De verlossing van Sion
1Ontwaak, ontwaak,
bekleed u met uw kracht, Sion,
trek uw mooiste kleren aan,
Jeruzalem, heilige stad!
Want voortaan zal in u
geen onbesnedene of onreine meer komen.
2Schud het stof van u af, sta op,
zet u neer, Jeruzalem,
maak de ketenen om uw hals los,
gevangene, dochter van Sion!
3Want zo zegt de HEERE: Voor niets bent u verkocht, u zult ook zonder geld worden verlost.
4Want zo zegt de Heere HEERE: Vroeger Gen. 46:6daalde Mijn volk af naar Egypte om daar als vreemdeling te verblijven, en Assyrië heeft het zonder oorzaak onderdrukt.
5En nu, wat staat Mij hier te doen? spreekt de HEERE. Want Mijn volk is voor niets weggevoerd, zijn overheersers doen het weeklagen, spreekt de HEERE, en voortdurend, heel de dag, wordt Mijn Naam Ezech. 36:20,23; Rom. 2:24gelasterd.
6Daarom zal Mijn volk Mijn Naam kennen; daarom, op die dag, zal het weten dat Ik het Zelf ben Die spreekt: Zie, hier ben Ik.
7Nahum 1:15; Rom. 10:15Hoe lieflijk zijn op de bergen
de voeten van hem die het goede boodschapt,
die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede,
die heil laat horen,
die tegen Sion zegt:
Uw God is Koning.
8Een stem, uw wachters verheffen hun stem,
tezamen juichen zij,
want zij zullen het zien, oog in oog,
als de HEERE terugkeert naar Sion.
9Breek uit in gejubel, juich tezamen,
puinhopen van Jeruzalem,
want de HEERE heeft Zijn volk getroost,
Hij heeft Jeruzalem verlost.
10De HEERE heeft Zijn heilige arm ontbloot
voor de ogen van alle heidenvolken;
Ps. 98:2; Luk. 3:6en alle einden der aarde zien
het heil van onze God.
11Vertrek, vertrek, ga daar weg,
2 Kor. 6:17; Openb. 18:4raak het onreine niet aan,
ga uit haar midden weg, reinig u,
u die de heilige voorwerpen van de HEERE draagt!
12Maar u zult niet overhaast weggaan,
u zult niet als op de vlucht gaan,
want de HEERE zal vóór u uit trekken,
en de God van Israël zal uw achterhoede zijn.
De Knecht van de HEERE verzoent de schuld
13Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen,
Hij zal verhoogd worden en verheven, ja, zeer hoog verheven worden.
14Zoals velen zich over U ontzet hebben
– zo Jes. 53:3geschonden was Zijn gezicht, meer dan van iemand anders,
en Zijn gestalte, meer dan van andere mensenkinderen –
15zó zal Hij vele heidenvolken besprenkelen,
koningen zullen vanwege Hem sprakeloos staan.52:15 sprakeloos staan - Letterlijk: hun mond sluiten.
Want zij aan wie het Rom. 15:21niet verteld was, zullen het zien,
en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen.
52
Vredeboden verkondigen Sions heil
1Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Sion! trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad, want in u zal voortaan geen onbesnedene noch onreine meer komen.
2Schud u uit het stof, maak u op, zit neder, o Jeruzalem! maak u los van de banden van uw hals, gij gevangene dochter van Sion!
3Want zo zegt de HEERE; Gijlieden zijt om niet verkocht, gij zult ook zonder geld gelost worden.
4Want zo zegt de Heere HEERE: In vorige tijden Gen. 46:6.trok Mijn volk af in Egypte, om als vreemdeling aldaar te verkeren; en Assur heeft hetzelve om niet onderdrukt.
5En nu, wat heb Ik hier te doen? spreekt de HEERE, dewijl Mijn volk om niet weggenomen is, en degenen die over hetzelve heersen, het doen huilen, spreekt de HEERE, en Mijn Naam geduriglijk den gansen dag Ezech. 36:20, 23. Rom. 2:24.gelasterd wordt;
6Daarom zal Mijn volk, daarom zal het Mijn Naam in dien dag kennen, dat Ik het Zelf ben, Die spreekt: Zie, hier ben Ik.
7Nahum 1:15. Rom. 10:15.Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die den vrede doet horen; desgenen, die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen; desgenen, die tot Sion zegt: Uw God is Koning.
8Er is een stem uwer wachters; zij verheffen de stem, zij juichen te zamen; want zij zullen oog aan oog zien, als de HEERE Sion wederbrengen zal.
9Maakt een geschal, juicht te zamen, gij woeste plaatsen van Jeruzalem! want de HEERE heeft Zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost.
10De HEERE heeft Zijn heiligen arm ontbloot voor de ogen aller heidenen; Ps. 98:2. Luk. 3:6.en al de einden der aarde zullen zien het heil onzes Gods.
11Vertrekt, vertrekt, gaat uit van daar, 2 Kor. 6:17. Openb. 18:4.raakt het onreine niet aan; gaat uit het midden van hen, reinigt u, gij, die de vaten des HEEREN draagt!
12Want gijlieden zult niet met haast uitgaan, noch met der vlucht henengaan; want de HEERE zal voor ulieder aangezicht henentrekken, en de God van Israël zal uw achtertocht wezen.
Lijden en verhoging van den Knecht des HEEREN
13Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden.
14Gelijk als velen zich over U ontzet hebben, alzo Jes. 53:3.verdorven was Zijn gelaat, meer dan van iemand, en Zijn gedaante, meer dan van andere mensenkinderen;
15Alzo zal Hij vele heidenen besprengen, ja, de koningen zullen hun mond over Hem toehouden; want denwelken het Rom. 15:21.niet verkondigd was, die zullen het zien, en welken het niet gehoord hebben, die zullen het verstaan.