Lukas 21
Het heilig evangelie naar de beschrijving van Lukas

HSV

De kleine munten van de weduwe

1En 2 Kon. 12:9; Mark. 12:41toen Hij opkeek, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen,

2en Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine munten daarin werpen.

3En Hij zei: Werkelijk, Ik zeg u dat deze 2 Kor. 8:12arme weduwe er meer dan allen in geworpen heeft.

4Want die allen hebben van hun overvloed daarin geworpen als offergave aan God, maar zij heeft van haar armoede alles wat ze voor haar levensonderhoud had, daarin geworpen.

De verwoesting van Jeruzalem voorzegd

5Matt. 24:1; Mark. 13:1En toen sommigen over de tempel zeiden dat hij met prachtige stenen en aan God gewijde geschenken versierd was, zei Hij:

6Wat betreft deze dingen waarnaar u kijkt: 1 Kon. 9:7; Micha 3:12; Luk. 19:44Er zullen dagen komen waarin niet één steen op de andere steen gelaten zal worden die niet afgebroken zal worden.

7En zij vroegen Hem: Meester, wanneer zal dat dan zijn en wat is het teken dat deze dingen zullen gebeuren?

8Jer. 29:8; Matt. 24:4; Efez. 5:6; Kol. 2:18; 2 Thess. 2:2; 1 Joh. 4:1En Hij zei: Pas op dat u niet misleid wordt, Jer. 14:14; 23:21want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus, en: De tijd is nabijgekomen. Ga hen dan niet achterna.

9En wanneer u zult horen van oorlogen en allerlei oproer, wees dan niet verschrikt. Want deze dingen moeten eerst geschieden, maar dat betekent niet meteen het einde.

10Toen zei Hij tegen hen: Jes. 19:2Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk;

11en er zullen grote aardbevingen zijn in verschillende plaatsen, hongersnoden en besmettelijke ziekten. Er zullen ook verschrikkelijke dingen en grote tekenen vanuit de hemel plaatsvinden.

12Matt. 10:17; 24:9; Mark. 13:9; Joh. 16:2; Openb. 2:10Maar vóór dit alles zullen ze de handen aan u slaan en u vervolgen, door u over te leveren in de synagogen en Hand. 4:3; 5:18; 12:4; 16:24gevangenissen, en u zult voor Hand. 25:23koningen en stadhouders geleid worden omwille van Mijn Naam.

13En dit zal u overkomen, opdat u zult getuigen.

14Matt. 10:19; Mark. 13:11Neem u dan in uw hart voor niet van tevoren te bedenken hoe u zich moet verdedigen.

15Ex. 4:12; Jes. 54:17; Matt. 10:19; Hand. 6:10Want Ik zal u mond en wijsheid geven die al uw tegenstanders niet zullen kunnen weerspreken of weerstaan.

16Micha 7:6En u zult ook door ouders, broers, familieleden en vrienden overgeleverd worden, en zij zullen sommigen van u Hand. 7:59; 12:2doden.

17Matt. 10:22; Mark. 13:13En u zult omwille van Mijn Naam door allen gehaat worden.

181 Sam. 14:45; 2 Sam. 14:11; 1 Kon. 1:52; Matt. 10:30Maar er zal beslist geen haar van uw hoofd verloren gaan.

19Door uw volharding zult u uw leven21:19 uw leven - Letterlijk: uw zielen. verkrijgen.

De grote verdrukking

20Dan. 9:27; Matt. 24:15; Mark. 13:14Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is.

21Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen en wie in het midden van Jeruzalem zijn, daaruit wegtrekken en wie op de velden zijn, er niet in gaan.

22Want dit zijn dagen van wraak, Dan. 9:26,27; Matt. 24:15; Mark. 13:14opdat al wat geschreven staat, vervuld wordt.

23Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land en toorn over dit volk.

24En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen. En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, Rom. 11:25totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn.

De wederkomst

25Jes. 13:10; Ezech. 32:7; Joël 2:31; 3:15; Matt. 24:29; Mark. 13:24; Openb. 6:12En er zullen tekenen zijn in zon, maan en sterren, en op de aarde benauwdheid onder de volken, in radeloosheid vanwege het bulderen van zee en golven.

26En het hart van de mensen zal bezwijken van vrees en verwachting van de dingen die de wereld zullen overkomen, want de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden.

27Dan. 7:10; Matt. 16:27; 24:30; 25:31; 26:64; Mark. 13:26; 14:62; Hand. 1:11; 2 Thess. 1:10; Openb. 1:7En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid.

28Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, Rom. 8:23omdat uw verlossing nabij is.

29Matt. 24:32; Mark. 13:28En Hij sprak tot hen een gelijkenis: Kijk naar de vijgenboom en naar alle bomen.

30Zodra ze uitlopen en u dat ziet, weet u uit uzelf dat de zomer al nabij is.

31Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Koninkrijk van God nabij is.

32Voorwaar, Ik zeg u dat dit geslacht zeker niet voorbij zal gaan, totdat alles geschied is.

33Ps. 102:27; Jes. 51:6; Matt. 24:35; Hebr. 1:11De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen beslist niet voorbijgaan.

Waakzaamheid

34Rom. 13:13; 1 Thess. 5:6; 1 Petr. 4:7Wees op uw hoede dat uw hart niet op enig moment bezwaard wordt door roes en dronkenschap en door zorgen over de alledaagse dingen, en dat die dag u niet onverwachts overkomt.

