Johannes de Doper
1Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God.
2Het is zoals er geschreven staat in de profeten: Mal. 3:1; Matt. 11:10; Luk. 7:27Zie, Ik zend Mijn engel1:2 engel - Of: bode. voor Uw aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken,
3en: Jes. 40:3; Matt. 3:3; Luk. 3:4; Joh. 1:23De stem van iemand die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht.
4Matt. 3:1; Luk. 3:3; Joh. 3:23Johannes kwam in de woestijn en doopte en predikte een doop van bekering tot vergeving van zonden.
5Matt. 3:5; Luk. 3:7En heel het Judese land en de inwoners van Jeruzalem liepen naar hem uit; en zij werden allen door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden.
62 Kon. 1:8; Matt. 3:4En Johannes was gekleed in kameelhaar en had een leren gordel om zijn middel, en hij at Lev. 11:22sprinkhanen en wilde honing.
7Matt. 3:11; Luk. 3:16; Joh. 1:27En hij predikte en zei: Na mij komt Hij Die sterker is dan ik, bij Wie ik het niet waard ben neer te bukken en de riem van Zijn sandalen los te maken.
8Matt. 3:11; Hand. 1:5; 11:16; 19:4Ik heb u wel gedoopt met water, maar Hij zal u dopen Jes. 44:3; Joël 2:28; Hand. 2:4; 11:15met de Heilige Geest.
Doop en verzoeking van Jezus
9En het gebeurde in die dagen dat Jezus kwam van Nazareth, in Galilea, en door Johannes werd gedoopt in de Jordaan.
10Matt. 3:16; Luk. 3:21; Joh. 1:32En meteen toen Hij uit het water opkwam, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich neerdalen.
11En er kwam een stem uit de hemelen: Ps. 2:7; Jes. 42:1; Matt. 3:17; 17:5; Mark. 9:7; Luk. 3:22; 9:35; Kol. 1:13; 2 Petr. 1:17U bent Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!
12Matt. 4:1; Luk. 4:1En meteen dreef de Geest Hem uit, de woestijn in.
13En Hij was daar in de woestijn veertig dagen en werd verzocht door de satan; en Hij was bij de wilde dieren, en de engelen dienden Hem.
De roeping van de eerste discipelen
14Matt. 4:12; Luk. 4:14; Joh. 4:43En nadat Johannes overgeleverd was, ging Jezus naar Galilea en predikte het Evangelie van het Koninkrijk van God,
15en Hij zei: De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; Jes. 56:1bekeer u en geloof het Evangelie.
16Matt. 4:18En toen Hij bij de zee van Galilea wandelde, zag Hij Simon en Andreas, zijn broer, het net in de zee werpen, want zij waren vissers.
17En Jezus zei tegen hen: Kom achter Mij aan, en Ik zal maken dat u vissers Jer. 16:16; Ezech. 47:10van mensen wordt.
18Matt. 19:27; Mark. 10:28; Luk. 5:11; 18:28En zij lieten meteen hun netten achter en volgden Hem.
19Matt. 4:21En toen Hij vandaar wat verdergegaan was, zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer, die in het schip de netten aan het herstellen waren.
20En meteen riep Hij hen, en zij lieten hun vader Zebedeüs in het schip achter met de loonarbeiders en gingen weg, Hem achterna.
De genezing van een bezetene
21Matt. 4:13; Luk. 4:31En zij kwamen in Kapernaüm; en op de sabbat ging Hij meteen naar de synagoge en gaf Hij onderwijs.
22Matt. 7:28; Luk. 4:32En ze stonden versteld van Zijn onderricht, want Hij onderwees hen als gezaghebbende en niet zoals de schriftgeleerden.
23Luk. 4:33Nu was er in hun synagoge een man met een onreine geest, en die schreeuwde:
24Ga weg! Wat hebben wij met U te maken, Jezus de Nazarener? Bent U gekomen om ons te gronde te richten? Ik weet Wie U bent, namelijk de Heilige van God.
25En Jezus bestrafte hem en zei: Zwijg! Ga uit hem weg!
26En de onreine geest deed hem stuiptrekken en ging, roepend met luide stem, uit hem weg.
27En zij waren allen verbaasd, zodat zij elkaar vroegen: Wat is dit? Wat voor een nieuwe leer is dit, dat Hij ook de onreine geesten met gezag bevel geeft en zij Hem gehoorzaam zijn?
28En het gerucht over Hem verspreidde zich meteen in heel de omgeving van Galilea.
In het huis van Petrus
29Matt. 8:14; Luk. 4:38En toen zij uit de synagoge gegaan waren, gingen zij meteen naar het huis van Simon en Andreas, met Jakobus en Johannes.
30En de schoonmoeder van Simon lag met koorts op bed, en zij spraken meteen met Hem over haar.
