagte.
20Welgelukzalig zijt gijlieden, die aan alle wateren zaait; gij, die den voet des osses en des ezels derwaarts henenzendt!