351 Thess. 5:2; 2 Petr. 3:10; Openb. 3:3; 16:15Want als een strik zal hij komen over allen die op het hele aardoppervlak wonen.

36Matt. 24:42; 25:13; Mark. 13:33; Luk. 12:40; 1 Thess. 5:6Waak dan te allen tijde en bid dat u waardig geacht zult worden om al die dingen die gebeuren zullen, te ontvluchten, en om te kunnen bestaan voor de Zoon des mensen.

Jezus' laatste dagen in Jeruzalem

37Joh. 8:2Overdag nu gaf Hij onderwijs in de tempel, maar 's nachts ging Hij de stad uit en overnachtte op de berg die de Olijfberg heet.

38En al het volk kwam 's morgens vroeg naar Hem toe in de tempel om Hem te horen.

21

Het penningske der weduwe

1En 2 Kon. 12:9. Mark. 12:41.opziende, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen.

2En Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine penningen daarin werpen.

3En Hij zeide: Waarlijk, Ik zeg u, dat deze 2 Kor. 8:12.arme weduwe meer dan allen heeft ingeworpen.

4Want die allen hebben van hun overvloed geworpen tot de gaven Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht, dien zij had, daarin geworpen.

Verwoesting van Jeruzalem voorzegd; begin der smarten

5Matt. 24:1. Mark. 13:1.En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schone stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij:

6Wat deze dingen aangaat, die gij aanschouwt, 1 Kon. 9:7. Micha 3:12. Luk. 19:44.er zullen dagen komen, in welke niet een steen op den anderen steen zal gelaten worden, die niet zal worden afgebroken.

7En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn, en welk is het teken, wanneer deze dingen zullen geschieden?

8Jer. 29:8. Matt. 24:4. Efez. 5:6. Kol. 2:18. 2 Thess. 2:2. 1 Joh. 4:1.En Hij zeide: Ziet, dat gij niet verleid wordt; Jer. 14:14. 23:21.want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en de tijd is nabij gekomen, gaat dan hen niet na.

9En wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten, zo wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden; maar nog is terstond het einde niet.

10Toen zeide Hij tot hen: Jes. 19:2.Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk.

11En er zullen grote aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnoden, en pestilentiën; er zullen ook schrikkelijke dingen, en grote tekenen van den hemel geschieden.

12Matt. 10:17. 24:9. Mark. 13:9. Joh. 16:2. Openb. 2:10.Maar vóór dit alles, zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de synagogen en Hand. 4:3. 5:18. 12:4. 16:24.gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor Hand. 25:23.koningen en stadhouders, om Mijns Naams wil.

13En dit zal u overkomen tot een getuigenis.

14Matt. 10:19. Mark. 13:11.Neemt dan in uw harten voor, van te voren niet te overdenken, hoe gij u verantwoorden zult;

15Ex. 4:12. Jes. 54:17. Matt. 10:19. Hand. 6:10.Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten.

16Micha 7:6.En gij zult overgeleverd worden ook van ouders, en broeders, en magen, en vrienden; en zij zullen er sommigen uit u Hand. 7:59. 12:2.doden.

17Matt. 10:22. Mark. 13:13.En gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil.

181 Sam. 14:45. 2 Sam. 14:11. 1 Kon. 1:52. Matt. 10:30.Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan.

19Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid.

De grote verdrukking

20Dan. 9:27. Matt. 24:15. Mark. 13:14.Maar wanneer gij zien zult, dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan, dat haar verwoesting nabij gekomen is.

21Alsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden naar de bergen; en die in het midden van dezelve zijn, dat zij daaruit trekken; en die op de velden zijn, dat zij in dezelve niet komen.

22Want deze zijn dagen der wraak, Dan. 9:26, 27. Matt. 24:15. Mark. 13:14.opdat alles vervuld worde, dat geschreven is.

23Doch wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land, en toorn over dit volk.

24En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, Rom. 11:25.totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn.

Wederkomst van den Zoon des mensen

25Jes. 13:10. Ezech. 32:7. Joël 2:31. 3:15. Matt. 24:29. Mark. 13:24. Openb. 6:12.En er zullen tekenen zijn in de zon, en maan, en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven;

26En den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden.

27Dan. 7:10. Matt. 16:27. 24:30. 25:31. 26:64. Mark. 13:26. 14:62. Hand. 1:11. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7.En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid.

28Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, Rom. 8:23.omdat uw verlossing nabij is.

29Matt. 24:32. Mark. 13:28.En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgeboom, en al de bomen.

30Wanneer zij nu uitspruiten, en gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven, dat de zomer nu nabij is.

31Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is.

32Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn.

33Ps. 102:27. Jes. 51:6. Matt. 24:35. Hebr. 1:11.De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.

De waakzaamheid

34Rom. 13:13. 1 Thess. 5:6. 1 Petr. 4:7.En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome.

351 Thess. 5:2. 2 Petr. 3:10. Openb. 3:3. 16:15.Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die op den gansen aardbodem gezeten zijn.

36Matt. 24:42. 25:13. Mark. 13:33. Luk. 12:40. 1 Thess. 5:6.Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen.

Jezus' laatste dagen in Jeruzalem

37Joh. 8:2.Des daags nu was Hij lerende in den tempel; maar des nachts ging Hij uit, en vernachtte op den berg, genaamd den Olijfberg.

38En al het volk kwam des morgens vroeg tot Hem in den tempel, om Hem te horen.