Leviticus 2
Het derde boek van Mozes Leviticus

HSV

Wetten voor het graanoffer

1Wanneer een persoon de HEERE een Lev. 6:14; 9:17; Num. 15:4graanoffer als offergave aanbiedt, moet zijn offergave meelbloem zijn. Dan moet hij er olie op gieten en er wierook op leggen.

2Dan moet hij het naar de zonen van Aäron, de priesters, brengen. En één van hen moet een handvol nemen van die meelbloem en die olie, met al de bijbehorende wierook, en de priester Lev. 6:15moet dit als gedenkoffer ervan in rook laten opgaan op het altaar. Het is een vuuroffer, een aangename geur voor de HEERE.

3Wat nu Lev. 10:12van het graanoffer overblijft, is voor Aäron en zijn zonen. Het is het allerheiligste van de vuuroffers van de HEERE.

4En wanneer u als offergave een graanoffer aanbiedt dat in de oven gebakken is, moeten het ongezuurde koeken van meelbloem zijn, met olie gemengd, en ongezuurde platte koeken, met olie bestreken.

5Als uw offergave echter een graanoffer is dat op de bakplaat is bereid, moet het van meelbloem zijn, met olie gemengd en ongezuurd.

6Breek het in stukken en giet er olie op. Het is een graanoffer.

7Maar als uw offergave een graanoffer is dat in de pan is bereid, moet het bereid worden uit meelbloem met olie.

8Dan moet u het graanoffer dat daarmee bereid is, bij de HEERE brengen. Men moet het de priester aanbieden, en die moet het naar het altaar brengen.

9De priester moet een deel van dat graanoffer als gedenkoffer ervan omhoogheffen en op het altaar in rook laten opgaan. Het is een vuuroffer, een aangename geur voor de HEERE.

10Wat nu van het graanoffer overblijft, is voor Aäron en zijn zonen. Het is het allerheiligste van de vuuroffers van de HEERE.

11Geen enkel graanoffer dat u de HEERE aanbiedt, mag met zuurdeeg bereid worden. Want u mag niets van wat met welk zuurdeeg of welke honing dan ook bereid is, als een vuuroffer voor de HEERE in rook laten opgaan.

12Als offergave van eerstelingen mag u die aan de HEERE aanbieden, maar ze mogen niet als een aangename geur op het altaar komen.

13Elke offergave van uw graanoffers moet u met zout bereiden. Het zout van het verbond met uw God mag u aan uw graanoffer niet laten ontbreken. Mark. 9:49Bij al uw offergaven moet u zout aanbieden.

14En wanneer u de HEERE een graanoffer van de eerste vruchten aanbiedt, moet u in het vuur geroosterde verse aren als graanoffer van uw eerste vruchten aanbieden, gebroken korrels van vers graan.

15U moet er daarna olie bij doen en er wierook op leggen. Het is een graanoffer.

16En de priester moet een deel van de gebroken graankorrels en van de olie, met al de bijbehorende wierook, als gedenkoffer in rook laten opgaan. Het is een vuuroffer voor de HEERE.

2

Wetten voor het spijsoffer

1Als nu een ziel een offerande Ex. 6:14. 9:17. Num. 15:4.van spijsoffer den HEERE zal offeren, zijn offerande zal van meelbloem zijn; en hij zal olie daarop gieten, en wierook daarop leggen.

2En hij zal het brengen tot de zonen van Aäron, de priesters, een van welke daarvan zijn hand vol grijpen zal uit deszelfs meelbloem, en uit deszelfs olie, met al deszelfs wierook; en de priester Lev. 6:15.zal deszelfs gedenkoffer aansteken op het altaar; het is een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE.

3Wat nu overblijft Lev. 10:12.van het spijsoffer, zal voor Aäron en zijn zonen zijn; het is een heiligheid der heiligheden van de vuurofferen des HEEREN.

4En als gij offeren zult een offerande van spijsoffer, een gebak des ovens; het zullen zijn ongezuurde koeken van meelbloem, met olie gemengd, en ongezuurde vladen, met olie bestreken.

5En indien uw offerande spijsoffer is, in de pan gekookt, zij zal zijn van ongezuurde meelbloem, met olie gemengd.

6Breekt ze in stukken, en giet olie daarop; het is een spijsoffer.

7En zo uw offerande een spijsoffer des ketels is, het zal van meelbloem met olie gemaakt worden.

8Dan zult gij dat spijsoffer, hetwelk daarvan zal gemaakt worden, den HEERE toebrengen; en men zal het tot den priester doen naderen, die het tot het altaar dragen zal.

9En de priester zal van dat spijsoffer deszelfs gedenkoffer opnemen, en op het altaar aansteken, het is een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE.

10En wat overblijft van het spijsoffer, zal voor Aäron en zijn zonen zijn; het is een heiligheid der heiligheden van de vuurofferen des HEEREN.

11Geen spijsoffer, dat gij den HEERE zult offeren, zal met desem gemaakt worden; want van geen zuurdesem, en van geen honig zult gijlieden den HEERE vuuroffer aansteken.

12De offeranden der eerstelingen zult gij den HEERE offeren; maar op het altaar zullen zij niet komen tot een liefelijken reuk.

13En alle offerande uws spijsoffers zult gij met zout zouten, en het zout des verbonds van uw God van uw spijsoffer niet laten afblijven; Mark. 9:49.met al uw offerande zult gij zout offeren.

14En zo gij den HEERE een spijsoffer der eerste vruchten offert, zult gij het spijsoffer uwer eerste vruchten van groene aren, bij het vuur gedord, dat is, het klein gebroken graan van volle groene aren, offeren.

15En gij zult olie daarop doen, en wierook daarop leggen; het is een spijsoffer.

16Zo zal de priester deszelfs gedenkoffer aansteken van zijn klein gebroken graan en van zijn olie, met al den wierook; het is een vuuroffer den HEERE.