Liturgische formulieren uit de gereformeerde traditie 4
Liturgische formulieren uit de gereformeerde traditie 4
 
HSV

Formulier om het Heilig Avondmaal te houden

Geliefden in de Heere Jezus Christus, hoor de woorden over de instelling van het Heilig Avondmaal van onze Heere Jezus Christus, die de heilige apostel Paulus ons schrijft in 1 Korinthe 11:23-29: ‘Want ik heb van de Heere ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam, en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het gebruiken van de maaltijd, en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed. Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondig de dood van de Heere, totdat Hij komt. Daarom, wie op onwaardige wijze dit brood eet of de drinkbeker van de Heere drinkt, is schuldig aan het lichaam en bloed van de Heere. Maar laat ieder mens zichzelf beproeven en laat hij zó eten van het brood en drinken uit de drinkbeker. Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, omdat hij het lichaam van de Heere niet onderscheidt.’

Opdat wij nu tot onze hulp en troost het Avondmaal des Heeren mogen houden, is voor alles nodig, dat wij ons vooraf op de juiste wijze beproeven en voorts dat wij het houden met dat doel waartoe de Heere Christus het heeft bevolen en ingesteld, namelijk tot Zijn gedachtenis.

De waarachtige beproeving van onszelf bestaat uit drie delen.

Ten eerste: laat ieder bij zichzelf zijn zonden en vervloeking overdenken, opdat hij een afkeer van zijn zonde heeft en zich voor God verootmoedigt, want de toorn van God tegen de zonde is zo groot dat Hij die niet ongestraft wilde laten, maar de straf ervoor door de bittere en smadelijke kruisdood heeft voltrokken aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus.

Ten tweede: laat ieder zijn hart onderzoeken of hij de betrouwbare belofte van God gelooft, dat hem al zijn zonden alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn en dat de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigendom toegerekend en geschonken is. Ja, zo volkomen alsof hijzelf, in eigen persoon, voor al zijn zonden betaald en alle gerechtigheid volbracht had.

Ten derde: laat ieder zijn geweten onderzoeken of hij ook gezind is voortaan met zijn hele leven waarachtige dankbaarheid aan God de Heere te bewijzen en oprecht te wandelen voor Gods aangezicht. En eveneens of hij, terwijl hij van harte alle vijandschap, haat en afgunst aflegt, zonder enig huichelen, een ernstig voornemen heeft voortaan in waarachtige liefde en eensgezindheid met zijn naaste te leven.

Allen dan die zo gezind zijn, wil God zeker in genade aannemen en voor waardige tafelgenoten van Zijn Zoon Jezus Christus houden. Zij die dit getuigenis in hun hart daarentegen niet gevoelen, eten en drinken zichzelf een oordeel [1 Kor. 11:28,29].

Naar het bevel van Christus en de apostel Paulus vermanen wij daarom allen die weten dat zij met de volgende aanstootgevende zonde besmet zijn, zich van de tafel des Heeren te onthouden en wij verkondigen hun dat zij geen deel hebben aan het rijk van Christus.

Dit betreft allen

die afgoden dienen,

die gestorven heiligen, engelen of andere schepselen aanroepen,

die beelden vereren,

die zich bezighouden met toverij en waarzeggerij, die vee, mensen of andere dingen magisch wijden en aan zulke handelingen geloof hechten,

die God, Zijn Woord en de heilige sacramenten verachten,

die God lasteren,

die tweedracht, partijschap en opstand in kerk en maatschappij willen veroorzaken,

die meineed plegen,

die hun ouders en allen die over hen gesteld zijn, niet gehoorzamen;

die moorden, die twistziek zijn, die in haat en nijd met hun naaste leven,

die echtbreuk plegen, ontucht bedrijven, drankzuchtig zijn, stelen, woekerrente vragen, roven, gokken, hebzuchtig zijn en verder allen die een leven leiden dat aanstoot geeft.

Of:

Alle afgodendienaars,

allen die zich een beeld van God maken,

allen die de Naam van God lasteren en misbruiken,

allen die het Woord van God en Zijn heilige sacramenten verachten,

allen die tweedracht zaaien in de kerk en in ons volk, die weigeren gezag te aanvaarden in kerk en samenleving,

allen die in haat en nijd tegen hun naaste leven of lichtvaardig hun woord breken, die het leven, van God geschonken, verachten,

allen die het huwelijk moedwillig in gevaar brengen, van zichzelf of van anderen,

allen die stelen, die in de ban zijn van geld en bezit,

allen die liegen, bedriegen of kwaadspreken,

allen die zich aan verslaving overgeven en van het genot hun god maken.

