Judas 1
De algemene brief van de apostel Judas

HSV

Opschrift, geadresseerde, groet

1Judas, een dienstknecht van Jezus Christus en broer van Jakobus, aan de geroepenen, die door God de Vader zijn geheiligd en die door Jezus Christus worden bewaard:

2mogen barmhartigheid en vrede en liefde voor u vermeerderd worden.

Strijden voor het geloof

3Geliefden, toen ik mij er met alle inzet toe zette u te schrijven over de gemeenschappelijke zaligheid, werd ik genoodzaakt u te schrijven met de aansporing om te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is.

42 Petr. 2:1Want er zijn sommige mensen binnengeslopen, 1 Petr. 2:8; 2 Petr. 2:3die tot dit oordeel al lang tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen in losbandigheid, en die de enige Heerser, God en onze Heere Jezus Christus, verloochenen.

5Maar ik wil u eraan herinneren – u weet dit eens en voorgoed – dat de Heere, nadat Hij het volk uit het land Egypte verlost had, Num. 14:29; 26:64,65; Ps. 106:26; 1 Kor. 10:5; Hebr. 3:17vervolgens hen die niet geloofden, te gronde heeft gericht.

62 Petr. 2:4En de engelen die hun oorspronkelijke staat niet hebben bewaard, maar hun eigen woonplaats verlaten hebben, 2 Petr. 2:4heeft Hij voor het oordeel van de grote dag met eeuwige boeien in de duisternis in verzekerde bewaring gesteld.

7Gen. 19:24; Deut. 29:23; Jes. 13:19; Jer. 50:40; Ezech. 16:49; Hos. 11:8; Amos 4:11; Luk. 17:29; 2 Petr. 2:6Evenzo is het met Sodom en Gomorra, en de steden eromheen, die op dezelfde wijze als zij hoererij bedreven hebben en ander vlees achterna zijn gegaan. Zij liggen daar als een waarschuwend voorbeeld, doordat zij de straf van het eeuwige vuur ondergaan.

Dwaalleraars

8Niettemin bezoedelen deze dromers ook nu op dezelfde wijze hun lichaam1:8 hun lichaam - Letterlijk: het vlees. en zij verwerpen het gezag en lasteren al wat eer toekomt.

9Dan. 10:13; 12:1; Openb. 12:7Michaël, de aartsengel, echter durfde, toen hij met de duivel redetwistte en een woordenwisseling had over het lichaam van Mozes, 2 Petr. 2:11geen lasterlijk oordeel tegen hem uit te brengen, maar zei: Zach. 3:2Moge de Heere u bestraffen!

102 Petr. 2:12Maar deze mensen lasteren alles waarvan zij geen kennis hebben, en met de dingen die zij, net als de redeloze dieren, van nature wel begrijpen, richten zij zichzelf te gronde.

11Wee hun, want zij zijn de weg van Gen. 4:8; 1 Joh. 3:12Kaïn ingeslagen en hebben zich Num. 22:7,21; 2 Petr. 2:15om loon in de dwaling van Bileam gestort Num. 16:1en zijn door het tegenspreken als van Korach omgekomen.

12Deze mensen zijn 2 Petr. 2:13schandvlekken bij uw liefdemaaltijden. Als zij met u de maaltijd gebruiken, doen zij zichzelf onbeschroomd te goed. Zij zijn 2 Petr. 2:17wolken zonder water, die door de winden heen en weer gedreven worden. Zij zijn als bomen in de late herfst, zonder vrucht, tweemaal gestorven en ontworteld.

13Jes. 57:20Zij zijn wilde golven van de zee, die hun eigen schanddaden opschuimen, dwaalsterren, voor wie de diepste duisternis1:13 de diepste duisternis - Letterlijk: de donkerheid van de duisternis. tot in eeuwigheid bewaard wordt.

14Ook over hen heeft Gen. 5:18Henoch, de zevende vanaf Adam, geprofeteerd, toen hij zei: Dan. 7:10; Hand. 1:11; 1 Thess. 1:10; 2 Thess. 1:10; Openb. 1:7Zie, de Heere is gekomen met Zijn tienduizenden heiligen,

15om over allen het oordeel te vellen en alle goddelozen onder hen terecht te wijzen voor al hun goddeloze daden, die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en Matt. 12:36voor al de harde woorden die zij, goddeloze zondaars, tegen Hem gesproken hebben.

16Zij zijn het die morren, die klagen over hun lot, die naar hun eigen begeerten wandelen. 2 Petr. 2:18Hun mond spreekt hoogdravende woorden, terwijl zij mensen naar de ogen zien1:16 mensen naar de ogen zien - Letterlijk: gezichten bewonderen. ter wille van voordeel.

Roeping van de gelovigen

17Maar u, geliefden, herinnert u zich de woorden die voorzegd zijn door de apostelen van onze Heere Jezus Christus,

18dat zij u gezegd hebben Hand. 20:29; 1 Tim. 4:1; 2 Tim. 3:1; 4:3; 2 Petr. 2:1; 3:3dat er in de laatste tijd spotters zullen zijn, die naar hun eigen goddeloze begeerten wandelen.

19Zij zijn het die scheuringen veroorzaken, natuurlijke mensen, die de Geest niet hebben.

