Jezus geneest een verlamde
1En Matt. 9:1; Luk. 5:17na enkele dagen kwam Hij opnieuw in Kapernaüm; en men hoorde dat Hij thuis was.
2En meteen verzamelden zich daar velen, zodat zelfs de ruimte bij de deur hen niet meer kon bevatten; en Hij sprak het Woord tot hen.
3Matt. 9:1; Luk. 5:18Er kwamen ook enigen naar Hem toe die een verlamde brachten, door vier mannen gedragen.
4En omdat zij niet bij Hem konden komen vanwege de menigte, verwijderden zij de dakbedekking boven de plaats waar Hij was; en nadat zij het dak opengebroken hadden, lieten zij de ligmat waarop de verlamde lag, neer.
5En toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: Zoon, uw zonden zijn u vergeven.
6En er zaten daar enigen van de schriftgeleerden, en die overlegden in hun hart:
7Waarom spreekt Deze op die manier godslasteringen? Ps. 32:5; 51:3; Jes. 43:25Wie kan zonden vergeven dan God alleen?
8En Jezus, Die meteen in Zijn geest onderkende dat zij zo bij zichzelf overlegden, zei tegen hen: Waarom overlegt u deze dingen in uw hart?
9Wat is gemakkelijker, tegen de verlamde te zeggen: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen?
10Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven (zei Hij tegen de verlamde):
11Ik zeg u: Sta op, neem uw ligmat op en ga naar uw huis.
12En hij stond meteen op, en nadat hij de ligmat opgenomen had, ging hij voor het oog van allen naar buiten, zodat zij allen buiten zichzelf waren en God verheerlijkten en zeiden: Wij hebben nog nooit zoiets gezien!Het Griekse werkwoord existèmi betekent letterlijk buiten zichzelf zijn. Dit duidt gewoonlijk op een buitengewoon sterke verbazing zodat men niet meer weet hoe men het heeft. Het zich ontzetten van de SV heeft in de 21e eeuw voornamelijk een negatieve betekenis en die is hier zeker niet bedoeld.
13Matt. 9:9; Luk. 5:27En Hij vertrok weer naar de zee; en heel de menigte kwam naar Hem toe, en Hij onderwees hen.
De roeping van Levi
14En Hij ging verder en zag Levi, de zoon van Alfeüs, in het tolhuis zitten en zei tegen hem: Volg Mij! En hij stond op en volgde Hem.
15En het gebeurde, toen Hij in diens huis aanlag, dat ook veel tollenaars en zondaars met Jezus en Zijn discipelen aanlagen; want zij waren met velen en waren Hem gevolgd.
16En toen de schriftgeleerden en de Farizeeën Hem zagen eten met de tollenaars en zondaars, zeiden zij tegen Zijn discipelen: Waarom eet en drinkt Hij met de tollenaars en zondaars?
17En toen Jezus dat hoorde, zei Hij tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. Matt. 9:13; 21:31; Luk. 5:32; 19:10; 1 Tim. 1:15Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars.
Het vasten
18Matt. 9:14; Luk. 5:33En de discipelen van Johannes en van de Farizeeën vastten; en zij kwamen en zeiden tegen Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes en van de Farizeeën wel en waarom vasten Uw discipelen niet?
19En Jezus zei tegen hen: Jes. 62:5; 2 Kor. 11:2De bruiloftsgasten kunnen toch niet vasten terwijl de Bruidegom bij hen is? Zolang zij de Bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten,
20maar de dagen zullen komen dat de Bruidegom van hen weggenomen zal zijn, en dan, in die dagen, zullen zij vasten.
21En niemand naait een lap niet-gekrompen stof op een oud bovenkleed; anders scheurt de nieuwe aangenaaide lap iets af van het oude bovenkleed en ontstaat er een ergere scheur.
22Matt. 9:17Ook doet niemand nieuwe wijn in oude leren zakken; anders doet de nieuwe wijn de zakken barsten en stroomt de wijn eruit en gaan de zakken verloren; maar nieuwe wijn moet men in nieuwe zakken doen.
Jezus en de sabbat
23Deut. 23:25; Matt. 12:1; Luk. 6:1En het gebeurde dat Hij op een sabbat door de korenvelden ging; en Zijn discipelen begonnen onder het lopen aren te plukken.
24En de Farizeeën zeiden tegen Hem: Zie, waarom doen zij op de sabbat iets Ex. 20:10wat niet geoorloofd is?
25En Hij zei tegen hen: Hebt u nooit gelezen wat 1 Sam. 21:6David deed toen hij in nood verkeerde, en hij honger had, en zij die bij hem waren?
26Hoe hij het huis van God binnengegaan is ten tijde van Abjathar, de hogepriester, en de toonbroden gegeten heeft, die niemand mag eten Lev. 24:9behalve de priesters, en ze ook gegeven heeft aan hen die bij hem waren?
27En Hij zei tegen hen: De sabbat is gemaakt ter wille van de mens, niet de mens ter wille van de sabbat.
28Matt. 12:8; Luk. 6:5Daarom, de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.
2
Jezus geneest een verlamde
1En Matt. 9:1. Luk. 5:17.na sommige dagen is Hij wederom binnen Kapérnaüm gekomen; en het werd gehoord, dat Hij in huis was.
2En terstond vergaderden daar velen, alzo dat ook zelfs de plaatsen omtrent de deur hen niet meer konden bevatten; en Hij sprak het woord tot hen.
3Matt. 9:1. Luk. 5:18.En er kwamen sommigen tot Hem, brengende een geraakte, die van vier gedragen werd.
4En niet kunnende tot Hem genaken, overmits de schare, ontdekten zij het dak, waar Hij was; en dat opgebroken hebbende, lieten zij het beddeken neder, daar de geraakte op lag.
5En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon, uw zonden zijn u vergeven.
6En sommigen van de schriftgeleerden zaten aldaar, en overdachten in hun harten:
7Wat spreekt Deze aldus godslasteringen? Ps. 32:5. 51:3. Jes. 43:25.Wie kan de zonden vergeven, dan alleen God?
8En Jezus, terstond in Zijn geest bekennende, dat zij alzo in zichzelven overdachten, zeide tot hen: Wat overdenkt gij deze dingen in uw harten?
9Wat is lichter, te zeggen tot den geraakte: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, en neem uw beddeken op, en wandel?
10Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft, om de zonden op de aarde te vergeven (zeide Hij tot den geraakte):
11Ik zeg u: Sta op, en neem uw beddeken op, en ga heen naar uw huis.
12En terstond stond hij op, en het beddeken opgenomen hebbende, ging hij uit in aller tegenwoordigheid; zodat zij zich allen ontzetten, en verheerlijkten God, zeggende: Wij hebben nooit zulks gezien!
13Matt. 9:9. Luk. 5:27.En Hij ging wederom uit naar de zee; en de gehele schare kwam tot Hem, en Hij leerde hen.
Roeping van Levi
14En voorbijgaande zag Hij Levi, den zoon van Alféüs, zitten in het tolhuis, en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem.
15En het geschiedde, als Hij aanzat in deszelfs huis, dat ook vele tollenaren en zondaren aanzaten met Jezus en Zijn discipelen; want zij waren velen, en waren Hem gevolgd.
16En de schriftgeleerden en de farizeeën, ziende Hem eten met de tollenaren en zondaren, zeiden tot Zijn discipelen: Wat is het, dat Hij met de tollenaren en zondaren eet en drinkt?
17En Jezus, dat horende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Matt. 9:13. 21:31. Luk. 5:32. 19:10. 1 Tim. 1:15.Ik ben niet gekomen, om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.
Het vasten
18Matt. 9:14. Luk. 5:33.En de discipelen van Johannes en der farizeeën vastten; en zij kwamen en zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes en der farizeeën, en Uw discipelen vasten niet!
19En Jezus zeide tot hen: Jes. 62:5. 2 Kor. 11:2.Kunnen ook de bruiloftskinderen vasten, terwijl de Bruidegom bij hen is? Zo langen tijd zij den Bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten.
20Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en alsdan zullen zij vasten in dezelve dagen.
21En niemand naait een lap ongevold laken op een oud kleed; anders scheurt deszelfs nieuwe aangenaaide lap iets af van het oude kleed, en er wordt een ergere scheur.
22Matt. 9:17.En niemand doet nieuwen wijn in oude lederzakken; anders doet de nieuwe wijn de lederzakken bersten en de wijn wordt uitgestort, en de lederzakken verderven; maar nieuwen wijn moet men in nieuwe lederzakken doen.
Jezus en de sabbat
23Deut. 23:25. Matt. 12:1. Luk. 6:1.En het geschiedde, dat Hij op een sabbatdag door het gezaaide ging, en Zijn discipelen begonnen, al gaande, aren te plukken.
24En de farizeeën zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op den sabbatdag, Ex. 20:10.wat niet geoorloofd is?
25En Hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen, wat 1 Sam. 21:6.David gedaan heeft, als hij nood had, en hem hongerde, en dengenen, die met hem waren?
26Hoe hij ingegaan is in het huis Gods, ten tijde van Abjathar, den hogepriester, en de toonbroden gegeten heeft, die niemand zijn geoorloofd te eten, Lev. 24:9.dan den priesteren, en ook gegeven heeft dengenen, die met hem waren?
27En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om den mens, niet de mens om den sabbat.
28Matt. 12:8. Luk. 6:5.Zo is dan de Zoon des mensen een Heere ook van den sabbat.