Zolang zij aan zulke zonden vasthouden, moeten zij zich onthouden van dit brood en deze wijn, die Christus alleen voor Zijn gelovigen bestemd heeft, opdat hun straf en veroordeling‘Gericht’ en ‘verdoemenis’ betekenen hier ‘straf’ en ‘veroordeling’.niet des te zwaarder worden.

Maar dit alles wordt ons, geliefde broeders en zusters, niet voorgehouden om de verslagen harten van de gelovigen te ontmoedigen, alsof niemand tot het Avondmaal des Heeren zou mogen gaan dan wie zonder enige zonde is. Want wij komen niet tot dit Avondmaal om daarmee te tonen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn. Integendeel, omdat wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, belijden wij daarmee dat wij midden in de dood liggen.

Wij erkennen dat wij nog vele zonden en gebreken in onszelf aantreffen, namelijk dat wij geen volkomen geloof hebben, en ons er niet toe zetten God met zo’n ijver te dienen als wij behoren te doen, maar dagelijks strijd hebben te voeren met de zwakheid van ons geloof en onze verderfelijke begeerten. Ondanks dit alles, omdat wij door de genade van de Heilige Geest van harte bedroefd zijn over zulke gebreken en wij verlangen tegen ons ongeloof te strijden en naar alle geboden van God te leven, zullen wij er nochtans ten volle van verzekerd zijn dat geen zonde of zwakheid die nog tegen onze wil in ons overgebleven is, ons kan verhinderen dat God ons in genade aanneemt en ons zo deze hemelse spijs en drank waardig en deelachtig maakt.

Laten we nu vervolgens ook overdenken met welke bedoeling de Heere voor ons het Avondmaal heeft ingesteld, namelijk dat wij dit doen tot Zijn gedachtenis [Luk. 22:19]. Wij zullen Hem op de volgende wijze gedenken.

Wij vertrouwen allereerst in ons hart ten volle, dat onze Heere Jezus Christus – volgens de beloften die vanaf het begin aan de vaderen in het Oude Testament gedaan zijn – door de Vader in deze wereld is gezonden. Hij heeft ons vlees en bloed aangenomen en de toorn van God, waaronder wij eeuwig hadden moeten wegzinken, vanaf het begin van Zijn menswording tot aan het einde van Zijn leven op aarde voor ons gedragen. Hij heeft voor ons alle gehoorzaamheid aan Gods wet en de gerechtigheid vervuld, in het bijzonder toen Hij onder de last van onze zonden en van Gods toorn in de hof van Gethsémané bloedig zweet heeft uitgeperst [Luk. 22:44]. Daar werd Hij gebonden, opdat Hij ons zou ontbinden. Daarna heeft Hij onnoemelijk veel smaad geleden, opdat wij nooit meer te schande zouden worden. Hij is onschuldig ter dood veroordeeld, opdat wij in Gods gericht vrijgesproken zouden worden. Hij heeft zelfs Zijn gezegend lichaam aan het kruis laten vastspijkeren, opdat Hij de schuldbrief van onze zonden daaraan zou hechten [Kol. 2:14]. Zo heeft Hij de vervloeking van ons op Zich geladen, opdat Hij ons met Zijn zegen zou vervullen. Hij heeft Zich met lichaam en ziel aan het kruishout vernederd tot in de allerdiepste smaad en angst der hel, toen Hij met luide stem riep: ‘Mijn God! Mijn God! Waarom hebt U Mij verlaten?’ opdat wij door God aangenomen en nooit meer door Hem verlaten zouden worden [Matth. 27:46]. Ten slotte heeft Hij met Zijn dood en bloedstorting het nieuwe en eeuwige testament, het verbond van genade en verzoening, bevestigd, toen Hij zei: ‘Het is volbracht’[Joh. 19:30].

Opdat wij nu vast en zeker zouden geloven dat wij tot dit genadeverbond behoren, nam de Heere Jezus tijdens Zijn laatste Avondmaal het brood, dankte, brak het en gaf het Zijn discipelen en zei: ‘Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis.’ Evenzo nam Hij na het Avondmaal de drinkbeker, dankte, gaf hun die en zei: ‘Drink allen daaruit. Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed, dat voor u en voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis.’ Dat betekent: zo dikwijls als u van dit brood eet en uit deze beker drinkt, wordt u door dit betrouwbare teken en onderpand herinnerd aan en verzekerd van Mijn hartelijke liefde en trouw voor u. Want Ik geef voor u Mijn lichaam aan het kruishout over in de dood en vergiet Mijn bloed voor u, omdat u anders de eeuwige dood had moeten sterven. Met Mijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed voed Ik uw hongerige en dorstige zielen tot het eeuwige leven, even zeker als voor ieders oog dit brood wordt gebroken en deze beker hem wordt aangereikt en even zeker als u met de mond eet en drinkt tot Mijn gedachtenis.

Uit deze instelling van het Heilig Avondmaal door onze Heere Jezus Christus wordt ons duidelijk dat Hij ons geloof en vertrouwen richt op Zijn volkomen offer, dat eenmaal aan het kruis is geschied, want dit is het enige fundament voor onze zaligheid. Aan het kruis is Hij voor onze hongerige en dorstige zielen tot ware spijs en drank voor het eeuwige leven geworden. Immers, door Zijn dood heeft Hij de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, namelijk de zonde, weggenomen en ons de levendmakende Geest verworven. Zo hebben wij door die Geest – Die woont in Christus, het Hoofd, en in ons, Zijn leden – met Hem waarachtige gemeenschap en krijgen wij deel aan al Zijn weldaden, het eeuwige leven, gerechtigheid en heerlijkheid. Bovendien is het door die Geest dat wij als leden van één lichaam met elkaar in ware broederlijke liefde verbonden worden, zoals de heilige apostel spreekt: ‘Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood’ (1 Korinthe 10:17). Uit vele graankorrels wordt immers één en hetzelfde meel gemalen en één brood gebakken, en uit vele geperste druiven vloeit één en dezelfde wijn en drank die zich tot één geheel mengt. Zo zullen wij allen, die door het waarachtige geloof in Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde samen één lichaam vormen, omwille van Christus, onze geliefde Zaligmaker, Die ons tevoren zo bijzonder heeft liefgehad. Dit zullen wij niet alleen met woorden, maar ook met daden aan elkaar bewijzen. Daartoe helpe ons de almachtige en barmhartige God en Vader van onze Heere Jezus Christus, door Zijn Heilige Geest. Amen.

Laten wij nu, opdat wij dit alles mogen ontvangen, ons voor God verootmoedigen en Hem met waarachtig geloof om Zijn genade aanroepen.

Barmhartige God en Vader, wij bidden U dat U in dit Avondmaal, waarin wij de heerlijke gedachtenis oefenen van de bittere dood van Uw geliefde Zoon Jezus Christus, door Uw Heilige Geest zo in onze harten wilt werken, dat wij ons met waarachtig vertrouwen hoe langer hoe meer aan Uw Zoon Jezus Christus overgeven.

Wij bidden U dit, opdat onze bezwaarde en verslagen harten met Zijn waarachtig lichaam en bloed, ja met Hem, waarachtig God en mens, het enige hemelse brood, door de kracht van de Heilige Geest gevoed en verkwikt worden, en wij niet meer in onze zonden leven, maar Hij in ons en wij in Hem.

Wij bidden U dat wij zó volkomen deel mogen hebben aan het nieuwe en eeuwige testament en verbond der genade, dat wij er niet aan zullen twijfelen dat U voor eeuwig onze genadige Vader zult zijn, Die ons onze zonden nooit meer toerekent en Die voor ons in alles naar lichaam en ziel zult zorgen als Uw geliefde kinderen en erfgenamen.

Schenk ons ook Uw genade dat wij getroost ons kruis op ons nemen, onszelf verloochenen, onze Heiland belijden en in alle droefheid met opgeheven hoofd onze Heere Jezus Christus uit de hemel verwachten, waar Hij onze sterfelijke lichamen aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijk zal maken en ons voor eeuwig tot Zich zal nemen.

Verhoor ons, o God en barmhartige Vader, door Jezus Christus, Die ons heeft leren bidden:

Onze Vader, Die in de hemelen zijt!

Uw Naam worde geheiligd.

Uw Koninkrijk kome.

Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.

Geef ons heden ons dagelijks brood.

En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

Want van U is het Koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid, in eeuwigheid.

Wil ons ook door dit Heilig Avondmaal sterken in het algemeen, ontwijfelbaar christelijk geloof, dat wij met hart en mond belijden:

Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en van de aarde.

En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere; Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria; Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald in de hel; op de derde dag is opgestaan van de doden; opgevaren naar de hemel, zittend aan de rechterhand van God, de Almachtige Vader; vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.

Ik geloof in de Heilige Geest. Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap van de heiligen; vergeving van de zonden; wederopstanding van het vlees; en een eeuwig leven.

Opdat wij dan met het ware hemelse brood Christus gevoed mogen worden, laten wij niet bij het uiterlijke teken van brood en wijn blijven staan, maar onze harten opheffen naar de hemel, waar Jezus Christus is, onze Voorspraak, aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. Daarheen wijzen ons ook de artikelen van ons christelijk geloof. Laten wij er niet aan twijfelen dat onze zielen door de werking van de Heilige Geest zó waarachtig met Zijn lichaam en bloed gevoed en verkwikt worden als wij het heilige brood en de drank tot Zijn gedachtenis ontvangen.

Bij het breken en uitdelen van het brood spreekt de dienaar:

Het brood dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus. Neem, eet, gedenk en geloof dat het lichaam van onze Heere Jezus Christus gebroken is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.

En als hij de drinkbeker geeft:

De drinkbeker der dankzegging, waarmee wij dankzeggen, is de gemeenschap met het bloed van Christus. Neem, drink allen daaruit, gedenk en geloof dat het kostbaar bloed van onze Heere Jezus Christus vergoten is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.

(Bij het rondgaan van brood en wijn wordt stichtelijk gezongen. Ook kunnen enkele hoofdstukken worden gelezen om het lijden van Christus te gedenken, zoals Jesaja 53, Johannes 6, 13, 14, 15, 16, 17 en 18.)

Hierna spreekt de dienaar:

Geliefden in de Heere, omdat de Heere nu onze zielen aan Zijn tafel gevoed heeft, laten wij samen Zijn Naam danken en prijzen. Een ieder spreke in zijn hart:

Loof de HEERE, mijn ziel, en al wat in mij is, Zijn heilige Naam.

Loof de HEERE, mijn ziel, en vergeet niet een van Zijn weldaden.

Die al uw ongerechtigheid vergeeft, Die al uw ziekten geneest;

Die uw leven verlost van het verderf, Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid.

Barmhartig en genadig is de HEERE, geduldig en rijk aan goedertierenheid.

Hij zal niet voor altijd ter verantwoording roepen, niet voor eeuwig handhaaft Hij Zijn toorn.

Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.

Want zo hoog de hemel is boven de aarde, zo is Zijn goedertierenheid machtig over wie Hem vrezen.

Zo ver het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze overtredingen van ons gedaan.

Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt de HEERE Zich over wie Hem vrezen (Psalm 103:1-4, 8-13).

Hij heeft ook Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem voor ons allen overgegeven en ons alles met Hem geschonken [Rom. 8:32]. Hiermee bevestigt God Zijn liefde tot ons, dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Daarom zullen wij ook, nu wij door Zijn bloed gerechtvaardigd zijn, des te meer door Hem van Zijn toorn behouden worden. Want als wij, toen wij nog vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, des te meer zullen wij, nu wij met Hem verzoend zijn, behouden worden door Zijn leven [Rom. 5:8-10]. Daarom zal ik met mond en hart de lof des Heeren verkondigen van nu aan tot in eeuwigheid. Amen.

Een ieder spreke in zijn hart:

Almachtige, barmhartige God en Vader, wij danken U van ganser harte dat U ons, uit grondeloze barmhartigheid, Uw eniggeboren Zoon hebt gegeven tot Middelaar en offer voor onze zonden en tot spijs en drank voor het eeuwige leven. Wij danken U dat U ons een waar geloof geeft, waardoor wij deel krijgen aan deze weldaden van U. U hebt ook, ter versterking daarvan, door Uw geliefde Zoon Jezus Christus voor ons het Heilig Avondmaal laten instellen en verordenen.

Getrouwe God en Vader, maak door de werking van Uw Heilige Geest de gedachtenis van onze Heere Jezus Christus en de verkondiging van Zijn dood vruchtbaar, opdat wij dagelijks groeien in het ware geloof en in de zalige gemeenschap met Christus. Wij bidden U dit alles omwille van Uw geliefde Zoon Jezus Christus, Die met U en de Heilige Geest leeft en regeert in eeuwigheid.

Wij bidden U dit in de Naam van onze Heere Jezus Christus, Die ons heeft leren bidden:

Onze Vader, Die in de hemelen zijt!

Uw Naam worde geheiligd.

Uw Koninkrijk kome.

Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.

Geef ons heden ons dagelijks brood.

En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

Want van U is het Koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid, in eeuwigheid.

Amen.

Nog niet beschikbaar