De arbeiders in de wijngaard
1Want het Koninkrijk der hemelen is als een heer des huizes, die 's morgens vroeg eropuit ging om arbeiders voor zijn wijngaard in te huren.
2Nadat hij het met de arbeiders eens geworden was voor een penning20:2 penning - Letterlijk: denarie, dat is het dagloon van een arbeider; zie ook de verzen 9, 10, en 13. per dag, stuurde hij hen zijn wijngaard in.
3En toen hij omstreeks het derde uur eropuit ging, zag hij anderen werkloos op de markt staan.
4Ook tegen hen zei hij: Gaat u ook naar de wijngaard, en ik zal u geven wat rechtvaardig is. En zij gingen.
5Toen hij nogmaals eropuit gegaan was, omstreeks het zesde en het negende uur, deed hij hetzelfde.
6En toen hij omstreeks het elfde uur eropuit ging, vond hij weer anderen werkloos staan en hij zei tegen hen: Waarom staat u hier heel de dag werkloos?
7Zij zeiden tegen hem: Omdat niemand ons ingehuurd heeft. Hij zei tegen hen: Gaat u ook naar de wijngaard en u zult ontvangen wat rechtvaardig is.
8Toen het avond geworden was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: Roep de arbeiders en geef hun het loon, te beginnen bij de laatsten, tot de eersten.
9En toen zij kwamen die omstreeks het elfde uur ingehuurd waren, ontvingen zij ieder een penning.
10En toen de eersten kwamen, dachten zij dat zij meer ontvangen zouden; maar ook zij ontvingen ieder een penning.
11Toen zij die ontvangen hadden, morden zij tegen de heer des huizes
12en zeiden: Deze laatsten hebben maar één uur gewerkt, en u hebt ze gelijkgesteld met ons, die de last van de dag en de hitte verdragen hebben.
13Maar hij antwoordde en zei tegen een van hen: Vriend, ik doe u geen onrecht; bent u het niet met mij eens geworden over een penning?
14Neem wat van u is, en vertrek. Ik wil aan hem die het laatst kwam, hetzelfde geven als aan u.
15Rom. 9:21Of is het mij niet geoorloofd met het mijne te doen wat ik wil? Of bent u afgunstig20:15 bent u afgunstig - Letterlijk: is uw oog boos. omdat ik goed ben?
16Matt. 19:30; Mark. 10:31; Luk. 13:30Zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; Matt. 22:14want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.
Derde aankondiging van het lijden
17Mark. 10:32; Luk. 18:31; 24:7En toen Jezus naar Jeruzalem ging, nam Hij de twaalf discipelen onderweg apart bij Zich en zei tegen hen:
18Zie, wij gaan naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen;
19Matt. 27:2; Luk. 23:1; Joh. 18:28,31; Hand. 3:23en zij zullen Hem aan de heidenen overleveren om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; maar op de derde dag zal Hij opgewekt worden.
De zonen van Zebedeüs
20Mark. 10:35Toen kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs met haar zonen naar Hem toe. Zij knielde voor Hem neer om Hem iets te vragen.
21Hij zei tegen haar: Wat wilt u? Zij zei tegen Hem: Zeg dat deze twee zonen van mij mogen zitten, de één aan Uw rechter- en de ander aan Uw linkerhand in Uw Koninkrijk.
22Maar Jezus antwoordde en zei: Rom. 8:26U weet niet wat u vraagt; kunt u de drinkbeker drinken die Ik drinken zal, en met de doop gedoopt worden Luk. 12:50waarmee Ik gedoopt word? Zij zeiden tegen Hem: Dat kunnen wij.
23En Hij zei tegen hen: Mijn drinkbeker zult u wel drinken, en met de doop waarmee Ik gedoopt word, zult u gedoopt worden; maar het zitten aan Mijn rechter- en aan Mijn linkerhand is niet aan Mij om te geven, maar het zal gegeven worden aan hen voor wie het bestemd is Matt. 25:34door Mijn Vader.
24En toen de andere tien dit hoorden, namen zij het de twee broers zeer kwalijk.
25En toen Jezus hen bij Zich geroepen had, zei Hij: Mark. 10:42; Luk. 22:25U weet dat de leiders van de volken heerschappij over hen voeren, en de groten macht over hen uitoefenen.Heerschappij: De Heere Jezus tekent hier een hiërarchie. De volken hebben leiders over zich die heerschappij voeren. En die leiders op hun beurt hebben groten boven zich die macht over hen uitoefenen.
261 Petr. 5:3Maar zo zal het onder u niet zijn; maar wie onder u groot wil worden, die moet uw dienaar zijn;
27Matt. 23:11; Mark. 9:35; 10:43en wie onder u de eerste wil zijn, die moet uw dienaar zijn,
28Luk. 22:27; Joh. 13:14; Filipp. 2:7zoals ook de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en Efez. 1:7; 1 Tim. 2:6; 1 Petr. 1:19Zijn ziel te geven tot een losprijs voor velen.
De blinden van Jericho
29Mark. 10:46; Luk. 18:35En toen zij Jericho uit gingen, volgde een grote menigte Hem.
30En zie, twee blinden, die aan de weg zaten, riepen, toen zij hoorden dat Jezus voorbijging: Heere, Zoon van David, ontferm U over ons!
31De menigte bestrafte hen, opdat zij zouden zwijgen; maar zij riepen des te meer: Ontferm U over ons, Heere, Zoon van David!
32En Jezus stond stil, riep hen en zei: Wat wilt u dat Ik voor u doen zal?
33Zij zeiden tegen Hem: Heere, dat onze ogen geopend worden.
34En Jezus, Die innerlijk met ontferming bewogen was, raakte hun ogen aan; en meteen werden hun ogen ziende, en zij volgden Hem.
20
De gelijkenis der arbeiders in den wijngaard
1Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer des huizes, die met den morgenstond uitging, om arbeiders te huren in zijn wijngaard.
2En als hij met de arbeiders eens geworden was, voor een penning des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard.
3En uitgegaan zijnde omtrent de derde ure, zag hij anderen, ledig staande op de markt.
4En hij zeide tot dezelve: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zal ik u geven. En zij gingen.
5Wederom uitgegaan zijnde omtrent de zesde en negende ure, deed hij desgelijks.
6En uitgegaan zijnde omtrent de elfde ure, vond hij anderen ledig staande, en zeide tot hen: Wat staat gij hier den gehelen dag ledig?
7Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen.
8Als het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards, tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon, beginnende van de laatsten tot de eersten.
9En als zij kwamen, die ter elfder ure gehuurd waren, ontvingen zij ieder een penning.
10En de eersten komende, meenden, dat zij meer ontvangen zouden; en zij zelven ontvingen ook elk een penning.
11En dien ontvangen hebbende, murmureerden zij tegen den heer des huizes,
12Zeggende: Deze laatsten hebben maar één uur gearbeid, en gij hebt ze ons gelijk gemaakt, die den last des daags en de hitte gedragen hebben.
13Doch hij, antwoordende, zeide tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning?
14Neem het uwe en ga heen. Ik wil dezen laatste ook geven, gelijk als u.
15Rom. 9:21.Of is het mij niet geoorloofd, te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben?
16Matt. 19:30. Mark. 10:31. Luk. 13:30.Alzo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; Matt. 22:14.want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.
Derde aankondiging van het lijden
17Mark. 10:32. Luk. 18:31. 24:7.En Jezus, opgaande naar Jeruzalem, nam tot Zich de twaalf discipelen alleen op den weg, en zeide tot hen:
18Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal den overpriesteren en schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen;
19Matt. 27:2. Luk. 23:1. Joh. 18:28, 31. Hand. 3:23.En zij zullen Hem den heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen, en te kruisigen; en ten derden dage zal Hij weder opstaan.
De twee zonen van Zebedéüs
20Mark. 10:35.Toen kwam de moeder der zonen van Zebedéüs tot Hem met haar zonen, Hem aanbiddende, en begerende wat van Hem.
21En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen, de een tot Uw rechter- en de ander tot Uw linkerhand in Uw Koninkrijk.
22Maar Jezus antwoordde en zeide: Rom. 8:26.Gijlieden weet niet wat gij begeert; kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drinken zal, en met den doop gedoopt worden, Luk. 12:50.waarmede Ik gedoopt worde? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen.
23En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij wel drinken, en met den doop, waarmede Ik gedoopt worde, zult gij gedoopt worden; maar het zitten tot Mijn rechter-, en tot Mijn linkerhand staat bij Mij niet te geven, maar het zal gegeven worden dien het bereid is Matt. 25:34.van Mijn Vader.
24En als de andere tien dat hoorden, namen zij het zeer kwalijk van de twee broeders.
25En als Jezus hen tot Zich geroepen had, zeide Hij: Mark. 10:42. Luk. 22:25.Gij weet, dat de oversten der volken heerschappij voeren over hen, en de groten gebruiken macht over hen.
261 Petr. 5:3.Doch alzo zal het onder u niet zijn; maar zo wie onder u zal willen groot worden, die zij uw dienaar;
27Matt. 23:11. Mark. 9:35. 10:43.En zo wie onder u zal willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht.
28Luk. 22:27. Joh. 13:14. Filipp. 2:7.Gelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Efez. 1:7. 1 Tim. 2:6. 1 Petr. 1:19.Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.
De twee blinden van Jericho
29Mark. 10:46. Luk. 18:35.En als zij van Jericho uitgingen, is Hem een grote schare gevolgd.
30En ziet, twee blinden, zittende aan den weg, als zij hoorden, dat Jezus voorbijging, riepen, zeggende: Heere, Gij Zone Davids! ontferm U onzer.
31En de schare bestrafte hen, opdat zij zwijgen zouden; maar zij riepen te meer, zeggende: Ontferm U onzer, Heere, Gij Zone Davids!
32En Jezus, stil staande, riep hen en zeide: Wat wilt gij, dat Ik u doe?
33Zij zeiden tot Hem: Heere! dat onze ogen geopend worden.
34En Jezus, innerlijk bewogen zijnde met barmhartigheid, raakte hun ogen aan; en terstond werden hun ogen ziende, en zij volgden Hem.