Jesaja 50
Jesaja 50
Het boek van de profeet Jesaja
HSV

De Knecht van de HEERE gesmaad en geholpen

1Zo zegt de HEERE:

Waar is de echtscheidingsbrief van uw moeder

waarmee Ik haar weggezonden heb?

Of wie van Mijn schuldeisers is het

aan wie Ik u verkocht heb?

Zie, om uw ongerechtigheden bent u verkocht,

om uw overtredingen is uw moeder weggezonden.

2Waarom was er niemand toen Ik kwam?

Waarom gaf niemand antwoord toen Ik riep?

Num. 11:23; Jes. 59:1Is Mijn hand ten enenmale te kort om te verlossen?

Of is er in Mij geen kracht om te redden?

Zie, door Mijn bestraffing maak Ik de zee droog.

Ik maak rivieren tot een woestijn.

Hun vissen stinken, omdat er geen water is,

en ze sterven van dorst.

3Ik bekleed de hemel met zwart,

bedek hem met rouwgewaad.50:3 bedek … rouwgewaad - Letterlijk: Ik stel een rouwgewaad hun bedekking.

4De Heere HEERE gaf Mij een tong van een die onderwijs ontving,

zodat Ik weet met de vermoeide een woord op de juiste tijd te spreken.

Hij wekt Mij elke morgen, Hij wekt Mij het oor,

zodat Ik hoor als zij die onderwijs ontvangen.

5De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend,

en Zelf ben Joh. 14:31; Filipp. 2:8; Hebr. 10:5 enz.Ik niet ongehoorzaam,

Ik wijk niet terug.

6Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan,

Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken.

Mijn gezicht verberg Ik niet

voor smaad en speeksel.

7Want de Heere HEERE helpt Mij.

Daarom word Ik niet te schande.

Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente,

want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden.

8Hij is nabij Rom. 8:32,33Die Mij rechtvaardigt. Wie zal met Mij een rechtszaak voeren?

Laten wij samen opstaan!

Wie heeft een rechtszaak tegen Mij?50:8 Wie heeft een rechtszaak tegen Mij? - Letterlijk: Wie is eigenaar van Mijn oordeel?

Laat hij tot Mij naderen!

9Zie, de Heere HEERE helpt Mij.

Wie is het die Mij schuldig verklaart?

Zie, zij allen zullen als een kleed verslijten,

de mot zal hen opeten.

10Wie is er onder u die de HEERE vreest,

die luistert naar de stem van Zijn Knecht?

Als hij in duisternissen gaat

en geen licht heeft,

laat hij dan vertrouwen op de Naam van de HEERE

en steunen op zijn God.

11Zie, u allen die een vuur aansteekt,

die u met brandpijlen omgordt,

wandel in de vlam van uw vuur

en in de brandpijlen die u hebt aangestoken.

Van Mijn hand overkomt u dit.

In smart zult u neerliggen.

50

De Knecht des HEEREN gesmaad en geholpen

1Alzo zegt de HEERE: Waar is de scheidbrief van ulieder moeder, waarmede Ik haar weggezonden heb? Of wie is er van Mijn schuldeisers, aan wien Ik u verkocht heb? Ziet, om uw ongerechtigheden zijt gij verkocht, en om uw overtredingen is uw moeder weggezonden.

2Waarom kwam Ik, en er was niemand, waarom riep Ik, en niemand antwoordde? Num. 11:23. Jes. 59:1.Is Mijn hand dus gans kort geworden, dat zij niet verlossen kan, of is er in Mij geen kracht om uit te redden? Ziet, door Mijn schelding maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren tot een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen water is, en sterft van dorst.

3Ik bekleed den hemel met zwartheid, en stel een zak tot zijn deksel.

4De Heere HEERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden.

5De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Joh. 14:31. Filipp. 2:8. Hebr. 10:5 enz.Ik ben niet wederspannig, Ik wijk niet achterwaarts.

6Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen, die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel.

7Want de Heere HEERE helpt Mij, daarom word Ik niet te schande; daarom heb Ik Mijn aangezicht gesteld als een keisteen, want Ik weet, dat Ik niet zal beschaamd worden.

8Hij is nabij, Rom. 8:32, 33.Die Mij rechtvaardigt, wie zal met Mij twisten? Laat ons te zamen staan; wie heeft een rechtzaak tegen Mij? hij kome herwaarts tot Mij.

9Ziet, de Heere HEERE helpt Mij, wie is het, die Mij zal verdoemen? Ziet, zij zullen altemaal als een kleed verouden, de mot zal hen eten.

10Wie is er onder ulieden, die den HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den Naam des HEEREN, en steune op zijn God.

11Ziet, gij allen, die een vuur aansteekt, die u met spranken omgordt! wandelt in de vlam van uw vuur, en in de spranken, die gij ontstoken hebt. Dat geschiedt u van Mijn hand, in smart zult gijlieden liggen.