31En Hij ging naar haar toe, pakte haar hand en richtte haar op, en meteen verliet de koorts haar; en zij diende hen.
32Matt. 8:16; Luk. 4:40Toen het nu avond geworden was en de zon onderging, brachten ze bij Hem allen die er slecht aan toe waren, en hen die door demonen bezeten waren.Demonen: Er zijn in het Grieks twee verschillende woorden die in de SV allebei met duivel zijn vertaald zodat het onderlinge verschil niet meer zichtbaar is. Dat is in dit geval een gemis, omdat het verschil in betekenis tussen de twee betreffende termen niet zonder relevantie is. Het Griekse diabolos verwijst namelijk naar de duivel zelf, terwijl het woord daimoon betrekking heeft op een engel van de duivel. Vandaar dat besloten is om het eerste woord met duivel te vertalen en het tweede met demon.
33En heel de stad had zich verzameld bij de deur.
34En Hij genas er velen, die er door allerlei ziekten slecht aan toe waren, en dreef veel demonen uit, en Hij liet de demonen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.
35Luk. 4:42En 's morgens vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf Zich naar een eenzame plaats, Matt. 14:23en bad daar.
36En Simon en die bij hem waren, gingen Hem achterna,
37en toen zij Hem gevonden hadden, zeiden zij tegen Hem: Iedereen zoekt U!
38En Hij zei tegen hen: Luk. 4:43Laten wij naar de naburige plaatsen gaan, opdat Ik ook daar predik, Jes. 61:1; Luk. 4:18want daarvoor ben Ik uitgegaan.
39En Hij predikte in hun synagogen door heel Galilea en dreef de demonen uit.
Een melaatse genezen
40Matt. 8:2; Luk. 5:12En er kwam een melaatse naar Hem toe, die Hem smeekte en voor Hem op de knieën viel en tegen Hem zei: Als U wilt, kunt U mij reinigen.
41En Jezus, innerlijk met ontferming bewogen, stak Zijn hand uit, raakte hem aan en zei tegen hem: Ik wil het, word gereinigd!
42En toen Hij dit gezegd had, week de melaatsheid meteen van hem, en hij werd gereinigd.
43En nadat Hij hem streng vermaand had, stuurde Hij hem meteen weg,
44en zei tegen hem: Denk erom dat u tegen niemand iets zegt, maar ga heen, laat uzelf aan de priester zien, en breng als offer voor uw reiniging wat Lev. 13:2; 14:1Mozes voorgeschreven heeft, tot een getuigenis voor hen.
45Maar nadat hij weggegaan was, begon hij veel dingen te verkondigen en de zaak overal bekend te maken, zodat Hij niet meer openlijk in de stad kon komen; maar Hij was buiten in de eenzame plaatsen en ze kwamen van alle kanten naar Hem toe.
1
Johannes de Doper
1Het begin des Evangelies van JEZUS CHRISTUS, den Zoon van God.
2Gelijk geschreven is in de profeten: Mal. 3:1. Matt. 11:10. Luk. 7:27.Ziet, Ik zende Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
3Jes. 40:3. Matt. 3:3. Luk. 3:4. Joh. 1:23.De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht.
4Matt. 3:1. Luk. 3:3. Joh. 3:23.Johannes was dopende in de woestijn, en predikende den doop der bekering tot vergeving der zonden.
5Matt. 3:5. Luk. 3:7.En al het Joodse land ging tot hem uit, en die van Jeruzalem; en werden allen van hem gedoopt in de rivier de Jordaan, belijdende hun zonden.
62 Kon. 1:8. Matt. 3:4.En Johannes was gekleed met kemelshaar, en met een lederen gordel om zijn lenden, en at Lev. 11:22.sprinkhanen en wilden honig.
7Matt. 3:11. Luk. 3:16. Joh. 1:27.En hij predikte, zeggende: Na mij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben, nederbukkende, den riem Zijner schoenen te ontbinden.
8Matt. 3:11. Hand. 1:5. 11:16. 19:4.Ik heb ulieden wel gedoopt met water, maar Hij zal u dopen Jes. 44:3. Joël 2:28. Hand. 2:4. 11:15.met den Heiligen Geest.
Doop en verzoeking van Jezus
9En het geschiedde in diezelfde dagen, dat Jezus kwam van Názareth, gelegen in Galiléa, en werd van Johannes gedoopt in de Jordaan.
10Matt. 3:16. Luk. 3:21. Joh. 1:32.En terstond, als Hij uit het water opklom, zag Hij de hemelen opengaan, en den Geest, gelijk een duif, op Hem nederdalen.
11En er geschiedde een stem uit de hemelen: Ps. 2:7. Jes. 42:1. Matt. 3:17. 17:5. Mark. 9:7. Luk. 3:22. 9:35. Kol. 1:13. 2 Petr. 1:17.Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb!
12Matt. 4:1. Luk. 4:1.En terstond dreef Hem de Geest uit in de woestijn.
