Johannes de Doper
1In die dagen Mark. 1:4; Luk. 3:3trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea,
2en zei: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
3Want deze is het over wie gesproken werd door de profeet Jesaja toen hij zei: Jes. 40:3; Mark. 1:3; Luk. 3:4; Joh. 1:23De stem van iemand die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht.
4Deze Johannes had kleding Mark. 1:6van kameelhaar en een leren gordel om zijn middel; zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honing.
5Toen liep Jeruzalem, heel Judea en heel het land rondom de Jordaan naar hem uit,
6Mark. 1:5en zij werden door hem gedoopt in de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden.
7Toen hij Luk. 3:7velen van de Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop zag afkomen, zei hij tegen hen: Matt. 12:34; 23:33Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn?
8Luk. 3:8Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering,
9en denk niet dat u bij uzelf kunt zeggen: Joh. 8:39Wij hebben Abraham als vader; want ik zeg u dat God zelfs uit deze stenen voor Abraham kinderen kan verwekken.
10De bijl ligt zelfs al aan de wortel van de bomen; Matt. 7:19; Joh. 15:6elke boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.
11Ik doop u wel met water tot bekering, Mark. 1:7; Luk. 3:16; Joh. 1:15,26; Hand. 1:5; 11:16; 19:4maar Hij Die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben het niet waard Hem Zijn sandalen na te dragen. Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur.
12Zijn wan is in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer grondig reinigen en Zijn tarwe in de schuur verzamelen en Hij zal het kaf met onuitblusbaar vuur verbranden.
Johannes doopt Jezus
13Mark. 1:9; Luk. 3:21Toen kwam Jezus van Galilea naar de Jordaan, naar Johannes, om door hem gedoopt te worden.
14Maar Johannes wilde Hem hiervan weerhouden en zei: Ik heb het nodig door U gedoopt te worden, en komt U naar mij?
15Maar Jezus antwoordde hem en zei: Laat het nu gebeuren, want op deze wijze past het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij het Hem toe.
16En nadat Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen op uit het water; en zie, de hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag Jes. 11:2; 42:1; Joh. 1:32de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen.De HSV wijkt hier in lichte mate af van de SV. Daar staat namelijk hij zag ... op Hem komen. De vraag is dus wie de duif zag neerdalen, Johannes of Jezus? De HSV heeft een andere keuze gemaakt dan de SV, en wel om de volgende redenen: (1) Lezen we Matth. 3:16 integraal, dan lijkt het hier alleen over Jezus te gaan. Er is geen directe aanleiding in de tekst om van een persoonswisseling uit te gaan. Bovendien wordt de passage er inhoudelijk sterker door wanneer we uitgaan van één persoon als onderwerp, zeker als er geen enkele aanleiding is om dit niet te doen. (2) Gezien het feit dat het om een evangelie gaat wordt hier als het ware “ingezoomd” op een belangrijk moment. Dat Jezus dat moment ook meemaakt en participeert door te kijken is een bijzonder mooi detail. (3) In de Vroege Kerk heeft men dit kennelijk ook zo gezien, want de Vulgata heeft: et vidit Spiritum Dei descendentem sicut columbam et uenientem super se (dus niet: super eum). (4) Vers 16-17 vormt een inhoudelijke eenheid. Onze aandacht wordt op Jezus alleen gericht, om Hem gaat het hier. Hij is de Zoon van God, in Wie God de Vader Zijn welbehagen heeft, en niemand anders. Dat Johannes “meekijkt” zou binnen deze context zelfs bijna als storend kunnen worden ervaren.
17En zie, een stem uit de hemelen zei: Jes. 42:1; Matt. 12:18; 17:5; Luk. 9:35; Kol. 1:13; 2 Petr. 1:17Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!
3
Johannes de Doper
1En in die dagen Mark. 1:4. Luk. 3:3.kwam Johannes de Doper, predikende in de woestijn van Judéa,
2En zeggende: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
3Want deze is het, van denwelken gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: Jes. 40:3. Mark. 1:3. Luk. 3:4. Joh. 1:23.De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht!
4En dezelve Johannes had zijn kleding Mark. 1:6.van kemelshaar, en een lederen gordel om zijn lenden; en zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honig.
5Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem en geheel Judéa, en het gehele land rondom de Jordaan;
6Mark. 1:5.En werden van hem gedoopt in de Jordaan, belijdende hun zonden.
7Hij dan, ziende Luk. 3:7.velen van de farizeeën en sadduceeën tot zijn doop komen, sprak tot hen: Matt. 12:34. 23:33.Gij adderengebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?
8Luk. 3:8.Brengt dan vruchten voort, der bekering waardig.
9En meent niet bij uzelven te zeggen: Joh. 8:39.Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken.
10En ook is alrede de bijl aan den wortel der bomen gelegd; Matt. 7:19. Joh. 15:6.alle boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.
11Ik doop u wel met water tot bekering; Mark. 1:7. Luk. 3:16. Joh. 1:15, 26. Hand. 1:5. 11:16. 19:4.maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen.
12Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren, en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden.
Jezus gedoopt
13Mark. 1:9. Luk. 3:21.Toen kwam Jezus van Galiléa naar de Jordaan, tot Johannes, om van hem gedoopt te worden.
14Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig van U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij?
15Maar Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af.
16En Jezus, gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag Jes. 11:2. 42:1. Joh. 1:32.den Geest Gods nederdalen, gelijk een duive, en op Hem komen.
17En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Jes. 42:1. Matt. 12:18. 17:5. Luk. 9:35. Kol. 1:13. 2 Petr. 1:17.Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb!