Aanbeveling van wijsheid, tevredenheid en eenvoud
1Een goede naam Spr. 22:1is beter dan goede olie
en de dag van de dood is beter dan de dag dat iemand geboren wordt.
2Het is beter naar een klaaghuis te gaan dan naar een huis te gaan waar een feestmaal gehouden wordt.
Dat is immers het einde van ieder mens, en de levende moet het ter harte nemen.
3Verdriet is beter dan lachen,
want bij een treurig gezicht gaat het goed met het hart.
4Het hart van wijzen is in een klaaghuis,
maar het hart van dwazen in een huis van blijdschap.
5Het Spr. 13:18; 15:31,32is beter te luisteren naar de bestraffing van een wijze
dan dat iemand luistert naar het lied van dwazen.
6Want Ps. 58:10als het knetteren van de dorens onder de kookpot,
zo is het lachen van de dwaas.
Ook dat is vluchtig.
7Voorzeker, onderdrukking zou een wijze waanzinnig maken,
en geschenken bederven het hart.
8Het einde van een zaak is beter dan zijn begin.
Beter een geduldige geest dan een hoogmoedige geest.Het begrip “lankmoedig” is zo verouderd dat niemand meer goed weet wat het betekent. Het gevolg is dat mensen betekenissen aan het woord gaan toekennen die het feitelijk niet bezit. Het Hebreeuwse grondwoord zou heel letterlijk vertaald kunnen worden met “lang van neusgaten”. In het Hebreeuwse taaleigen is er echter een verband tussen de neus en boosheid. Een iets vrijere vertaling is dan ook “traag tot toorn”. Het wordt zowel voor mensen (Spr 14:29) als voor God (Ex 34:6) gebruikt. Het is dus niet vol te houden dat het hier alleen om een goddelijke eigenschap zou gaan. Eén van de critici is van mening dat het woord “lankmoedig” in de Middeleeuwen nog niet bestond, en speciaal bedacht is ten dienste van de prediking van het Woord. Dat is echter onjuist. Het Nederlandse “lankmoedig” is weliswaar ontleend aan het Latijnse “longanimis”, dat vooral in Christelijk-Latijnse literatuur voorkomt (mogelijk een letterlijke vertaling van het Griekse “makrothumia”), maar alle handboeken geven aan dat dit woord in de Middeleeuwen reeds volop voorkwam, in de vorm van “lancmoedich” en “lancmoedicheit”. Dit woord is echter sterk verouderd en komt buiten de Bijbel steeds minder voor. Bovendien is er een uitstekend alternatief: “geduldig”. Dat “lankmoedig” een diepere lading zou hebben dan “geduldig”, spreken wij tegen.
9Wees niet te snel geërgerd in uw geest,
want ergernis rust in de boezem van dwazen.
10Zeg niet: Hoe komt het
dat de dagen van vroeger beter waren dan deze?
Want niet uit wijsheid
zou u dat vragen.
11Wijsheid is goed met een erfelijk bezit:
een voordeel voor hen die de zon zien.
12Immers, wijsheid biedt schaduw en geld biedt schaduw.
Het voordeel van kennis is echter dat wijsheid haar bezitters het leven geeft.
13Bezie het werk van God,
want wie kan rechtmaken wat Hij krom gemaakt heeft?
14Geniet op de dag van voorspoed
van het goede,
maar bedenk
op de dag van tegenspoed
dat God zowel de ene als de andere
gemaakt heeft,
zodat de mens niet kan doorgronden iets wat na hem zijn zal.
15Dit alles heb ik gezien
in mijn vluchtige dagen:
er is een rechtvaardige die omkomt in zijn rechtvaardigheid,
en er is een goddeloze die bij al zijn slechtheid zijn dagen verlengt.
16Wees niet al te rechtvaardig
en acht uzelf niet bovenmate wijs.
Waarom zou u uzelf verwoesten?
17Wees niet al te goddeloos
en wees niet al te dwaas.
Waarom zou u sterven vóór uw tijd?
18Het is goed dat u aan het ene vasthoudt
en daarbij uw hand niet van het andere aftrekt.
Immers wie God vreest, ontkomt aan dit alles.
19De wijsheid maakt de wijze sterker
dan tien machthebbers die in de stad zijn.
201 Kon. 8:46,47; 2 Kron. 6:36; Spr. 20:9; 1 Joh. 1:8Voorzeker, er is geen mens rechtvaardig op de aarde,
die goeddoet en niet zondigt.
21Zet ook uw hart niet
op alle woorden die men spreekt,
opdat u niet hoort dat uw knecht u vervloekt.
22Want uw hart heeft
ook vele keren erkend
dat ook u
anderen hebt vervloekt.
23Dit alles heb ik met wijsheid beproefd.
Ik zei: Ik wil wijs worden,
maar de wijsheid bleef ver bij mij vandaan.
24Veraf is dat wat gebeurd is.
Het zit heel diep: wie kan het terugvinden?
25Ik kwam ertoe, ook met mijn hart, om te kennen en na te speuren,
wijsheid te zoeken en tot een slotsom te komen,
Pred. 1:17; 2:12om in te zien dat goddeloosheid dwaas
en dwaasheid onverstand is.
26Ik vond Spr. 5:3; 6:24 enz.; 7:6 enz.iets wat bitterder is dan de dood:
de vrouw die een vangnet is.
Haar hart is een sleepnet,
haar handen zijn boeien.
Wie goed is voor het aangezicht van God,
zal aan haar ontkomen,
maar een Spr. 6:26; 7:23; 22:14zondaar wordt door haar gevangen.
27Zie, dit heb ik gevonden,
zegt Prediker,
het ene bij het andere,
om tot een slotsom te komen,
28die ik nog altijd zoek,
maar niet heb gevonden.
Eén man onder duizend heb ik gevonden.
Een vrouw onder die allen heb ik echter niet gevonden.
29Alleen, zie, dit heb ik gevonden:
dat God de mens oprecht gemaakt heeft,
maar zij hebben vele uitvluchten gezocht.
7
Aanbeveling van wijsheid, tevredenheid en eenvoud
1Beter Spr. 22:1.is een goede naam, dan goede olie, en de dag des doods, dan de dag, dat iemand geboren wordt.
2Het is beter te gaan in het klaaghuis, dan te gaan in het huis des maaltijds; want in hetzelve is het einde aller mensen, en de levende legt het in zijn hart.
3Het treuren is beter dan het lachen; want door de droefheid des aangezichts wordt het hart gebeterd.
4Het hart der wijzen is in het klaaghuis; maar het hart der zotten in het huis der vreugde.
5Het Spr. 13:18. 15:31, 32.is beter te horen het bestraffen des wijzen, dan dat iemand hore het gezang der dwazen.
6Want Ps. 58:10.gelijk het geluid der doornen onder een pot is, alzo is het lachen eens zots. Dit is ook ijdelheid.
7Voorwaar, de onderdrukking zou wel een wijze dol maken; en het geschenk verderft het hart.
8Het einde van een ding is beter dan zijn begin; de lankmoedige is beter dan de hoogmoedige.
9Zijt niet haastig in uw geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem der dwazen.
10Zeg niet: Wat is er, dat de vorige dagen beter geweest zijn, dan deze? Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen.
11De wijsheid is goed met een erfdeel; en degenen, die de zon aanschouwen, hebben voordeel daarvan.
12Want de wijsheid is tot een schaduw, en het geld is tot een schaduw; maar de uitnemendheid der wetenschap is, dat de wijsheid haar bezitters het leven geeft.
13Aanmerk het werk Gods; want wie kan recht maken, dat Hij krom gemaakt heeft?
14Geniet het goede ten dage des voorspoeds, maar ten dage des tegenspoeds, zie toe; want God maakt ook den een tegenover den ander, ter oorzake dat de mens niet zou vinden iets, dat na hem zal zijn.
15Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid; er is een rechtvaardige, die in zijn gerechtigheid omkomt; daarentegen is er een goddeloze, die in zijn boosheid zijn dagen verlengt.
16Wees niet al te rechtvaardig, noch houd uzelven al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen?
17Wees niet al te goddeloos, noch wees al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd?
18Het is goed, dat gij daaraan vasthoudt, en trek ook uw hand van dit niet af; want die God vreest, die ontgaat dat al.
19De wijsheid versterkt den wijze meer dan tien heerschappers, die in een stad zijn.
201 Kon. 8:46, 47. 2 Kron. 6:36. Spr. 20:9. 1 Joh. 1:8.Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet, en niet zondigt.
21Geef ook uw hart niet tot alle woorden, die men spreekt, opdat gij niet hoort, dat uw knecht u vloekt.
22Want uw hart heeft ook veelmalen bekend, dat gij ook anderen gevloekt hebt.
23Dit alles heb ik met wijsheid verzocht; ik zeide: Ik zal wijsheid bekomen, maar zij was nog verre van mij.
24Hetgeen verre af is, en zeer diep, wie zal dat vinden?
25Ik keerde mij om, en mijn hart, om te weten, en om na te speuren, en te zoeken wijsheid en een sluitrede; en Pred. 1:17. 2:12.om te weten de goddeloosheid der zotheid, en de dwaasheid der onzinnigheden.
26En ik vond Spr. 5:3. 6:24 enz. 7:6 enz.een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen, en haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de Spr. 6:26. 7:23. 22:14.zondaar zal van haar gevangen worden.
27Ziet, dit heb ik gevonden, zegt de prediker, het ene bij het andere, om de sluitrede te vinden;
28Dewelke mijn ziel nog zoekt, maar ik heb haar niet gevonden: één man uit duizend heb ik gevonden; maar een vrouw onder die allen heb ik niet gevonden.
29Alleenlijk ziet, dit heb ik gevonden, dat God den mens recht gemaakt heeft, maar zij hebben veel vonden gezocht.