13En Hij was aldaar in de woestijn veertig dagen, verzocht van den satan; en was bij de wilde gedierten; en de engelen dienden Hem.
Roeping van de eerste discipelen
14Matt. 4:12. Luk. 4:14. Joh. 4:43.En nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galiléa, predikende het Evangelie van het Koninkrijk Gods,
15En zeggende: De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; Jes. 56:1.bekeert u, en gelooft het Evangelie.
16Matt. 4:18.En wandelende bij de Galilése zee, zag Hij Simon en Andréas, zijn broeder, werpende het net in de zee (want zij waren vissers);
17En Jezus zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal maken, dat gij vissers Jer. 16:16. Ezech. 47:10.der mensen zult worden.
18Matt. 19:27. Mark. 10:28. Luk. 5:11. 18:28.En zij, terstond hun netten verlatende, zijn Hem gevolgd.
19Matt. 4:21.En van daar een weinig voortgegaan zijnde, zag Hij Jakobus, den zoon van Zebedéüs, en Johannes, zijn broeder, en dezelven in het schip hun netten vermakende.
20En terstond riep Hij hen; en zij, latende hun vader Zebedéüs in het schip, met de huurlingen, zijn Hem nagevolgd.
Genezing van een bezetene
21Matt. 4:13. Luk. 4:31.En zij kwamen binnen Kapérnaüm; en terstond op den sabbatdag in de synagoge gegaan zijnde, leerde Hij.
22Matt. 7:28. Luk. 4:32.En zij versloegen zich over Zijn leer; want Hij leerde hen, als machthebbende, en niet als de schriftgeleerden.
23Luk. 4:33.En er was in hun synagoge een mens, met een onreinen geest, en hij riep uit,
24Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus Nazaréner, zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods.
25En Jezus bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en ga uit van hem.
26En de onreine geest, hem scheurende, en roepende met een grote stem, ging uit van hem.
27En zij werden allen verbaasd, zodat zij onder elkander vraagden, zeggende: Wat is dit? Wat nieuwe leer is deze, dat Hij met macht ook den onreinen geesten gebiedt, en zij Hem gehoorzaam zijn!
28En Zijn gerucht ging terstond uit, in het gehele omliggende land van Galiléa.
In het huis van Petrus
29Matt. 8:14. Luk. 4:38.En van stonde aan uit de synagoge gegaan zijnde, kwamen zij in het huis van Simon en Andréas, met Jakobus en Johannes.
30En Simons vrouws moeder lag met de koorts; en terstond zeiden zij Hem van haar.
31En Hij, tot haar gaande, vatte haar hand, en richtte ze op; en terstond verliet haar de koorts, en zij diende henlieden.
32Matt. 8:16. Luk. 4:40.Als het nu avond geworden was, toen de zon onderging, brachten zij tot Hem allen, die kwalijk gesteld, en van den duivel bezeten waren.
33En de gehele stad was bijeenvergaderd omtrent de deur.
34En Hij genas er velen, die door verscheidene ziekten kwalijk gesteld waren; en wierp vele duivelen uit, en liet de duivelen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.
35Luk. 4:42.En des morgens vroeg, als het nog diep in den nacht was, opgestaan zijnde, ging Hij uit, en ging henen in een woeste plaats, Matt. 14:23.en bad aldaar.
36En Simon, en die met hem waren, zijn Hem nagevolgd.
37En zij Hem gevonden hebbende, zeiden tot Hem: Zij zoeken U allen.
38En Hij zeide tot hen: Luk. 4:43.Laat ons in de bijliggende vlekken gaan, opdat Ik ook daar predike; Jes. 61:1. Luk. 4:18.want daartoe ben Ik uitgegaan.
39En Hij predikte in hun synagogen, door geheel Galiléa, en wierp de duivelen uit.
Een melaatse genezen
40Matt. 8:2. Luk. 5:12.En tot Hem kwam een melaatse, biddende Hem, en vallende voor Hem op de knieën, en tot Hem zeggende: Indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.
41En Jezus, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, strekte de hand uit, en raakte hem aan, en zeide tot hem: Ik wil, word gereinigd!
42En als Hij dit gezegd had, ging de melaatsheid terstond van hem, en hij werd gereinigd.
43En als Hij hem strengelijk verboden had, deed Hij hem terstond van Zich gaan;
44En zeide tot hem: Zie, dat gij niemand iets zegt; maar ga heen en vertoon uzelven den priester, en offer voor uw reiniging, hetgeen Lev. 13:2. 14:1.Mozes geboden heeft, hun tot een getuigenis.
45Maar hij uitgegaan zijnde, begon vele dingen te verkondigen, en dat woord te verbreiden, alzo dat Hij niet meer openbaar in de stad kon komen, maar was buiten in de woeste plaatsen; en zij kwamen tot Hem van alle kanten.