20Maar u, geliefden, bouw uzelf op in uw allerheiligst geloof en bid in de Heilige Geest,In de oorspronkelijke tekst zijn dit onvoltooide deelwoorden (participia). De werkelijke hoofdzin begint echter pas in het volgende vers. In de Nederlandse taal kan dit eigenlijk alleen maar op een goede manier letterlijk weergegeven worden als de volgorde van de zinnen wordt omgedraaid. Dat hebben de herzieners echter willen vermijden. Daarom is ervoor gekozen om beide onvoltooide deelwoorden als persoonsvormen te vertalen. De SV doet dat overigens ook, zij het dan alleen met het eerste onvoltooide deelwoord.

21bewaar uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heere Jezus Christus, tot het eeuwige leven.

22En ontferm u over sommigen, en ga daarbij met onderscheid te werk.

23Red anderen echter met vrees, en ruk hen uit het vuur. U moet ook het onderkleed haten dat door het vlees bevlekt is.

Lofprijzing

24Aan Hem nu Die bij machte is u voor struikelen te bewaren, en u smetteloos te stellen voor Zijn heerlijkheid, in grote vreugde,

25Rom. 16:27; 1 Tim. 1:17de alleenwijze God, onze Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, nu en in alle eeuwigheid. Amen.

1

Opschrift en groet

1Judas, een dienstknecht van Jezus Christus, en broeder van Jakobus, aan de geroepenen, die door God den Vader geheiligd zijn, en door Jezus Christus bewaard:

2Barmhartigheid, en vrede, en liefde zij u vermenigvuldigd.

Over de dwaalleraars

3Geliefden, alzo ik alle naarstigheid doe om u te schrijven van de gemene zaligheid, zo heb ik noodzaak gehad aan u te schrijven en u te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is.

42 Petr. 2:1.Want er zijn sommige mensen ingeslopen, 1 Petr. 2:8. 2 Petr. 2:3.die eertijds tot ditzelfde oordeel te voren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade onzes Gods veranderen in ontuchtigheid, en den enigen Heerser, God, en onzen Heere Jezus Christus verloochenen.

5Maar ik wil u indachtig maken, als die dit eenmaal weet, dat de Heere, het volk uit Egypteland verlost hebbende, Num. 14:29. 26:64, 65. Ps. 106:26. 1 Kor. 10:5. Hebr. 3:17.wederom degenen, die niet geloofden, verdorven heeft.

62 Petr. 2:4.En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, 2 Petr. 2:4.heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard.

7Gen. 19:24. Deut. 29:23. Jes. 13:19. Jer. 50:40. Ezech. 16:49. Hos. 11:8. Amos 4:11. Luk. 17:29. 2 Petr. 2:6.Gelijk Sódoma en Gomórra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs.

8Desgelijks evenwel ook dezen, in slaap gebracht zijnde, verontreinigen het vlees, en verwerpen de heerschappij, en lasteren de heerlijkheden.

9Maar Dan. 10:13. 12:1. Openb. 12:7.Michaël, de archangel, toen hij met den duivel twistte, en handelde van het lichaam van Mozes, 2 Petr. 2:11.durfde geen oordeel van lastering tegen hem voortbrengen, maar zeide: Zach. 3:2.De Heere bestraffe u!

102 Petr. 2:12.Maar dezen, hetgeen zij niet weten, dat lasteren zij; en hetgeen zij natuurlijk, als de onredelijke dieren, weten, in hetzelve verderven zij zich.

11Wee hun, want zij zijn den weg van Gen. 4:8. 1 Joh. 3:12.Kaïn ingegaan, en door Num. 22:7, 21. 2 Petr. 2:15.de verleiding van het loon van Balaäm zijn zij henengestort, Num. 16:1.en zijn door de tegenspreking van Korach vergaan.

12Dezen zijn 2 Petr. 2:13.vlekken in uw liefdemaaltijden, en als zij met u ter maaltijd zijn, weiden zij zichzelven zonder vreze; zij zijn 2 Petr. 2:17.waterloze wolken, die van de winden omgedreven worden; zij zijn als bomen in het afgaan van den herfst, onvruchtbaar, tweemaal verstorven, en ontworteld;

13Jes. 57:20.Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt.

14En van dezen heeft ook Gen. 5:18.Enoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Dan. 7:10. Hand. 1:11. 1 Thess. 1:10. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7.Ziet, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen;

15Om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en Matt. 12:36.vanwege al de harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben.

16Deze zijn murmureerders, klagers over hun staat, wandelende naar hun begeerlijkheden; 2 Petr. 2:18.en hun mond spreekt zeer opgeblazen dingen, verwonderende zich over de personen om des voordeels wil.

Vermaning en dankzegging

17Maar geliefden, gedenkt gij der woorden, die voorzegd zijn van de apostelen van onzen Heere Jezus Christus;

18Dat zij u gezegd hebben, Hand. 20:29. 1 Tim. 4:1. 2 Tim. 3:1. 4:3. 2 Petr. 2:1. 3:3.dat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn, die naar hun goddeloze begeerlijkheden wandelen zullen.

19Dezen zijn het, die zichzelven afscheiden, natuurlijke mensen, den Geest niet hebbende.

20Maar geliefden, bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof, biddende in den Heiligen Geest;

21Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven.

22En ontfermt u wel eniger, onderscheid makende;

23Maar behoudt anderen door vreze, en grijpt ze uit het vuur; en haat ook den rok, die van het vlees bevlekt is.

24Hem nu, Die machtig is u van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijn heerlijkheid, in vreugde,

25Rom. 16:27. 1 Tim. 1:17.Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen.