1En Matt. 16:28; Luk. 9:27Hij zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat er sommigen zijn van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven voordat zij gezien zullen hebben dat het Koninkrijk van God met kracht gekomen is.
De verheerlijking
2Matt. 17:1; Luk. 9:28En na zes dagen nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes met Zich mee en bracht hen apart op een hoge berg, alleen hen; en Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd.
3En Zijn kleren werden blinkend, zeer wit, als sneeuw, zo wit als geen wolbewerker op aarde ze kan maken.
4En aan hen verscheen Elia met Mozes en zij spraken met Jezus.
5En Petrus antwoordde en zei tegen Jezus: Rabbi, het is goed dat wij hier zijn; en laten wij drie tenten maken, voor U één en voor Mozes één en voor Elia één.
6Hij wist namelijk niet wat hij zei, want zij waren zeer bevreesd.
7En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en uit de wolk kwam een stem, die zei: Jes. 42:1; Matt. 3:17; 17:5; Mark. 1:11; Luk. 3:22; 9:35; Kol. 1:13; 2 Petr. 1:17Dit is Mijn geliefde Zoon, Deut. 18:19luister naar Hem!
8En plotseling, terwijl zij om zich heen keken, zagen zij niemand meer bij zich dan Jezus alleen.
9Matt. 17:9; Luk. 9:36En toen zij van de berg afdaalden, gebood Hij hun dat zij niemand vertellen zouden wat zij gezien hadden, voordat de Zoon des mensen uit de doden zou zijn opgestaan.
10En zij hielden dit woord vast en stelden onder elkaar de vraag wat dat was, uit de doden opstaan.
11En zij vroegen Hem: Waarom zeggen de schriftgeleerden Mal. 4:5; Matt. 11:14; Luk. 1:17dat Elia eerst moet komen?
12En Hij antwoordde hun: Elia zal wel eerst komen en alles herstellen; en het zal geschieden Ps. 22:7; Jes. 53:4; Dan. 9:26zoals geschreven is over de Zoon des mensen, dat Hij veel lijden zal en veracht worden.
13Maar Ik zeg u dat Elia ook gekomen is en ze hebben met hem gedaan alles wat ze wilden, Mal. 4:5,6zoals over hem geschreven staat.
De maanzieke jongen
14En toen Hij bij de discipelen gekomen was, zag Hij een grote menigte om hen heen en enige schriftgeleerden, die met hen aan het redetwisten waren.
15En meteen toen heel de menigte Hem zag, waren zij ontdaan, en zij snelden naar Hem toe en begroetten Hem.Lopen vs. snellen: Het woordje lopen zoals dat door de Statenvertalers gebruikt werd, had in de 17e eeuw de betekenis van snel lopen. Vandaar dat de HSV het grondwoord in veel gevallen met snellen, wegsnellen of toesnellen vertaalt. Op ander plaatsen, waar het om een wedstrijd gaat, is gekozen voor hardlopen. Een enkele keer is gewoon lopen voldoende omdat het zinsverband voldoende duidelijk maakt dat het om hardlopen gaat. In 2 Thes. 3:1 heeft het grondwoord een wat meer abstracte betekenis. Daar is gekozen voor zijn loop hebben.
16En Hij vroeg aan de schriftgeleerden: Waarom redetwist u met hen?
17Matt. 17:14; Luk. 9:37,38En iemand uit de menigte antwoordde: Meester, ik heb mijn zoon bij U gebracht, die een geest heeft die maakt dat hij niet kan spreken.
18En waar hij hem ook aangrijpt, werpt hij hem tegen de grond, en het schuim staat hem op de mond en hij knarst met zijn tanden en verstijft; en ik heb tegen Uw discipelen gezegd dat zij hem moesten uitdrijven, maar zij konden het niet.
19En Hij antwoordde hem en zei: O ongelovig geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Breng hem bij Mij.
20En zij brachten hem bij Hem; Mark. 1:26en toen hij Hem zag, deed de geest hem meteen stuiptrekken; en hij viel op de grond en wentelde zich met schuim op de mond.
21En Hij vroeg aan zijn vader: Hoelang is het al dat dit hem overkomt? En hij zei: Van jongs af aan.
22En vaak heeft hij hem ook in het vuur en in het water geworpen om hem om te brengen; maar als U iets kunt, wees dan met innerlijke ontferming bewogen over ons en help ons.
23En Jezus zei tegen hem: Als u kunt geloven, Luk. 17:6alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.
24En meteen riep de vader van het kind onder tranen: Ik geloof, Heere! Kom mijn ongeloof te hulp.
25En toen Jezus zag dat de menigte samenstroomde, bestrafte Hij de onreine geest en zei tegen hem: Geest die maakt dat men niet kan spreken en die doof maakt, Ik beveel u: ga uit hem weg en kom niet meer in hem terug!
26En onder geschreeuw en hevig stuiptrekken ging hij uit hem weg; en de jongen werd als een dode, zodat velen zeiden dat hij gestorven was.
27En Jezus pakte hem bij de hand en richtte hem op; en hij stond op.
28Matt. 17:19En toen Hij in huis gegaan was, en zij alleen waren, vroegen Zijn discipelen Hem: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven?
29En Hij zei tegen hen: Dit soort kan nergens anders door uitgaan dan door bidden en vasten.
De tweede aankondiging van het lijden
30Matt. 16:21; 17:22; 20:18; Mark. 8:31; 10:33; Luk. 9:22; 18:31; 24:7En zij vertrokken vandaar en reisden door Galilea; en Hij wilde niet dat iemand het zou weten.
31Want Hij gaf onderwijs aan Zijn discipelen en zei tegen hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen van mensen en zij zullen Hem doden, en nadat Hij gedood is, zal Hij op de derde dag opstaan.
32Maar zij begrepen dat woord niet en zij waren bevreesd Hem ernaar te vragen.
33Matt. 18:1; Luk. 9:46; 22:24En Hij kwam in Kapernaüm en toen Hij thuisgekomen was, vroeg Hij hun: Waarover had u het met elkaar onderweg?
34Maar zij zwegen, want zij hadden onderweg een woordenwisseling met elkaar gehad over wie de belangrijkste was.
35En Hij ging zitten, riep de twaalf en zei tegen hen: Matt. 20:27; Mark. 10:43Als iemand de eerste wil zijn, moet hij de laatste van allen zijn en een dienaar van allen.
36En Hij nam een kind, zette dat in hun midden en Mark. 10:16omarmde het, en Hij zei tegen hen:
37Matt. 18:5; Luk. 9:48; Joh. 13:20Wie een van zulke kinderen ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, die ontvangt niet Mij, maar Hem Die Mij gezonden heeft.
Waarschuwing tegen struikelblokken
38Luk. 9:49En Johannes antwoordde Hem: Meester, wij hebben iemand gezien die demonen uitdreef in Uw Naam, iemand die ons niet volgt; en wij hebben het hem verboden, omdat hij ons niet volgt.Demonen: Er zijn in het Grieks twee verschillende woorden die in de SV allebei met duivel zijn vertaald zodat het onderlinge verschil niet meer zichtbaar is. Dat is in dit geval een gemis, omdat het verschil in betekenis tussen de twee betreffende termen niet zonder relevantie is. Het Griekse diabolos verwijst namelijk naar de duivel zelf, terwijl het woord daimoon betrekking heeft op een engel van de duivel. Vandaar dat besloten is om het eerste woord met duivel te vertalen en het tweede met demon.
391 Kor. 12:3Maar Jezus zei: Verbied het hem niet, want er is niemand die een kracht doen zal in Mijn Naam en kort daarna kwaad van Mij zal kunnen spreken.
40Want wie niet tegen ons is, die is voor ons.
41Want Matt. 10:42wie u een beker water te drinken zal geven in Mijn Naam omdat u discipelen van Christus bent, voorwaar, Ik zeg u: hij zal zijn loon beslist niet verliezen.
42Matt. 18:6; Luk. 17:2En wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem zijn dat er een molensteen om zijn hals werd gedaan en hij in de zee geworpen werd.
43Deut. 13:6; Matt. 5:30; 18:8En als uw hand u doet struikelen, hak hem dan af; het is beter voor u verminkt het leven in te gaan dan met twee handen heen te gaan in de hel, in het onuitblusbare vuur,
44Jes. 66:24waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt.Dit vers komt niet in alle Griekse manuscripten voor.
45En als uw voet u doet struikelen, hak hem dan af; het is beter voor u kreupel het leven in te gaan dan met twee voeten geworpen te worden in de hel, in het onuitblusbare vuur,
46waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt.Dit vers komt niet in alle Griekse manuscripten voor.
47En als uw oog u doet struikelen, werp het dan uit; het is beter voor u met één oog het Koninkrijk van God in te gaan dan met twee ogen in het helse vuur9:47 het helse vuur - Letterlijk: de hel van het vuur. geworpen te worden,
48waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt.
49Want iedereen zal met vuur gezouten worden Lev. 2:13en ieder offer zal met zout gezouten worden.
50Matt. 5:13; Luk. 14:34Het zout is goed, maar als het zout zoutloos wordt, waarmee zult u het smakelijk maken? Rom. 12:18; Hebr. 12:14Heb zout in uzelf en leef met elkaar in vrede.
9
1En Matt. 16:28. Luk. 9:27.Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat er sommigen zijn van degenen, die hier staan, die den dood niet zullen smaken, totdat zij zullen hebben gezien, dat het Koninkrijk Gods met kracht gekomen is.
De verheerlijking
2Matt. 17:1. Luk. 9:28.En na zes dagen nam Jezus met Zich Petrus, en Jakobus, en Johannes, en bracht hen op een hogen berg bezijden alleen; en Hij werd voor hen van gedaante veranderd.
3En Zijn klederen werden blinkende, zeer wit als sneeuw, hoedanige geen voller op aarde zo wit maken kan.
4En van hen werd gezien Elías met Mozes, en zij spraken met Jezus.
5En Petrus, antwoordende, zeide tot Jezus: Rabbi, het is goed, dat wij hier zijn, en laat ons drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elías een.
6Want hij wist niet, wat hij zeide; want zij waren zeer bevreesd.
7En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en een stem kwam uit de wolk, zeggende: Jes. 42:1. Matt. 3:17. 17:5. Mark. 1:11. Luk. 3:22. 9:35. Kol. 1:13. 2 Petr. 1:17.Deze is Mijn geliefde Zoon, Deut. 18:19.hoort Hem!
8En haastelijk rondom ziende, zagen zij niemand meer, dan Jezus alleen bij zich.
9Matt. 17:9. Luk. 9:36.En als zij van den berg afkwamen, gebood Hij hun, dat zij niemand verhalen zouden, hetgeen zij gezien hadden, dan wanneer de Zoon des mensen uit de doden zou opgestaan zijn.
10En zij behielden dit woord bij zichzelven, vragende onder elkander, wat het was, uit de doden opstaan.
11En zij vraagden Hem, zeggende: Waarom zeggen de schriftgeleerden, Mal. 4:5. Matt. 11:14. Luk. 1:17.dat Elías eerst komen moet?
12En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Elías zal wel eerst komen, en alles wederoprichten; en het zal geschieden, Ps. 22:7. Jes. 53:4. Dan. 9:26.gelijk geschreven is van den Zoon des mensen, dat Hij veel lijden zal en veracht worden.
13Maar Ik zeg u, dat ook Elías gekomen is, en zij hebben hem gedaan al wat zij gewild hebben, Mal. 4:5, 6.gelijk van hem geschreven is.
De maanzieke knaap
14En als Hij bij de discipelen gekomen was, zag Hij een grote schare rondom hen, en enige schriftgeleerden met hen twistende.
15En terstond de gehele schare Hem ziende, werd verbaasd, en toelopende groetten zij Hem.
16En Hij vraagde den schriftgeleerden: Wat twist gij met dezen?
17Matt. 17:14. Luk. 9:37, 38.En een uit de schare, antwoordende, zeide: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht, die een stommen geest heeft.
18En waar hij hem ook aangrijpt, zo scheurt hij hem, en schuimt, en knerst met zijn tanden, en verdort; en ik heb Uw discipelen gezegd dat zij hem zouden uitwerpen, en zij hebben niet gekund.
19En Hij antwoordde hem, en zeide: O ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem tot Mij.
20En zij brachten denzelven tot Hem; Mark. 1:26.en als hij Hem zag, scheurde hem terstond de geest; en hij vallende op de aarde, wentelde zich al schuimende.
21En Hij vraagde zijn vader: Hoe langen tijd is het, dat hem dit overkomen is? En hij zeide: Van zijn kindsheid af.
22En menigmaal heeft hij hem ook in het vuur en in het water geworpen, om hem te verderven; maar zo Gij iets kunt, wees met innerlijke ontferming over ons bewogen, en help ons.
23En Jezus zeide tot hem: Zo gij kunt geloven, Luk. 17:6.alle dingen zijn mogelijk dengene, die gelooft.
24En terstond de vader des kinds, roepende met tranen, zeide: Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp.
25En Jezus ziende, dat de schare gezamenlijk toeliep, bestrafte den onreinen geest, zeggende tot hem: Gij stomme en dove geest! Ik beveel u, ga uit van hem, en kom niet meer in hem.
26En hij, roepende en hem zeer scheurende, ging uit; en het kind werd als dood, alzo dat velen zeiden, dat het gestorven was.
27En Jezus, hem bij de hand grijpende, richtte hem op; en hij stond op.
28Matt. 17:19.En als Hij in huis gegaan was, vraagden Hem Zijn discipelen alleen: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen?
29En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan nergens door uitgaan, dan door bidden en vasten.
Tweede aankondiging van het lijden
30Matt. 16:21. 17:22. 20:18. Mark. 8:31. 10:33. Luk. 9:22. 18:31. 24:7.En van daar weggaande, reisden zij door Galiléa; en Hij wilde niet, dat het iemand wist.
31Want Hij leerde Zijn discipelen, en zeide tot hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen, en zij zullen Hem doden, en gedood zijnde, zal Hij ten derden dage wederopstaan.
32Maar zij verstonden dat woord niet, en zij vreesden Hem te vragen.
33Matt. 18:1. Luk. 9:46. 22:24.En Hij kwam te Kapérnaüm, en in het huis gekomen zijnde, vraagde Hij hun: Waarvan hadt gij woorden onder elkander op den weg?
34Doch zij zwegen; want zij waren onder elkander in woorden geweest op den weg, wie de meeste zou zijn.
35En nedergezeten zijnde, riep Hij de twaalven, en zeide tot hen: Matt. 20:27. Mark. 10:43.Indien iemand wil de eerste zijn, die zal de laatste van allen zijn, en aller dienaar.
36En nemende een kindeken, stelde Hij dat midden onder hen, en Mark. 10:16.omving het met Zijn armen, en zeide tot hen:
37Matt. 18:5. Luk. 9:48. Joh. 13:20.Zo wie een van zodanige kinderkens zal ontvangen in Mijn Naam, die ontvangt Mij; en zo wie Mij zal ontvangen, die ontvangt Mij niet, maar Dien, Die Mij gezonden heeft.
Waarschuwing tegen het geven van ergernis
38Luk. 9:49.En Johannes antwoordde Hem, zeggende: Meester! wij hebben een gezien, die de duivelen uitwierp in Uw Naam, welke ons niet volgt; en wij hebben het hem verboden, omdat hij ons niet volgt.
391 Kor. 12:3.Doch Jezus zeide: Verbiedt hem niet; want er is niemand, die een kracht doen zal in Mijn Naam, en haastelijk van Mij zal kunnen kwalijk spreken.
40Want wie tegen ons niet is, die is voor ons.
41Want Matt. 10:42.zo wie ulieden een beker water zal te drinken geven in Mijn Naam, omdat gij discipelen van Christus zijt, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen.
42Matt. 18:6. Luk. 17:2.En zo wie één van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem beter, dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en dat hij in de zee geworpen ware.
43Deut. 13:6. Matt. 5:30. 18:8.En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur;
44Jes. 66:24.Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt.
45En indien uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel, in het onuitblusselijk vuur;
46Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt.
47En indien uw oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar één oog hebbende in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden;
48Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt.
49Want een ieder zal met vuur gezouten worden, Lev. 2:13.en iedere offerande zal met zout gezouten worden.
50Matt. 5:13. Luk. 14:34.Het zout is goed; maar indien het zout onzout wordt, waarmede zult gij dat smakelijk maken? Rom. 12:18. Hebr. 12:14.Hebt zout in uzelven, en houdt vrede onder elkander.